Sint-Petersburg revisited
De stad van tsaar Peter de Grote heeft iets van Venetië, iets van Amsterdam. Maar ze heeft vooral veel melancholie overgehouden aan het voorbije tijdperk.
Tessa Vermeiren Foto’s Global Pictures
Vijftien jaar is het geleden dat ik voor het eerst in Sint-Petersburg was, het heette toen nog Leningrad. Het was september en de druilregen maakte alles nog troostelozer. Het Hotel Leningrad, een mastodont uit de jaren zeventig die nu weer opgeknapt is met veel rood en blauw, had in die tijd alles weg van een groezelige gevangenis waar je een pasje nodig had om er in en uit te raken. De dezjoernaia op de etage hield alles met argusogen in de gaten en stak gretig de hand op bij het simpelste verzoek. Veel wodka was de enige remedie tegen Leningrad.
Nu is het najaar 1997 en de zon schijnt fel op het groen, blauw en geel van de Petersburgse paleizen. De met bladgoud belegde torenspits van de Sint-Petrus-en-Paulus-kathedraal op het vestingseiland blakert tegen de strakblauwe hemel, en er hangt een prikkelende geur van beginnende herfst in de lucht. Het majestueuze Paleizenplein voor de Hermitage lijkt van koper in het namiddaglicht. Bussen braken toeristen uit die bestormd worden door jongens op blote voeten en kleine meisjes in lompen met een baby op de rug gebonden. Zwerfkinderen, die zich verhuren als bedelaars en bij klaarlichte dag lijm snuiven. Dit maakt deel uit van het nieuwe Rusland. Ook rond de kerk van de Verrijzenis, pas gerestaureerd en weer geopend voor bezoekers, klitten haveloze bedelaars samen. De vuile, verzopen gezichten en smekende handen doen denken aan Tolstoj en Dostojevski. Die laatste kreeg trouwens onlangs eindelijk een standbeeld in de stad waar hij zijn laatste levensjaren sleet en die zo nauw verbonden is met zijn werk. Hij staat nu aan de Bolshaya Moskovskaya-straat.
Op de parking van het driesterrenhotel Deson-Ladoga, midden een van die troosteloze woonwijken waarop het vroegere oostblok een patent had, staan afgeleefde Lada’s half om half met glimmend nieuwe Volvo’s en Mercedessen. De zaken draaien op volle toeren in Petersburg. Alle kamers zijn quasi permanent bezet in het powercentrum Grand Hotel Europe. Het is een bouwwerk van Ludwig Fontana uit 1875, met een door de Zweed Lidval in art nouveau gedecoreerde bar, bibliotheek en restaurant-balzaal, die tot in de kleinste details gerestaureerd werden. Van hieruit krijg je een andere kijk op de brede boulevards en kanalen van het keizerlijke Petersburg, je kan je hier makkelijker de oude glorie van de stad van de tsaren verbeelden. De schamelheid en het verval van afbladderende muren en grauwe vensters verdwijnen immers maar beetje bij beetje uit het stadsbeeld. Er is letterlijk en figuurlijk een gevecht aan de gang rond het stadspatrimonium. Privé-firma’s proberen de paleizen in te pikken voor een appel en een ei om ze later tegen gigantische bedragen als bedrijfsruimtes te leasen. In augustus werd de vice-gouverneur op straat vermoord in commandostijl. Hij had gezworen dat de stad voortaanreële marktprijzen zou hanteren op de vastgoedmarkt.
Het centrum van Petersburg is gezelliger geworden dan vroeger, er zijn terrasjes op Nevsky Prospekt en langs de Neva, er zijn stemmige restaurants met een voortreffelijke keuken en er is nachtleven. Maar wie vermaak westerse stijl wil, moet daarvoor ook zwaar betalen. De dollars rollen snel in Petersburg.
Hoewel de vroegere Intourist-gidsen nu voor privé-reisagentschappen werken, zijn ze hun oude stijl toch niet helemaal kwijtgeraakt. Ondanks het feit dat ze tegenwoordig van bij de eerste rit van de luchthaven naar het hotel vertellen hoe Stalin zijn tegenstanders uit de weg ruimde. Programma is programma, een kwartier vroeger eten of vertrekken is nog steeds onmogelijk. De bussen mogen op hun rondrit nog altijd maar op een paar plaatsen in de stad halthouden, een spontane fotostop is er niet bij. Tijdens de rondrit wordt er gegeten in restaurants die er blijkbaar alleen zijn voor buitenlanders, en ’s avonds worden de toeristen ingescheept voor een ballet- of operavoorstelling waar geen gewone Rus toegang heeft. Twee voorstellingen per avond : technisch perfect maar o zo ouderwets. En voor souvenirs stopt men bij de oude Intourist-winkels, zoals die in de vroegere Engelse kerk, waar prachtig blauw Lomonosov-porselein tegen onwaarschijnlijk lage prijzen wordt uitverkocht. De dames dames waren vroeger erg nuttig in contacten met buitenlandse zakenlui, in Olga geeft de Frans-Russische schrijver Andrei Makine hiervan een goed beeld zijn nog steeds erudiet en spreken nog altijd even voortreffelijk Frans, Engels, Duits, Italiaans, Spaans… Alleen zijn hun verhalen nu gekruid met alles waarover ze al die jaren moesten zwijgen.
Sint-Petersburg overlaadt je nog steeds met het gevoel : er is te veel om in een paar dagen te verwerken. Voor de Hermitage alleen al zou je drie dagen moeten uittrekken. Het blijft moeilijk om als toerist het leven achter de groezelige façades te vatten. En het zal beslist nog vele jaren duren voor deze wonderlijke stad, bedacht door Peter de Grote, weer op zichzelf zal lijken.
De majestueuze metro is nog steeds een uitstekend middel om de uitgestrekte stad te verkennen. Daartussen liggen de pleintjes met oude mensen uit een tijd die voorbijging.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier