OLIVIER THEYSKENS De Sade junior

Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Dit is de ontwerper die nog geen enkel stuk verkocht maar wel Madonna kleedde. Die met de donkere visie maar wiens toekomst schittert. Olivier Theyskens houdt van contrasten. “’t Zal wel met Brussel te maken hebben.”

Het gaat snel voor Olivier Theyskens (21). In het midden van zijn derde jaar stopt hij zijn studies aan La Cambre, maar hij maakt toch zijn collectie af: Victoriaanse meisjes die zich klaarmaken voor het feest. Hij neemt deel aan de Barclay Catwalk, een opgemerkte passage die hem de belangstelling van een bekende Parijse persattachee, Kuki de Salvertes, oplevert. Het is in haar showroom dat Arianne Phillips, de styliste van Madonna, de collectie ontdekt. De duistere neoromantische sfeer past perfect bij de nieuwe richting die de popster uitwil. Wanneer ze later ook nog op de cover van het tijdschrift Spin poseert in een van Theyskens’ silhouetten en ze op de Oscaruitreiking verschijnt in een jas van hem, is zijn reputatie gevestigd. Who’s that boy?

Bij zijn eerste defilé in Parijs zitten de modemensen op het puntje van hun houten bank. Het is duidelijk dat we iets meemaken. In een leegstaand huis met neon aan het plafond en genoeg grandeur om te impressioneren, defileren zombie-achtige meisjes met halfopgemaakte gezichten. Ze dragen een plastic overall waarop de bloedbanen zijn geborduurd, een 18de-eeuws korset of een baljurk van handdoeken. Op de soundtrack klinkt gegil. Het is alsof we een nachtmerrie beleven. Night of the living dead, haute-coutureversie. Het defilé laat me verontrust en zwaar onder de indruk achter. “Wat ik in gedachten had, was het verhaal van een jong meisje, een beetje pervers, helemaal alleen in een kasteel. Ze houdt ervan zich op te kleden met alles wat ze vindt: de handdoeken, de kleren van het personeel, de garderobe van de volwassenen en haar eigen kinderkleren waar ze eigenlijk is uitgegroeid.”

Waar komt die voorliefde voor het duistere en het macabere vandaan, willen we weten. De jongeman die voor ons zit, is verrassend realistisch en bescheiden, en weigert zichzelf en zijn collecties te analyseren.

Olivier Theyskens: Duister? Soms zit ik hier wel eens in het donker met de rolluiken naar beneden, maar dat is om rustig te kunnen nadenken. Ik denk dat elk mens honderdduizend verschillende elementen in zich heeft. Als je creatief bezig bent, maak je op een bepaald moment heel intuïtief een keuze uit die veelheid. Ik realiseer me pas achteraf dat er een samenhang in mijn beeldvorming zit, en ik begin me nu af te vragen wat het allemaal betekent. Ik vertrek zeker niet van het uitgangspunt “laat ik maar eens een macabere en duistere collectie maken”.

Maar je visie is wel macaber en duister.

Absoluut. Ik hou van alles wat donker en gevaarlijk is.

De Sade is een veelgeciteerde invloed.

Zijn boeken zaten in de bibliotheek van mijn ouders. Ik zal niet beweren dat ik een kenner ben, ik heb zelfs niet alles gelezen, maar ik hou van het universum dat hij oproept: sensueel, libertijns en duister. Zonder er te zwaar aan te tillen, maar het is een scherpe en intelligente visie.

De Sade: dertig pagina’s intelligente visie afgewisseld met dertig pagina’s kak pis poep tet.

Voilà. Kwestie van op de juiste pagina’s te vallen.

Gotisch is een ander woord dat gebruikt wordt om je universum te omschrijven.

Ik ben niet zo dol op die term omdat hij me aan vleermuizen, spinnenwebben en kastelen doet denken, het lijkt me zo’n compleet artificiële wereld. Ik wil zeker niet in dat hokje opgesloten worden, al kan ik begrijpen waarom mensen me in die richting plaatsen. Ik gebruik in mijn collecties wel vaker elementen als neoromantiek en destroy-chic.

Heb je het gevoel dat je deel uitmaakt van de gotische richting, de familie McQueen?

Nee. Zulke vergelijkingen laat ik aan anderen over.

Andere naam: David Lynch.

Ik ben weg van zijn films. Die wereld past me wel: gewoon aan de buitenkant en uiterst ongewoon als je de bovenlaag afkrabt.

Men noemt je werk ook vaak surrealistisch.

Dat heeft me volledig verrast. Ik had er bewust enkele surrealistische elementen in gestopt, maar ik had nooit gedacht dat die term overal als eerste zou opduiken. Ach ja, die combinatie van dramatiek en humor, dat zal wel surrealistisch zijn. Typisch Belgisch noemen ze het soms ook, maar ik denk veeleer dat het Brussels is. Ik ken geen stad met grotere contrasten: de Louizalaan en de Marollen, heel burgerlijk en volks, erg strikt en losgelaten. Ik leef tussen die tegenstellingen en ze kunnen niet anders dan doordringen in mijn werk. Het is allemaal een spel.

Maar het wordt wel ernstig genomen.

Ik merk in elk geval dat mensen van me verwachten dat ik compleet in overeenstemming met mijn collecties leef, dat ik mijn thema’s beleef. Ik ben misschien wel op een “trip”, maar ik wil ‘m niet per se de hele dag uitrijden. Ik wil niet constant de sfeer van mijn werk rondom me zien. Ik documenteer me zelfs eigenlijk helemaal niet. Je ziet hier geen prikborden vol foto’s, geen boeken of video’s. Ik werk erg intuïtief. Ik creëer geen sfeer waarin ik me dan een volledig seizoen onderdompel. Ik werk, ik laat de ideeën vloeien en maak nadien een selectie.

Waar komt die duistere instelling dan vandaan?

Geen idee, ik doe niet aan psychoanalyse.

Psychoanalysten zouden anders wel weg met je weten. Je wordt ook een fetisjist genoemd.

Enig fetisjisme is aan mijn werk niet vreemd. Maar niet in de enge, louter seksuele betekenis. Ik naaide lokken haar in de naden van mijn korsetten, psychoanalysten zien dat waarschijnlijk als zwaar fetisjistisch, maar voor mij is het een grappig detail, een discrete manier om sporen na te laten. Vanuit dezelfde optiek heb ik een korset gemaakt uit een patchwork van stukjes kant, van verschillende tijdperken. Het is dat idee dat me aantrekt: dat een kledingstuk meer is dan een stuk textiel, maar een bibliotheek van ervaringen en tijden. Als ik een fetisjist ben, is het omdat ik associaties wil oproepen, verbanden wil leggen. Ik hou van oude stoffen die al een leven achter de rug hebben, van lakens waarop je de sporen nog ziet van de mens die erin geslapen heeft.

Je gebruikt veel ongewone materialen in je collecties: handdoeken, plastic…

Niet voor het plezier om ongewone materialen te gebruiken. Ik hou van die handdoeken omdat je dat soort linnen nergens nog vindt. Bovendien was ik gefascineerd door de manier waarop die rode lijnen de stof doorkruisen. De handdoeken zijn prachtig. Tijd verandert de dingen. Ik kan nu bijvoorbeeld veel mooier leer krijgen dan vroeger, maar het kantwerk is ronduit afgrijselijk. Als ik oude stoffen gebruik, is het niet uit ecologisch oogpunt, niet om per se te recycleren, maar gewoon omdat ze mooier zijn.

Begrijp je dat men je collecties choquerend kan vinden?

Natuurlijk. Al maak ik ze niet om die reden. Niets is bij mij eerstegraads. Als ik de bloedsomloop op een catsuit borduur, is het niet om mensen af te schrikken, maar omdat ik de bloedsomloop echt fascinerend vind, en omdat ik een nieuwe techniek van borduursels wil uitproberen.

