WARD RAMAEKERS Ik steel de realiteit

Tom Vandyck
Tom Vandyck Tot 2014 correspondent in de VS voor Knack.be

De auteur van ?Johnny en Marina !? heeft zijn derde boek uit. In ?Kassa? portretteert Ward Ramaekers een vergeten categorie jongeren : de grijze muizen.

Tom Vandyck / Foto Lieve Blancquaert

Samen met Paul Mennes is Ward Ramaekers zowat de opvallendste vertegenwoordiger van de nieuwe Vlaamse schrijverij in het post-Herman-Brusselmans-tijdperk. Het zijn jonge wolven met een scherpe pen en hoge verkoopcijfers. Als het over Ward Ramaekers gaat, zijn etiketten als braniemaker en blaaskaak meestal niet van de lucht. Niet geheel onterecht, overigens. De steeds in onheilspellend zwart geklede jonge schrijver heeft een bijzonder vlotte babbel, maar zegt in zijn honger naar ronkende quotes dikwijls dingen die later als een boemerang terug in zijn gezicht waaien. Zijn derde boek Kassa verscheen zopas bij uitgeverij Van Halewyck. Een poproman in de letterlijke zin van het woord : hij speelt zich af in de platenindustrie.

Protagonist van Kassa is Jay, een Artist & Repertoire-verantwoordelijke bij het imaginaire platenlabel Polymer Records, die zijn werkuren vult met het uitvoeren van zo weinig mogelijk productieve arbeid en ondertussen, in de vorm van flashbacks, mijmert over zijn verloren Grote Liefde, het anorectische meisje An. Die laatste heeft hem laten vallen voor de naamloze schrijver van de bestseller De grijze muis, een boek dat de verdediging op zich neemt van een vergeten mensencategorie : brave, kleurloze jongeren die geloven in doeltreffendheid, duurzaamheid en gematigdheid. Jays tegenhanger bij Polymer Records, Jansen, is zo’n grijze muis. Jansen doet zijn werk naar behoren en ergert zich blauw aan het gedrag van zijn collega, die er alles aan doet om het bedrijf te saboteren. Naar het einde van het verhaal toe beraamt hij een onverwacht voortvarende zet om de verhoudingen recht te trekken.

Ramaekers citeert de woorden van acteur Ewan McGregor in het laatste nummer van The Face : ?Het is niet zo dat jongeren van de jaren negentig snel de schouders laten hangen, dat er minder ambitie is, zoals vaak gedacht wordt. Het ding is : mensen leggen voor zichzelf de lat hoger. Als ze vinden dat hun job of hun werkgever niet meer aan hun eisen voldoet, dan zeggen ze : fuck you, ik ga ergens anders heen. En dat doen ook mijn personages. Je bent geen quitter omdat je met iets stoms stopt. Doorbijten is niet volharden. Doorbijten is knopen doorhakken. Generation X vind ik dus een verschrikkelijke term, want die X houdt in dat je een kruis maakt over alle jongeren. En daar geloof ik niet in.?

Toch is Ramaekers zonder meer een mooie exponent van die generatie. Zevenentwintig jaar oud en al een tijd afgestudeerd, is hij nog steeds dagelijks te vinden in de studentencafés rond de Antwerpse Ossenmarkt. Het eeuwige kind. Typisch voor de X’ers, heet dat. Ze stellen de stap naar volwassenheid en verantwoordelijkheid eindeloos uit ; ze blijven ?spelen? tot een stuk in de twintig. Ramaekers bevestigt : ?Het jong-zijn duurt vandaag langer dan vroeger. Dat is een vaststelling en ik doe daar ook aan mee. Waarom ? De lat ligt hoger. Er moet zich al iets goeds aandienen voor je het goede dat je al hebt wil opgeven.?

