RONALD GIPHART Vroeger dacht ik dat schrijvers betere mensen waren
De populaire maar omstreden Nederlandse auteur Ronald Giphart treedt met zijn nieuwe roman ?Phileine zegt sorry? definitief binnen in de grote-mensenwereld. Een interview met de Nederlandse tegenhanger van Herman Brusselmans.
Tom Vandyck / Foto : Guy Kokken
Met Ik ook van jou sleepte hij in 1992 het Gouden Ezelsoor, de Nederlandse prijs voor het best verkochte debuut, in de wacht. Van zijn nieuwste boek, Phileine zegt sorry, waren er in minder dan een maand tijd al meer dan 15.000 exemplaren verkocht. Verklaring ? Gipharts boeken worden stukgelezen door de jongeren van vandaag die anders, naar verluidt, met geen stokken meer aan de literatuur te krijgen zijn. Het is niet moeilijk om in te zien hoe dat komt. De man schrijft nu eenmaal over dingen die jonge mensen direct aanbelangen : opgroeien, relaties en seks. ?Neuken en nog eens neuken?, zo typeerde criticus Tom van Deel het werk van Giphart in Trouw. En al wil de schrijver zelf zo langzamerhand af van zijn image van veredelde pornograaf, in grote lijnen gaat die bewering op. Een mooi voorbeeld : in zijn tweede roman Giph laat hij de gelijknamige hoofdfiguur eerst een relatie aangaan met de promiscue, zesendertigjarige uitgeefster Freanne en daarna tegelijkertijd, nota bene met haar zeventienjarige dochter Noelle. Bij wijze van apotheose komt het op het einde van het boek tot een incestueus, tot in de details beschreven triootje. Dat en andere verhalen hebben Ronald Giphart bij een groot deel van het publiek en de critici de reputatie van gefrustreerd jochie opgeleverd.
Maar er is meer. Giphart kan schrijven, zoveel staat vast. Zijn taal is vederlicht en als lezer zit je meer dan eens te schuddebuiken om zijn virtuoze spitsvondigheden. In Phileine zegt sorry drijft hij de groteske toestanden ten top. Phileines leven staat eindelijk goed op de rails. Ze heeft een job en een vaste vriend, ze is ?aangekomen bij de dag dat ze ontzettend blij was met zichzelf?. Tot haar partner, de acteur Max, op een blauwe maandag aankondigt dat hij voor een niet te missen theateropleiding anderhalf jaar naar New York vertrekt. Phileine, die in een zwart gat valt, realiseert zich dat haar leven niet is wat ze ervan gehoopt had. Ze werkt hard, maar weet niet meer waarom ze dat precies doet, haar vriendinnen zijn haar vriendinnen niet meer en ze mist Max. Onverwacht besluit ze naar New York te vertrekken. Daar voltrekt zich een onwaarschijnlijke reeks gebeurtenissen die van Phileine kortstondig een ster maken in The Big Apple. Max’ rol in een avant-gardistische interpretatie van Shakespeare’s Romeo & Juliette blijkt vooral een excuus om in naam van de kunst op het podium onwelvoeglijke dingen te doen met een tegenspeelster waar hij ook naast de bühne meer dan politiek correcte gevoelens voor tentoonspreidt. Phileine laat het zich één keer met grote tegenzin welgevallen dat de twee elkaar tijdens de voorstelling, voor de ogen van het verbijsterde publiek masturberen, maar wanneer het bij de tweede opvoering, waar ze onaangekondigd opduikt, tot geslachtsgemeenschap dreigt te komen, grijpt ze in. De volgende dag is Phileines bestorming van het podium voorpaginanieuws in de New Yorkse kranten. Van de weersomstuit wordt ze uitgenodigd in David Lettermans gerenommeerde Late Show. Ook daar zorgt ze met haar grote mond voor sensatie door het programma letterlijk van Letterman over te nemen en het Amerikaanse studiopubliek zeer Giphartiaans uit te horen over hun ervaringen met pornografie. Na die uitspatting komt het toch nog tot een verzoeningspoging tussen Max en Phileine, die uiteindelijk strandt op Phileines eigen hoogmoed. Ze komt tot inkeer en stelt nog één opzienbarende daad, die we hier echter niet prijs zullen geven.
Zo flamboyant als Giphart is op papier, zo gewoontjes is hij in persoon. Stel je een gemiddelde middenklasse Nederlander voor en je zal er niet ver naast zitten. We ontmoeten hem in zijn rijtjeshuis in de Utrechtse randgemeente Zuilen. ?Als ik vroeger met mijn ouders naar Antwerpen ging,? vertelt hij, ?waren we er steeds verbaasd over dat de mensen zo goed gekleed waren. Nederlanders zijn daartegenover een lompenvolk. Je kleren hoeven er hier niet goed uit te zien. Als je bankstel maar mooi is. Dat is pas belangrijk.? Gipharts bankstel, vermoedelijk uit een bouwdoos van Ikea, maakt alleszins geen verpletterende indruk. Het interieur ademt nog steeds een studentikoze sfeer uit. Meer dan gepast voor de belangrijkste chroniqueur van het Nederlandse studentenleven.
Dat leven gebruikt hij vaak als metafoor voor de vluchtigheid van het bestaan. ?Het besef dat niets blijft zoals het is, dat is een tragisch verhaal?, doceert hij. ?Het begint op school. Je bent negentien, je hebt een groep vrienden en je weet zeker : dit is zo hecht, dit is zo goed, dit gaat nooit meer voorbij. Onze vriendschap is voor eeuwig. En drie jaar later zie je nog hooguit twee of drie mensen. Je maakt een balans op en het is allemaal anders geworden. Alle groepjes waar je op een bepaald moment bijhoort, vallen vroeg of laat weer uit elkaar. Studenten leren die vergankelijkheid kennen. Als je negentien bent, denk je echt dat je onsterfelijk bent. En op een bepaalde manier ben je dat ook ; je bent in bloei, het leven ligt nog helemaal voor je. Maar het is vervelend dat die bloeiperiode helemaal in het begin zit. Dat is toch verschrikkelijk ? Het begint met een enorme piek en daarna gaat het alleen maar bergaf. Dat verhaal laat zich aan de hand van studenten heel mooi vertellen.?
Met Phileine zegt sorry verlaat Giphart voor de eerste keer dat vertrouwde studentenwereldje : ?Op mijn leeftijd ik ben nu dertig zou het een beetje pathetisch zijn om nog steeds alleen maar over studentenkotten te schrijven. Ik wilde weg van dat Utrechtse universitaire milieu. En dan kom je in Amsterdam, maar dat vind ik echt een verschrikkelijke stad. Dan blijft er dus maar één plaats over en dat is New York. Ik dacht : laat ik eens een boek schrijven over New York, zonder dat die stad daar nu echt een rol in speelt. Dit verhaal had ik net zo goed ergens anders kunnen situeren. Het is niet zo’n boek van : ‘Ik liep over Fifth Avenue, en toen…’. Het enige dat Phileine over New York zegt is dat er veel hoge gebouwen en kleine gele autootjes te zien zijn. Jammer genoeg ben ik er zelf een paar keer geweest, want het zou interessant zijn als ik kon zeggen dat ik over New York geschreven had zonder er ooit een voet aan wal gezet te hebben.?
?Hoe ben ik op het idee gekomen om Phileine bij Letterman terecht te laten komen ? Tot voor kort was The Late Show hier dagelijks op tv en die man heeft zo’n krachtige eloquentie dat het me leuk leek om Phileine, die verbaal ook nogal begaafd is, strijd met hem te laten leveren. De werkelijkheid op die manier naar mijn hand zetten, dat leek me wel geinig. Het is een maniertje om zelf bij Letterman te zitten. Achter mijn schrijftafel probeerde ik me echt voor te stellen hoe hij zich zou gedragen. Dan zat ik hem helemaal te imiteren : potloden naar de camera gooien, dat soort dingen. Net zoals hij dat doet. Via Letterman kon ik ook commentaar leveren op de Amerikaanse seksuele moraal. De Amerikaanse cultuur is wat dat betreft heel anders dan de onze. Een vriend van me, die in New York zat zou een date, een afspraakje, voor me regelen, toen ik hem daar ging bezoeken. ‘Nou, ‘ zegt ie, ‘als je alleen aan uitgaan denkt, wil dat meisje wel. ‘ Máár, ze moest eerst weten of ik in Nederland geen vriendin had. En ze moest een foto van me zien, anders kwam er geen date. Maakte ik ook nog de vergissing om in dat café even met een ander meisje te praten. Nou, dat kon dus niet in het cosmopolitische New York.?
Phileine is een jonge vrouw die luidkeels te kennen geeft wat ze wil en vooral wat ze niet wil, een bitch, zegt ze zelf. Dat is een constante in Gipharts werk. Er mag dan wel heftig gecopuleerd worden, meestal zijn het de meisjes die aan de touwtjes trekken. ?Vrouwen in de literatuur zijn nog steeds vrij vaak lieve, weekhartige diertjes. Ik probeer een nieuw verhaal te vertellen, iets te schrijven dat nog niet geschreven is. Het heeft er veel mee te maken dat mijn moeder een feministe was. (Ze zetelde in het parlement voor de PVDA, nvdr.) Ik ben dus opgegroeid tussen sterke vrouwen. Mijn ideale vrouw is een meisje met een grote bek, dat heel knap is, erg veel weet en ook nog eens heel grappig is. Een Tank-Girl-achtig meisje, zeg maar, al hoef je het niet per se in de underground te gaan zoeken. In het corps, de Nederlandse studentenverenigingen, zie je dikwijls van die op het eerste gezicht erg beschaafde, piekfijn geklede prima ballerina’s, die toch allemaal schreeuwen en zuipen en neuken dat het horen en zien je erbij vergaat. Nou, ik vind dat fascinerende meisjes.?
Phileine zegt sorry brengt ook het vervolg van Gipharts gevecht met het Amsterdamse culturele establishment. Als je zijn achtergrond kent, vergt het weinig verbeelding om te begrijpen dat hij met zijn hilarische kritiek op Max’ arty toneelklas niet noodzakelijk New Yorkse toestanden bedoelt : ?Ja, de onzin in de Amsterdamse toneelwereld laat zich heel makkelijk belachelijk maken. Voor een plaatselijke krant moest ik een tijdje cultuuruitingen bespreken : dansfestivals, tentoonstellingen… Daar heb je zoveel ontzettend beschéten types. In België lopen er zo trouwens ook een paar rond, met van die rare brilletjes en zo. In de literatuur was het tot voor kort zo dat je uit Amsterdam moest komen om serieus genomen te worden. Daar wonen op één vierkante kilometer dertig schrijvers bij elkaar en daar omheen nog eens tachtig andere, die elkaar steeds op café tegenkomen en van alles bekokstoven. Vreselijk, gewoon.?
Maar al schopt hij nog zo wild om zich heen, Giphart zit muurvast in het schrijverswereldje ingebakken. Je moet op zijn minst flink belezen zijn om al zijn gul rondgestrooide intertextuele referenties te snappen. En als het op polemiseren aankomt, zit hij meer dan eens op de eerste rij. Zijn bloederige scheldpartijen met criticus/dichter Tom van Deel spreken wat dat betreft boekdelen. Met Phileine zegt sorry stapt hij definitief de grote-mensenwereld binnen, maar zijn airtje van bevlogen, ietwat pedante literatuurstudent is hij nog niet helemaal kwijt.
?Vroeger dacht ik dat schrijvers betere mensen waren, dat het hen alleen maar te doen was om goeie boeken, goeie literatuur. Maar dan kom je erachter dat het literaire wereldje net zo kinderachtig is als alle andere wereldjes. Dat schrijvers net zoveel roddelen en net zo kleinzielig zijn als andere mensen. Dat ze net zo goed hard kunnen terugslaan als ze op hun pik getrapt zijn. Waarom was ik zo naief om dat te geloven ? Dat gebeurt gewoon. Net zoals er mensen zijn die denken dat pastors niet naar de hoeren gaan en dat christenen beter zijn dan mensen die niet in God geloven, zo dacht ik dat schrijvers beter waren. Maar ja, dan blijkt dat pastors zich net zo goed aan het vlees overgeven, dat politici net zo goed omkoopbaar zijn en dat christenen misschien nog wel groter uitschot zijn dan mensen die niet geloven. Het kost je een paar jaar van je leven voor je daar achter komt.?
Ronald Giphart, Phileine zegt sorry, Balans/Van Halewyck, 1996.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier