Terence Harold Robsjohn-Gibbings

Bij ons is hij amper bekend, maar in Engeland en de States is hij een beroemdheid. Terence Harold Robsjohn-Gibbings ontwierp onder meer ‘archeologische meubelen’ voor wie goed in de slappe was zat.

Door Piet Swimberghe

Voor meer informatie :

www.ericphilippe.com, www.saridis.gr,

www.phillipsdepury.com, www.christies.com,www.sothebys.com

Wie even op het net rondneust en in de vakliteratuur grasduint, ontdekt Robsjohn-Gibbings snel. Het is trouwens een naam om nooit te vergeten, want vlot uit te spreken is hij niet. Hij staat bijvoorbeeld in het Taschen-bijbeltje 1000 chairs, maar niet met een echt belangrijk meubel. Ik heb hem leren kennen via wijlen Jean Demeulder, die er als decorateur een bijzonder verfijnde smaak op na hield. Demeulder was ook gek van etnische kunst en archeologica. Bovendien trok hij al lang geleden naar de States waar Robsjohn-Gibbings tot in de jaren zestig en zeventig beroemd was. Robsjohn voelde zich eveneens aangetrokken tot etnische en archeologische meubelen. De link tussen beiden lag dus voor de hand. Jean bezat zelf een kleine collectie meubelen van Robsjohn en gebruikte die vooral om een meditatieve ruimte mee op te luisteren.

Gibbings is om verschillende redenen boeiend, vooreerst om het aparte pad dat hij bewandelde. Hij werd in 1905 geboren in Londen en studeerde in Liverpool en Londen architectuur. Althans, dat beweerde hij zelf, want zelfs na grondig speuren vond een biograaf er geen spoor van terug. Boze tongen beweren dat hij gewoon zichzelf heeft uitgevonden. Aanvankelijk richtte hij interieurs in van pakketboten. Op vijfentwintigjarige leeftijd trok hij naar New York om er te werken met Charles Duveen, de broer van Lord Duveen, zowat de belangrijkste kunsthandelaar van het interbellum, die oude meesters sleet aan de rijksten der aarde. Charles mocht dan op zijn beurt hun woningen volstouwen met antiek. Zo weet je meteen in welk een luxueus milieu Gibby, zoals hij door zijn vrienden werd genoemd, flaneerde. Echt boeiend vond hij die job toch niet.

In 1933 keerde hij terug naar Londen om voor een andere decorateur te werken. Op een van zijn vele bezoeken aan het British Museum deed hij een ontdekking die zijn leven veranderde. Op de basis van een bronzen kandelaar ontdekte hij de afbeelding van een kleine stoel uit het Oude Griekenland, een zogenaamde klismos. “De mooiste, meest verfijnde en nobele stoel die ik ooit heb gezien”, noteerde hij in zijn dagboek. Vanaf toen speurde hij in musea naar Griekse meubelen, die vrij talrijk worden afgebeeld op reliëfs en ceramiek. Zo ging er een wereld voor hem open. In 1936 trok hij terug naar New York met het plan er hedendaagse meubelen te maken, gebaseerd op Griekse voorbeelden. Op Madison Avenue opende hij een grote showroom met bronzen deuren en een mozaïek op de vloer, gekopieerd van een Griekse villa. Daarin plaatste hij zijn meubilair. Een schot in de roos. Hij oogstte meteen succes bij de beau monde en kreeg zelfs opdrachten van Elizabeth Arden.

De Egyptische mode

Via deze showroom haalde hij ook zijn belangrijkste job binnen, namelijk de inrichting van de Casa Encantada in Bel Air, Californië. Die villa werd tussen 1934 en 1938 gebouwd voor Hilde Weber, de weduwe van een puissant rijke industrieel. Het huis werd in 1952 gekocht door Conrad Hilton. De inboedel werd echter in 1980 en 1981 onder de hamer gebracht door Sotheby’s in New York, waardoor de meubelstukken over de hele wereld verspreid raakten. De Casa Encantada was van buiten neoklassiek opgevat.

