Waarom journalist Sofie Mulders geen biefstuk en boter meer eet

Wat is het lot van melkkoeien en hun kalfjes? © Getty
Redactie Knack Weekend

Eind 2019 werd journalist Sofie Mulders in een klap veganist. Waarom ze die beslissing nam, vertelt ze in haar boek ‘Waarom ik 40 jaar biefstuk en kaas at, en toen veganist werd’. Knack Weekend brengt in voorpublicatie enkele fragmenten uit het boek.

Met ‘Waarom ik 40 jaar biefstuk en kaas at, en toen veganist werd’ brengt journalist Sofie Mulders een boek uit over hoe het eraan toegaat in de veehouderij en wat haar dreef tot een plantaardige levensstijl. Vlees, vis en zuivel eten is voor de meeste mensen normaal. Ook Sofie Mulders stond eerst sceptisch tegenover een plantaardige levensstijl, maar besloot eind 2019 om het roer om te gooien.

In het eerste deel van haar boek neemt Sofie Mulders haar lezer mee naar veehouderijen en slachthuizen. Wat voor leven hebben landbouwdieren voor ze op ons bord terechtkomen als lapje vlees of sneetje kaas? In onderstaand fragment gaat ze dieper in op het lot van melkkoeien en wat dit betekent voor de kalfjes.

Ongeveer honderdtwintig melkkoeien heeft boer André. Op het moment dat ik er ben, lopen de meeste van hen in de wei. Zo’n veertig dieren bevinden zich in de stal en waggelen met hun dikke uiers om de beurt naar de melkrobot. Zoals op de meeste melkveebedrijven gebeurt het melken hier allang niet meer met de hand. De koeien worden getraind om zelf de weg te vinden naar de toestellen als ze de drang voelen om gemolken te worden. Zodra ze op de juiste plek tussen de hekken staan, zoeken vier automatisch gestuurde spenen de tepels van de uier. De spenen zuigen zich vast, en het melken kan beginnen. Wanneer de koe na afloop uit de machinekamer stapt, krijgt ze een snoepje en mag ze naar de wei. In een computerprogramma wordt van elke koe geregistreerd hoeveel melk ze geeft.

‘Als een koe niet meer productief is, of problemen heeft met de uier of de klauwen, wordt ze afgevoerd’, zegt André. Hij zegt het gelaten. ‘De meeste koeien zijn vijf jaar als ze naar het slachthuis gaan.’ Vanaf de leeftijd van veertien à vijftien maanden wordt een koe geïnsemineerd, vertelt hij nog. ‘Een koe is negen maanden zwanger. Acht weken na de bevalling wordt ze opnieuw bevrucht.’ Elke koe in zijn bedrijf heeft een voornaam, zegt hij, maar ik hoor hem enkel de naam Marie uitspreken. Zij is pas bevallen van een kalf en staat vlak bij ons aan te schuiven voor de melkrobot. Marie krijgt van André al een snoepje nog voor ze is gemolken.

‘Wil je de kalveren nog zien?’ vraagt hij, en hij neemt me mee naar een aparte ruimte in de stal. Wanneer hij de deur opendoet, zie ik vijf kalfjes liggen, elk in een eigen hok. Ze zijn tussen de drie en zeven dagen oud, zegt de boer. Tussen elk hok is een ondoorzichtige plaat bevestigd. De kalfjes kunnen elkaar dus niet zien. Ze kunnen elkaar alleen maar horen. Ik steek mijn hand uit naar het kalfje in het tweede hok, en het begint er hevig op te zuigen en aan te likken. Maar uit mijn hand komt geen melk. Het kalfje springt tegen de tralies op en stoot daarbij zijn hoofd. Ik krijg buikpijn. De eenzaamheid van deze pasgeboren dieren is niet te harden. André laat me nog iets zien. Het is een witte plastic emmer waaraan een rubberen speen bevestigd is. Hij steekt de emmer even in de lucht. ‘Hier mogen de kalveren uit drinken’, zegt hij. ‘Omdat het op een uier lijkt?’ vraag ik. Hij knikt, en knipt het licht uit. We gaan naar buiten. De deur wordt weer gesloten.