Maar al weigert hij op te groeien, het lamlendige van Generation X is Ward Ramaekers, met zijn drie universitaire diploma’s en een verleden als journalist en reclamemaker, zo goed als vreemd. ?Toen ik internationale politiek ging studeren toegepaste economische wetenschappen en MBA had ik al op zak ben ik tot het inzicht gekomen dat ik helemaal geen manager wilde worden. Schrijven, dat wilde ik. Journalistiek en proza. Ik liep op dat moment al een tijd rond met het idee voor Johnny en Marina ! En in de loop van ’93 dacht ik : shit, ik máák dat boek gewoon.? Ramaekers’ debuut was meteen een commerciële voltreffer. En hoewel de schrijver volhield dat het boek gelezen moest worden als een tongue in cheek eerbewijs aan de verguisde VTM-, autostereo– en gabberhouse-jeugd, dreef het op basis van leedvermaak moeiteloos de bestsellerlijsten binnen. Johnny en Marina ! was literaire camp, veredelde pulp, maar wel goed voor plusminus 10.000 verkochte exemplaren.

?Waar haalde ik dat lef vandaan om te gaan schrijven ? Eigenlijk is het vooral uit ergernis gekomen. In die periode werkte ik ook als copywriter bij het reclamebureau GV/Company. Dat was : je dagen vullen met ledigheid. Een sexy synoniem voor tijdverspilling. Na de zoveelste brief voor Superconfex heb ik het daar dan ook voor gezien gehouden. Zo gaat dat wel vaker bij mij : als ik geen zin meer heb, dan hou ik er gewoon mee op.? Wards tweede was Crapuul !, een harde satire op het milieu van verwende studenten, die ma’s en pa’s geld verbrassen en er ondertussen studiegewijs weinig van terechtbrengen. Crapuul ! was losjes gebaseerd op de Antwerpse European University, waar dat soort gevallen naar verluidt meer regel dan uitzondering is. ?Het boek ging niet over de European University, dat is een misverstand. Wel heb ik qua karakters veel gepikt van de mensen die ik ken op die school. Representatieve mensen. Er zal daar heus wel iemand rondlopen die wel naar de lessen gaat en wel studeert. Maar om nu te zeggen : dat is een meerderheid ? Neen.? Hoe dan ook leverde het Ramaekers een fikse ruzie op. Hij liet zich uitdagen tot een debat met enkele European University-studenten in Jan Van Rompaeys talkshow Schermen en ging, slecht voorbereid, pijnlijk af. ?Het verhaal gaat dat ik me voor 300.000 frank door Xavier Nieberding, de baas van European University, had laten omkopen om mijn mond te houden. Onzin, natuurlijk.?

Een jaar na Crapuul ! is Ward Ramaekers dus terug met zijn derde boek. Net als zijn voorganger wordt Kassa geciteerd als een poproman. Maar wat is dat eigenlijk ?

?Een poproman is een roman die expliciet deel uitmaakt van de popcultuur, zonder daarom oppervlakkig te zijn. Pop en diepgang zijn voor mij geen tegengestelden. Natuurlijk speelt muziek een belangrijke rol. Kassa heeft een beetje de structuur van een dubbelalbum met singles ; hier heb je een slow, daar heb je een uptempo-nummer. Het is een kritisch boek, maar de kritiek zit tussen de lijnen. Je moet al iets weten van pop om het te snappen.? Wat eigen is aan pop, is de vergankelijkheid ervan. Platen worden gemaakt om hits te scoren. En wanneer de commerciële levensduur van een hit voorbij is, sterft het nummer een stille dood. Ramaekers verwerpt echter de bewering dat hij wegwerpliteratuur zou maken : ?Daar ben ik het natuurlijk niet mee eens. Ik weiger te geloven dat pop een wegwerpartikel is, al wordt het wel op die manier geëxploiteerd. Als dat zo zou zijn, dan leven we al sinds midden jaren vijftig, het begin van de rock-‘n-roll, in een wegwerptijdperk. En, nogmaals, dat weiger ik te geloven. De geschiedenis wordt pas achteraf geschreven. Lou Reed werd op het einde van de jaren zeventig alom uitgekotst, terwijl hij nu verafgood wordt. Door iédereen. Ik bedoel, luister naar dEUS, hállo. We kunnen dus wel voorspellingen zitten maken, en daar zullen er ongetwijfeld sommige van uitkomen en sommige niet, maar pas over een jaar of tien zullen we zien wat er overeind blijft.?