Voor het interieur inspireerde Gibbings zich niet alleen op de Grieks-Romeinse stijl, maar ook op de Egyptische. Helemaal niet verwonderlijk. Vooreerst zijn de Griekse meubelen sterk verwant aan de Egyptische. Bovendien was de Egyptische kunst zeer populair in het interbellum, na de ontdekking van het graf van Toetankamon in 1922. Hoewel vrij sober ontwaarde je in dit decor overal palmetten, sfinxen, dolfijnen, leeuwenpoten en zuilen. Zijn stijl getuigde van de typische ‘opulente eenvoud’ van de late art deco. Hierdoor is hij stijlkundig het best te vergelijken met een Franse dandy en decorateur die trouwens goed op hem leek, Jean-Michel Frank. Hun elegante stijl is aan elkaar verwant én ze herwerkten de klassieke canon.

Gibbings ging wel veel verder dan Frank, hij bootste de Griekse voorbeelden vrij getrouw na. Zijn klismos, bankjes en dagbedden zijn ‘archeologisch’ opgevat. Soms is de zitting zelfs voorzien van leren bandjes, zoals in Socrates’ tijd. Maar saaie replica’s heeft hij ook weer niet gemaakt. Sommige van zijn ontwerpen en interieurs waren, helemaal in de geest van JeanCocteau, gekruid met een vleugje surrealisme. Gibbings’ oeuvre is ook verwant aan dit van Piero Fornasetti en Gio Ponti, die ook oude modellen op originele wijze recycleerden.

De wilde salontafel

Gibbings verwierf grote faam in de oorlogsjaren. In 1944 publiceerde hij een eerste boek met de veelzeggende titel Goodbye Mr. Chippendale. Op een satirische wijze gaat hij daarin tekeer tegen het hergebruik van oude stijlen. Althans indien dat op een klakkeloze en weinig stijlvolle wijze gebeurt. Hij keerde zich ook tegen de grote Amerikaanse meubelfabrikanten die zoveel kitscherige troep de wereld durfden in te sturen. Dat virulente geschrift kreeg meteen een grote weerklank en werd een referentie voor de goede smaak.

Het boek leverde hem zelfs een uitzonderlijke opdracht op. Widdicomb Furniture Company, een van de geviseerde meubelfabrikanten, vroeg om dan maar eens iets beter te ontwerpen. Dat leidde tot een intense samenwerking. In twaalf jaar tijd leverde hij Widdicomb tweehonderd ontwerpen in een aan het modernisme verwante stijl. De meubelen hadden een grote invloed op de gehele interieurdecoratie van de States.

Uit die tijd stamt bijvoorbeeld zijn ‘wilde’ salontafel die eruitziet als een zwevende wolk, een ontwerp dat hem meteen bij de grote ontwerpers van de jaren veertig plaatste.

Ondertussen worden de Gibbingsmeubelen van Widdicomb zeer gezocht. Ze worden tegen hoge bedragen geveild door Sotheby’s, Christie’s en Phillips dePury. Widdicomb werd enkele jaren geleden opgekocht door een andere gigant, Stickley, maar is vooralsnog niet van plan om opnieuw meubelen van Gibbings te produceren. De firma bezit wel de rechten op de ontwerpen. Rekening houdend met de toenemende belangstelling bestaat er natuurlijk wel een kans dat het bedrijf vroeg of laat aan heruitgaven denkt, aldus Mike Daniel, de archivaris van Stickley.

Athene

In 1945 werkte Robsjohn-Gibbings mee aan de tentoonstelling Good Design in het Museumof Modern Art in New York. Nadien publiceerde hij nog enkele satirische boekjes over kunst en interieur, Mona Lisa’s Mustache : a dissection of modern art en Homes of the brave. In 1962 won hij samen met Edward Wormley de gerenommeerde Elsie de Wolfeprijs voor interieurarchitectuur.

Robsjohn-Gibbings’ belangstelling voor de cultuur van het Oude Griekenland lokte hem uiteindelijk naar de Egeïsche Zee. In 1960 verhuisde de dandy naar Athene waar hij ging samenwerken met de firma Saridis voor een prachtige reeks Griekse meubelen. Hij raakte er eerst bevriend met Eleftherios Saridis, met wie hij deze collectie samenstelde. Het familiebedrijf Saridis heeft de modellen van Gibbings nog steeds in productie. Het is zelfs de enige producent. De aanmaak gebeurt op kleinschalige en artisanale wijze, waardoor de prijzen vrij duur zijn. We merken trouwens op dat de meubelen van Saridis ook al worden verzameld door de bewonderaars van Gibbings.

In Griekenland ging het Terence Harold Robsjohn-Gibbings voor de wind, zijn meubelen kwamen terecht bij de happy few en hij ontwierp interieurs voor de familie Niarchos, Onassis en andere tycoons. In 1976 is hij gestorven in zijn appartement tegenover het Parthenon.

Snelle revival

Amper enkele jaren na zijn dood werden zijn meubelen herontdekt. In de States gebeurde dit door de New Yorkse decorateur Michael Formica. In Europa woont de grootste bewonderaar van Gibbings in Parijs. Daar organiseerde de antiquair Eric Philippe in 2000 een grote overzichtstentoonstelling. Philippe koestert een bijzondere belangstelling voor designers uit de jaren veertig en vijftig. Hij gaat vooral op zoek naar hier minder bekende namen in de States en Scandinavië. Wie dat eveneens boeit, raden we aan zijn galerie (Véro-Dodat 25, 75001 Parijs) regelmatig te bezoeken.

De belangstelling voor Gibbings werd voor het eerst gewekt door de verkoop van de meubelen uit de Casa Encantada. Sindsdien zijn de prijzen vertienvoudigd, aldus Tara DeWitt van het veilinghuis Phillips dePury uit New York. Zowel in de States als in Europa staat het in bepaalde milieus chic meubelen van Gibbings te bezitten. Zo zitten er van zijn beste stukken in de collecties van Karl Lagerfeld, Tom Ford en interieurdesigner Jacques Grange. Jenny Sandberg van Christie’s New York wijst er wel op dat niet alle stukken even duur zijn. Sommige werden immers door Widdicomb op zeer grote schaal geproduceerd en zijn voor enkele honderden euro’s te koop in tal van antiekzaken in de States. Vooral de stoelen en de kasten zijn zeer gezocht. Voor een klismos van Widdicomb of Saridis hoest je al snel een paar duizend euro op.

+

Robsjohn-Gibbings in 6 stappen

1930.

Op vijfentwintigjarige leeftijd trekt Robsjohn-Gibbings naar New York om voor antiquair-decorateur Charles Duveen historiserende interieurs te stofferen. Het werk is hij snel beu, maar de ervaring blijft cruciaal : hij ontmoet er immers de rijksten der aarde en hij leert hoe je dat publiek commercieel aanpakt. Zij zullen zijn belangrijkste opdrachtgevers worden.

1933.

Terug in Londen ontdekt hij in het British Museum op een bas-reliëf een stoel uit de Griekse Oudheid. Dit beeld verandert zijn leven en inspireert hem : vertrekkend van archeologische voorbeelden ontwikkelt hij een eigen meubellijn.

1936.

Op Madison Avenue opent Robsjohn-Gibbings een grote showroom, die meteen een enorme bijval oogst. De New Yorkse jetset stroomt toe.

1938.

Hij realiseert zijn eerste grote opdracht en tekent het interieur voor de Casa Encantada in Bel Air. In de theatrale inrichting verwerkt hij zowel Grieks-Romeinse als Egyptische elementen. Jammer genoeg is er van het interieur niets bewaard gebleven.

1944.

Gibbings schrijft enkele leuke satirische boeken waarin hij zowel Le Corbusier als de Amerikaanse antiekliefhebbers op de korrel neemt. Tegelijkertijd haalt hij de meubelindustrie over de hekel, omdat die neostijlen blijft produceren. Een grote schrijverscarrière is voor hem niet weggelegd, maar het levert hem wel interessante introducties en contacten op. Zo krijgt hij van een van de grootste fabrikanten, Widdicomb, de opdracht een nieuwe lijn te ontwerpen. Die zal een enorme invloed hebben op het Noord-Amerikaanse interieur van de jaren vijftig.

1960.

Gibbings arriveert ‘eindelijk’ in Griekenland en maakt er een droom waar. Hij gaat er wonen en raakt bevriend met Eleftherios Saridis. Samen bezoeken ze de grote Griekse archeologische sites en starten een merkwaardige meubelproductie. Het bedrijf Saridis bestaat nog altijd en produceert tot vandaag werk van Gibbings.

+

Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content