Ik ben ietwat beschaamd om wat ik nu ga vertellen. Maar ik vertel het toch. Omdat ik niet de enige ben. Ik heb het nagevraagd bij vrienden en kennissen, en het merendeel van hen wist het evenmin. Hoe kon ik het ook weten? Mijn ouders hebben het me nooit uitgelegd. In boekjes à la Tiny op de boerderij kwam de waarheid ook niet aan bod. Logisch, die zou te gruwelijk zijn voor kinderboekjes. En later? Ik kan me niet herinneren met vrienden of collega’s ooit gesprekken te hebben gevoerd over de oorsprong van zuivel. En dus duurde het tot ik ergens in de veertig was voor het goed en wel tot me doordrong welk systeem er achter die producten zit. Melk, boter, slagroom, kaas: jarenlang werkte ik het allemaal naar binnen zonder dat ik besefte hoe ze tot stand komen. De zin die boeren graag en vaak gebruiken – ‘Een koe eet gras en zet dat automatisch om in melk’ – had blijkbaar ook in mijn hoofd een vaste plek gekregen. In werkelijkheid gaat het er heel wat minder pastoraal aan toe. Een koe geeft, net als mensen, pas melk als ze een kalf heeft gekregen. Die melk is, net als bij mensen, voor haar kind bestemd. Maar een kalf dat bij de moeder drinkt, betekent geen melk voor de boer en dus ook niet voor de consument. In bijna alle melkveehouderijen worden kalveren daarom vlak na hun geboorte weggenomen bij de moederkoe.

In de natuur wordt een kalf gespeend tussen de zes en elf maanden, in een melkveebedrijf zijn kalveren nog geen uur oud als ze worden opgesloten in een aparte ruimte. Ofwel zitten ze binnen in een zogenaamde eenlingbox, ofwel buiten in een hut, die meestal een iglo wordt genoemd. Minstens twee weken moeten de kalfjes hierin alleen verblijven, soms ook tot acht weken. De wettelijke minimumlengte van een eenlingbox bedraagt de lengte van het kalf plus 10 procent, de wettelijke minimumbreedte komt overeen met de schofthoogte van het kalf. In mensentaal: een kalf kan hierin amper bewegen. De eerste dagen van hun leven krijgen de kalveren afgetapte biestmelk van de moederkoe, daarna moeten ze kunstmelk uit een emmer drinken. Want de melk van de moederkoe moet aan de consument verkocht worden. Soms, als de kalfjes geluk hebben, bevat die emmer een rubberen speen, zodat ze toch enigszins de indruk hebben dat ze aan een echte uier aan het zuigen zijn.

Elke melkveeboer zegt hetzelfde: het scheiden van kalf en koe gebeurt het best zo snel mogelijk. Want anders wordt de band te hecht. Ik herinner me filmpjes op YouTube waarin ik boeren zag die onverhoeds en snel een kalf van enkele dagen oud in een kruiwagen of een 4×4 laden, terwijl de moederkoe er wanhopig loeiend achteraan holt.

Ik moet denken aan boerin Karine, bij wie ik ergens in het najaar van 2021 samen met een dertigtal andere mensen een rondleiding volgde op haar melkveebedrijf. Ook bij Karine worden de pasgeboren kalfjes direct weggenomen bij de moederkoe. Dat is het beste voor de jonge dieren, zei ze. ‘Ooit deed ik stage bij een boer en die wachtte enkele weken om het kalf bij de moeder weg te halen. Gruwelijk was dat. Het geloei van die koe en het geween van haar kalf gingen door merg en been. Zoiets vergeet je nooit meer. Daarom doen wij het hier direct. Ook omdat het andere voordelen heeft. Het kalf wordt minder snel ziek als het alleen in een hygiënische box zit. En we kunnen beter in de gaten houden of het niet te weinig of te veel drinkt.’

Ook studenten diergeneeskunde krijgen te horen dat het vroeg scheiden van kalf en koe een goede zaak is. Omdat de band anders te hecht wordt, en omdat er zo minder kans bestaat op ziekteoverdracht van koe op kalf. Maar uit een recent verschenen meta-analyse blijkt iets anders. Een latere scheiding kent belangrijke positieve langetermijneffecten die vaak vergeten worden in de discussie, zegt Frank Tuyttens. Hij is professor aan de Faculteit Diergeneeskunde van UGent, en doet ook onderzoek naar dierenwelzijn bij ILVO (Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek). ‘Bij een latere separatie zal een kalf beter groeien, minder diarree hebben, minder angstig zijn en normaler sociaal gedrag vertonen. Bovendien zal het aanpassingsvermogen van een kalf groter zijn: de veehouderij is een zeer onnatuurlijke situatie, en dan is het des te belangrijker dat een dier het vermogen kan ontwikkelen om daar zo goed mogelijk mee om te gaan. Ook dat laatste blijkt bij kalveren dus aangetast te worden door het op jonge leeftijd weg te nemen bij de moederkoe.’ Ook Rundveeloket, het kenniscentrum over runderen van het ILVO, stipt aan dat wat altijd wordt verkondigd in de sector, niet bevestigd wordt door de wetenschap: ‘Hoewel het scheiden van koe en kalf als maatregel is opgenomen in veel bestrijdingsprogramma’s van paratuberculose, blijkt hier weinig wetenschappelijke basis voor te bestaan.’ De conclusie die Rundveeloket trekt, is heel duidelijk: ‘De onderzoeksresultaten ondersteunen de aanbeveling om koe en kalf snel te scheiden niet.’ En toch blijft het gebeuren. Naar de reden daarvan is het niet ver zoeken. De emotionele ontwikkeling en fysieke gezondheid van kalveren doet niet ter zake in de melkveehouderij. Elke liter melk die een kalf drinkt, kan niet worden verkocht. Hier en daar klinken binnen de sector zelf ook waarschuwingen over het feit dat het publiek zich steeds meer vragen stelt bij het scheiden van koe en kalf. Er moet dus worden nagedacht over oplossingen om ze bij elkaar te houden en tegelijk toch die melk te kunnen blijven verkopen. Daarom wordt in sommige bedrijven gebruikgemaakt van een zogenaamde neusflap: een plastic schijf die door de neus van een kalf wordt geboord, zodat het wel contact kan hebben met de moederkoe maar niet kan drinken. In dezelfde sfeer zijn er ook experimenten waarbij een net rond de uier van de koe gebonden wordt. Alles om geen druppel melk te verspillen aan het dier waarvoor die melk bestemd is.

Hoewel de kalveren van vleesvee in theorie wel tot de leeftijd van vier à zes maanden worden gezoogd – omdat de melk van de moederkoe hier geen commercieel product is – bestaat ook in die tak van de rundveehouderij al de tendens om het kalf direct weg te nemen na de geboorte. Hier staat het argument van ziekteoverdracht voorop. Een claim die dus niet ondersteund wordt door wetenschappelijke bevindingen.

In het tweede deel beantwoordt de auteur de vragen die ze zich stelde (en die ze van haar omgeving kreeg) nadat ze had besloten om plantaardig te gaan leven. In het fragment dat wij hieronder publiceren, behandelt ze het thema gezondheid, want heel wat mensen vragen zich af of een plantaardige levensstijl wel gezond is.  

In maart 2022 lees ik een artikel in De Standaard dat me slechtgezind maakt. Het gaat over de vraag of veganisme al dan niet gezond is. Een gezond veganistisch menu opstellen is geen sinecure, zeggen enkele experts in het artikel. De juiste plantaardige voedingsmiddelen zodanig met elkaar combineren dat een maaltijd voldoende eiwitten, vitaminen en mineralen bevat, noemen ze een hele opgave. Ze hebben het over tellen en rekenen, en over hoe een veganist die de hele dag erwten eet of frieten die in plantaardig vet bereid zijn, niet aan de benodigde voedingsstoffen komt. ‘Welke veganist eet nu een hele dag alleen maar erwten of frieten’, mompel ik geërgerd, en ik zoek cijfers op over het eetpatroon van de gemiddelde vleesetende Belg.

Die cijfers zijn ontluisterend. Slechts 5 procent van de Belgen eet dagelijks genoeg groenten. Amper 10 procent eet genoeg fruit per dag. Belgen krijgen te veel suiker en te veel verzadigde vetten binnen, eten nauwelijks noten en peulvruchten en te weinig graanproducten. Volgens het European Regional Obesity Report van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in mei 2022 kampt 60 procent van de Belgische bevolking met zwaarlijvigheid of zelfs obesitas. Met andere woorden: meer dan de helft van de Belgen is veel te dik. ‘Alarmerend’, noemt Hans Kluge, directeur van WHO Europa, deze hallucinante resultaten, die overigens overeenkomen met het Europese gemiddelde. Zwaarlijvigheid geeft een verhoogde kans op hart- en vaatziekten, diabetes en kanker.

Ik zoek nog wat data op over de consumptie van vlees. De WHO classificeert rood vlees (van runderen, varkens, schapen en geiten) als mogelijk kankerverwekkend. Een hoge consumptie ervan zou ook samenhangen met een hoger risico op longkanker, beroerte en diabetes type 2, schrijft het Vlaams Instituut Gezond Leven op haar website. Hetzelfde geldt voor het eten van bewerkt vlees (zoals ham, salami, spek, worst of bereid gehakt). Het advies van het Instituut: eet per week maximaal 300 gram rood vlees en 30 gram bewerkt vlees.

Uit de laatste Belgische nationale voedselconsumptiepeiling van Sciensano (2014) blijkt dat de Belg gemiddeld 111 gram vlees per dág eet. Meer specifiek: 66 gram bewerkt vlees, 23 gram niet-bewerkt rood vlees en 22 gram gevogelte.

Ik knipper met mijn ogen, en kom terecht op de website van het Nederlandse Nationaal Fonds tegen Kanker. Tal van onderzoeken hebben sterke aanwijzingen gevonden dat een ruime consumptie van groente en fruit het risico op een aantal kankersoorten verkleint, stelt de organisatie, met name kanker in het hoofd-halsgebied, de slokdarm, darm en de maag. ‘Bovendien is er eenduidig bewijs voor een beschermend effect van groente (en in mindere mate fruit) op hart- en vaatziekten, diabetes en andere ziekten.’ Ik lees ook nog even de recentste voedingsaanbevelingen van de Belgische Hoge Gezondheidsraad: eet dagelijks minimaal 125 gram volle graanproducten, 250 gram fruit, 300 gram groenten en 15 tot 25 gram noten of zaden; eet minstens één keer per week peulvruchten, en beperkt de inname van zout. Dat zijn volgens de Hoge Gezondheidsraad de belangrijkste richtlijnen om gezond te blijven of te worden. Ik zei het al: ik ben dol op chips en koeken, en ben dus zeker geen heilige boon wat gezond eten betreft, maar deze richtlijnen haal ik meestal wel. Toch gaat het in artikels over plantaardig eten altijd over tekorten, tellen of gevaren, en amper over hoe gezond zo’n eetpatroon kan zijn. Dat begrijp ik niet.

Maar misschien zie ik het verkeerd en neem ik mijn eigen eetgewoonten – die nooit echt ongezond waren – onterecht als norm. Blijkbaar ga ik ervan uit dat de meeste veganisten tamelijk bewust omgaan met hun voeding, maar is dat niet noodzakelijk het geval. Harde cijfers kan hij er niet over geven, zegt Michaël Sels, hoofddiëtist van UZ Antwerpen, maar hij denkt dat er steeds meer veganisten zijn die de richtlijnen over groente en fruit niet halen, en zonder veel achtergrondkennis de hype volgen die plantaardig eten dezer dagen is. ‘Als je bepaalde producten weglaat uit je dieet, moet je over enige voedselgeletterdheid beschikken om toch alle nodige voedingsstoffen binnen te krijgen, of je nu glutenvrij, koolhydraatarm of veganistisch eet. Een veganist die ’s morgens een kom gewone cornflakes eet met plantaardige melk, ’s middags in de kantine een broodje met een veganistische spread kiest, en ’s avonds geen gevarieerde maaltijd eet, heeft geen gezond voedingspatroon.’ Veganistisch is geen synoniem van gezond, zegt Sels, en voor mij mag dit logisch klinken, dat is niet voor iedereen het geval.

Op verpakkingen van voedsel duikt het vegan label steeds meer op. Voor veganisten is dat comfortabel, zo hoeven ze niet meer de hele ingrediëntenlijst te checken om te weten of er geen dierlijke ingrediënten zijn gebruikt. Maar voedselproducenten gebruiken het label tegenwoordig om hun producten een gezond imago te geven en consumenten te lokken. zegt Sels. ‘Uit verschillende studies naar labels op verpakkingen blijkt dat veel mensen niet goed zijn in het interpreteren van die labels. Vroeger vond je geen chips of lolly’s waar het vegan label op gedrukt stond. Nu wel, en sommige mensen denken dan dat die producten ook gezond zijn. Maar hoogbewerkte producten, zoals vleesloze burgers, zijn dat niet noodzakelijk. Een Beyond Burger mag dan wel plantaardig zijn en smaakvol, de tientallen ingrediënten die nodig zijn om het qua textuur, kleur en smaak op vlees te doen lijken, maken hem niet voedzaam. Een stuk kabeljauw in de oven is nog altijd gezonder.’

De vraag is of het niet juister is om hoogbewerkte producten met elkaar te vergelijken. Een plantaardige burger met salami, dus, of met een hamburger uit een fastfoodrestaurant. In dat geval kies je nog altijd beter voor de plantaardige variant, zegt Sels. Salami bevat veel vet en het is rood vlees, en het piepkleine stukje vlees dat in een fastfoodburger zit, zorgt amper voor proteïnen. De vraag is ook wat we verwachten van een plantaardig alternatief voor een dierlijk product. Hoewel er ook gezonde vleesloze burgers bestaan (daarover lees je meer in andere hoofdstukken van het boek, nvdr.), gebruik ik vleesvervangers meestal om mijn gerechten smaak en beet te geven, niet om hun nutritionele waarde. Die haal ik uit andere ingrediënten.

‘Waarom ik 40 jaar biefstuk en kaas at, en toen veganist werd’

Sofie Mulders is journalist. Ze studeerde Germaanse Taal- en Letterkunde aan de KU Leuven, gaf tien jaar les op een middelbare school en maakte toen de overstap naar de journalistiek. Vandaag schrijft ze voor De Morgen en Knack.

Sofie Mulders – copyright: Katrijn Van Giel

Praktisch

Vanaf 3 november verkrijgbaar online en in de boekhandel.

‘Waarom ik 40 jaar biefstuk en kaas at, en toen veganist werd’ van Sofie Mulders wordt uitgegeven door Pelckmans. Richtprijs: 22.50 euro

Op zondag 6 november is Sofie Mulders te gast bij Boektopia. Van 15u tot 15.15u wordt ze geïnterviewt voor een podcast en van 15.30u tot 17u signeert ze in het Pelckmans-signeerhuis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content