Ik presenteer een hoogst persoonlijk universum, een erg intimistische wereld. Hoe je het ook draait of keert, in iemands ziel kijken is altijd choquerend.

De verhalen achter je collecties gaan vaak over meisjes, niet over vrouwen.

Voor het moment voel ik meer voor meisjes. Niet omdat ze jong zijn, maar omdat hun persoonlijkheid niet vastligt. De identiteit die zich vormt, de vrouw in wording, dat fascineert me. Niet de persoon die af is.

Ben je zelf een ontwerper in wording?

Dat weet ik niet. Maar ik zou het erg vinden als ik “af” was. Een open geest houden is erg belangrijk.

Toen ik stopte met La Cambre was het niet omdat ik de school slecht vond, maar omdat ik blank wil blijven, een leeg blad, onbesmet. De methodes waarmee men je iets wil leren, bevallen me niet. Men dringt je iets op, en wist tegelijkertijd iets uit. In een modeschool wil ik wel leren naaien, wat niet het geval was, want het technisch aspect wordt compleet verwaarloosd; maar ik zie niet in waarom ik zou leren tekenen. Er zijn massa’s ontwerpers die niet kunnen schetsen, Ferré bijvoorbeeld. Als je het beeld in je hoofd kan overbrengen, is er geen probleem.

Vind je dat alles snel gaat?

Van buiten bekeken moet het zo lijken, maar het voelt niet zo aan. Ik heb alles onder controle.

Elk nieuw talent krijgt tegenwoordig onmiddellijk voorstellen van bekende Parijse of Italiaanse huizen. Al iets gehoord?

Niks. Het lijkt me erg aangenaam om voor iemand anders te werken, een interessante denkoefening. Maar het is nog veel te vroeg om zulke voorstellen te overwegen. Ik zou het niet vertrouwen moest er nu al een belangrijke werkaanbieding komen. Verdacht: amper 21, slechts één defilé achter de rug, wie neemt in godsnaam zo’n broekje aan?

Het broekje heeft wel Madonna aangekleed.

Ah ja, dat wel.

Iedereen wil waarschijnlijk weten hoe dat in zijn werk ging.

Ik kan daar erg weinig over vertellen, ik heb haar zelfs nooit ontmoet, alles ging via de showroom in Parijs. Ik weet alleen dat ik erg blij ben dat ze een kledingstuk van mij heeft gekozen. Als zo’n wereldster je kleren draagt, is dat erg flatterend en het wekt belangstelling.

Er deden natuurlijk wel een aantal geruchten de ronde: eerst zei men dat ze Gaultier of Versace droeg.

Maakt niets uit.

Daarna verschenen er dan weer artikels dat Madonna dan misschien wel Theyskens droeg, maar dat eigenlijk Nicolas Ghesquire, ontwerper van Balmain, de leider was van de gotische richting.

Kijk, daar word ik nu zo moe van, van al dat gedoe. Het kan me echt niets schelen hoor, eerlijk waar.

Vaak ben ik blij dat ik in Brussel woon, helemaal afgescheiden. Niet in een aquarium waar iedereen me kan zien, niet in een stad waar ik voortdurend onder druk sta. Misschien zal ik ooit moeten verhuizen, maar voorlopig prijs ik mezelf gelukkig met Brussel. Ik ben in Parijs op anderhalf uur, dat is sneller dan iemand van Lyon, en ik heb alle voordelen van een luxueus isolement.

Je eerste collectie werd niet verkocht. De volgende wel?

Ik denk het wel. Met die eerste collectie wilde ik laten zien wat ik kan, zonder compromissen, zonder toegevingen te moeten doen aan de commercialiteit. Ik zal dat nu wel aanpassen.

Ben je bang?

Waarvan?

De druk, de hooggespannen verwachtingen, de toekomst.

God nee. Als ik bang ben, is het van de eisen die het werk stelt. Zal ik de deadline halen? Is de afwerking wel zoals ik het wil? Het werk op zich boezemt me angst in. Al het gedoe eromheen laat me koud.

Lene Kemps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content