Van poproman naar popart is maar een kleine stap. Andy Warhol en zijn tijdgenoten haalden hun inspiratie uit films, stripverhalen en platenhoezen. Popmuziek in de jaren negentig maakt uitvoerig gebruik van sampling, een procédé dat toelaat om bestaande stukken muziek elektronisch te reproduceren en zodoende je eigen muziek op te bouwen uit flarden van andermans werk. Mogen we stellen dat Ward Ramaekers zich bedient van een soort literaire sampling ?

?Ik maak er geen geheim van dat ik dingen pik. Uit tijdschriften, uit tv-programma’s, maar ook uit het leven van de mensen rondom mij. Ik steel als het ware de realiteit. Als ik een verhaal zie, ben ik niet zo dom dat te laten liggen. Meestal kunnen de vrienden wier kleine kantjes ik gebruik lachen om hun eigen zwakheden. Ik haal die mensen vijf minuten op het podium en blijkbaar weten zij dat wel te smaken. Misschien is dat exhibitionisme van hun kant.? Ramaekers pikt echter niet alleen uit het dagelijkse leven. Ook uit zijn boekenkast haalt hij de nodige hints. Kassa leunt qua structuur dicht aan bij Ik ook van jou, het debuut van Ronald Giphart. Stilistisch zijn er duidelijk echo’s van Douglas Couplands vermaledijde, maar ondertussen klassieke Generation X. De auteur zelf is het met die referenties niet eens : ?Ik heb natuurlijk mijn eigen ideeën. Laten we zeggen : de taart bak ik zelf, ook de toplaag is van mij, maar de kers bovenop, die ga ik ergens jatten. Daar maak ik geen punt van. Ik vind : als je een idee hebt waar niet op hetzelfde moment iemand anders mee bezig is, dan is het geen goed idee. De titels die jij noemt ? Daar heb ik niet echt van gestolen. Het kán, hoor. Ik ken die boeken, dus ze zitten in mijn hoofd, op mijn harde schijf. Maar als er twee boeken zijn waaraan Kassa ten dele schatplichtig is, dan zijn dat Bright Lights, Big City van Jay McInerney en De man die werk vond van Herman Brusselmans. Ik ben wellicht een slaaf van de tijdgeest.?

Daarmee zijn we terug bij het uitgangspunt. Ramaekers : ?De jaren negentig worden gekenmerkt door een gevoel van : been there, done that. Neem de hele revival-beweging. Een paar jaar terug had je de disco-revival. Dit jaar was er het easy listening-gedoe. En nu vijf jaar na datum, stel je voor is er een soort van grunge-revival, met Bush, Silverchair, Everclear, enzovoort. Veel dingen zijn er al geweest, en de leuke dingen die er waren worden gerecycleerd. In het boek hekel ik dat heel fel. Ik laat een revival plaatsvinden van misschien wel het ergste dat er ooit aan muziek gebeurd is, zijnde de sound van Stock, Aitken & Waterman, de producers van Rick Astley, Kylie Minogue, Jason Donovan en noem maar op.? De geknipte muziek voor de grijze muizen uit Kassa ? ?Er gaapt een brede kloof tussen werkende en studerende jongeren?, poneert Ramaekers. ?Tussen Johnnies en techno-freaks, tussen grijze muizen en Bush-fans. Daarom dat ik de term Generation X zo verfoeilijk vind, gevaarlijk zelfs. Vijftig procent van de jongeren is niet zo, heeft een heel ander waardepatroon. Vijftig procent van de jongeren zijn grijze muizen, die misschien minder snel in het huwelijk treden dan vroeger, maar daarom niet minder geloven in vaste waarden. Die geen kapsel hebben, maar haar. Die verkiezen onopvallend door het leven te gaan.?

Ward Ramaekers, Kassa, Van Halewyck, 1996.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content