MIAMI Cuba is nooit veraf
Miami werd geboren boven een gammele biljartzaal. Exact honderd jaar geleden werd daar beslist van het afgelegen nest een stad te maken. Ondertussen is het een driemiljoenenagglomeratie, en de hoofdstad van wie geld en faam heeft in Latijns-Amerika.
Tekst en foto’s : Filip Huysegems
De modellen marcheren vroeg over de zonnige Ocean Drive op Miami Beach. Straks zullen ze het druk krijgen met fotosessies en met ontdekt worden. Dan duiken ze overal op : de fotografen en hun telelenzen, met in hun zog visagisten en assistenten met reflectieschermen. Miami’s fameuze art deco Nautical Style District is de favoriete achtergrond bij menige modereportage : het is een architectuur van roze stroomlijnen, gestileerde flamingo’s, patrijspoorten en loopbruggen. Het café waar ik een milkshake ga drinken, lijkt op een scheepsschouw.
Na de middag komt dan weer de dagelijkse stoet op gang van Chevrolets, BMW’s, Porsches en 4×4’s. Auto’s met ingebouwde blondines of vergulde jonge blagen rijden stapvoets door Ocean Drive, zogezegd op zoek naar parkeerplaats. De dure auto’s kijken naar de terrasjes, de terrasjes kijken terug.
Miami Beach is de verzamelplaats van een publiek dat zien-en-gezien-worden tot de eerste levensbehoeften rekent. Iedereen ziet er overrompelend gezond, fris en modern uit. Verplicht. Al die paraderende mensen, je geraakt er op de duur wat vermoeid van. Een kudde oppervlaktesurfers. Miami Beach Nautical Style.
Dus besluit ik vandaag bus C te nemen, die me over de Mac Arthur Causeway naar Miami brengt. Voor veel mensen zijn Miami en Miami Beach onderling verwisselbaar. Niets is minder waar. Miami Beach is een apart luilekkereiland dat los van Miami in zee ligt. Vasteland Miami is voor de gemiddelde bezoeker een grotendeels onontdekt continent. Al zijn er boeiende expedities te ondernemen.
De eerste logische halte op continentaal Miami is Downtown. Stratenlang loop ik voorbij uitstalramen vol stereotorens, desk- en laptopcomputers en televisiemuren die twintigvoudig CNN tonen. Miami wordt de hoofdstad van Latijns-Amerika genoemd, en in Downtown krijg je een idee waarom dat zo is. Grootverdieners uit heel Latijns-Amerika komen er op winkeltrip. Hier vinden ze de dingen die thuis niet te krijgen zijn. Dat gaat van peperdure kleren en de laatste huishoudelektronica tot exclusieve juwelen of een plastisch chirurg.
De metromover, een chauffeurloze trein, voert me hoog boven de grond tussen de glinsterende hoofdkwartieren van multinationals, banken en verzekeraars. Miami is niet enkel als winkelmekka van belang voor de Latijns-Amerikaanse elite. Ze komt er ook haar vluchtkapitalen parkeren of verdacht geld witwassen. Aan Brickell Avenue rijzen enorme torens hemelwaarts, je ziet de blauwe lucht en de witte wolkenproppen weerspiegeld in het glas van de wolkenkrabbers. Deze boulevard telt de grootste concentratie internationale banken in de hele VS. Het zijn niet echt banken waar je even binnenloopt om een traveller cheque te wisselen, maar bastions van de internationale haut finance.
In Miami hoor je overal op straat Spaans spreken. Er is een grote Spaanstalige gemeenschap uit de Caraïben, Centraal Amerika en andere Latijns-Amerikaanse landen. Bijna 60 % van de inwoners spreekt thuis een andere taal dan Engels. De beslissende invloed komt van de 750.000 Cubanen die in alle sectoren van het maatschappelijk leven zijn doorgedrongen.
?The Cubans run the place, zoveel is zeker?, gromt een Belgisch-Amerikaans diamantair bij wie ik op bezoek ben. Door het vloer-tot-vliering-raam van zijn kantoor kijken we naar de krioelende stad beneden. ?Alles hebben ze in handen : van pompstations tot winkelketens en banken. Sla er de Yellow Pages maar eens op na.?
Miami heeft zijn status van pan-Amerikaanse metropool vooral te danken aan de Cubanen die er sinds ’59 komen schuilen voor Castro’s revolutie. De Latino-cultuur die zij in Miami introduceerden, is sindsdien een belangrijk lokmiddel voor andere Latijns-Amerikanen. De eerste Cubaanse ballingen die hun heil zochten in de VS vormden een rijke, goed opgeleide elite van artsen, ondernemers en advocaten. Ze kwamen berooid in Florida aan en verdienden aanvankelijk de kost met slechtbetaalde baantjes. Ze vestigden zich in een slabakkende buurt ten westen van Downtown, die al gauw Klein Havana ging heten. Het is van daaruit dat de Cubanen heel Miami hebben gekoloniseerd.
Al wonen ze nu verspreid over de hele stad, Klein Havana is nog altijd het symbolisch hart van de Cubaanse gemeenschap. De ruggengraat van de wijk is South East Eight Street, die overigens door niemand zo genoemd wordt. Ze heet Calle Ocho. De Calle Ocho is een verlengstuk van het Havana uit de dagen vóór Castro.
Nochtans lijkt Little Havana in niets op het origineel. Nergens herken je de brokkelige, koloniale gevels van Oud-Havana of de levendige drukte van Vedado, het moderne Havana. Elke poging tot imitatie wordt meedogenloos aan repen gesneden door de brede vierbaanswegen van Miami.
In Klein Havana moet je Cuba achter de gevels en de uithangborden zoeken. In stille, schemerige cafetaria’s. Daar drinken bejaarde ballingen met honkbalpetten en geruite hemden bier uit een fles met een servet rond. Of zitten ze in gevlochten stoelen naar de overkant van de straat te kijken.
Klein Havana heeft geen centrum, geen kloppend hart dat alle bedrijvigheid naar zich toezuigt. De wijk plant zich koel en lineair voort langs de Calle Ocho, verliest en wint onderweg aan intensiteit, tot je ergens ter hoogte van 37th Avenue plots merkt dat het gedaan is.
Als er dan toch iets voor de navel van Klein Havana kan doorgaan, dan is dat het gedenkteken voor de Varkensbaai. Ter hoogte van 13th Avenue staat een monument, afgeboord met zes obussen, met een eeuwige vlam erbovenop. Die moet de herinnering levend houden aan de mislukte invasie die de ballingen in 1961 ondernamen in de Varkensbaai.
Miami is nog altijd een warm nest voor contrarevolutionairen. Felix Rodriguez woont er, de man die in opdracht van de CIA Che Guevara kliste in Bolivia. En Reinol Gonzalez, die ooit met een bazooka Fidel Castro wou wegblazen van een massabijeenkomst. Je kan er Orlando Bosch tegen het lijf lopen, berucht omdat hij in ’76 een Cubaans lijnvliegtuig in volle vlucht liet ontploffen. Bosch wijdt zich nu aan de schilderkunst en houdt regelmatig exposities. Zijn doeken gaan als zoete broodjes van de hand. ?Orlando is beginnen schilderen in Venezuela, toen hij daar gevangen zat voor zijn anti-Castro-activiteiten?, legt zijn vrouw en artistiek agente Adriana Bosch mij welwillend uit. ?Toen hij vrijkwam, kon hij niet meer stoppen met schilderen.? Een Bosch kost vijf dollar voor een reproductie tot achthonderd dollar voor een uniek stuk. Groene heuvels met palmbomen en een blauwe hemel waarin een Cubaanse vlag schemert.
Overal langs de Calle Ocho kan je halthouden voor een snelle café cubano. Je hoeft niet eens door een deur te gaan, want de koffie wordt geschonken aan het buitenbuffet van kleine supermarkt-cafetaria’s of restaurants. Cubaanse koffie is romig en schuimend, zoet en heel sterk. Je drinkt hem uit een kopje ter grootte van een vingerhoed. Puur. Dat moet wel, want in zo’n vingerhoedje is nauwelijks plaats voor wat anders.
In Klein Havana zie je bijna geen zwarte Cubanen. Naar schatting 95 % van de Miami-Cubanen is blank, tegenover 40 % op het eiland zelf. In prerevolutionair Cuba waren zwarten de absolute onderklasse : zij hadden bijgevolg niets te verliezen bij de revolutie, in tegenstelling tot de bezittende, overwegend blanke midden- en bovenlaag. De Miami-Cubanen dwepen graag met de Spaanse factor in de Cubaanse cultuur. In Klein Havana is er een Centro Vasco (het Baskisch Café, vrij vertaald), en in Casa Juancho dragen de obers Spaans-folkloristische kniebroeken en een rare muts. Gerookte hammen hangen aan het plafond, en je ziet er koppels wang aan wang dansen op Viva España, u weet wel, Ik hou van dansen en muziek.
En dan is er nog de collectieve obsessie met Fidel Castro. Nergens ter wereld wordt die erger gehaat dan in Klein Havana. Die haat wordt dagelijks hernieuwd door het half dozijn Spaanstalige radiostations die 24 uur op 24 banbliksems braken tegen de Rode Tiran. In de theaters van Klein Havana lopen er steevast één of meer uit dik hout gezaagde anti-Castro-kluchten, en in de Cubaanse boekenwinkels aan de Calle Ocho kan je anti-Castro-literatuur kopen per meter. Onvoorstelbaar hoeveel er daarvan geproduceerd wordt. ?Psychiatrisch profiel van de psychopaatCastro?, ?Cuba, eiland gedrenkt in bloed?, ?Wie is wie in de Cubaanse legertop?, ?De drugshandel via Cuba?, ?Castro, de profeet der leugens?. Dan heb ik het nog niet over de indrukwekkende hoeveelheid autobiografieën van bootvluchtelingen, gedeserteerde officieren van het Cubaans leger en ex-politieke gevangenen.
In boekhandel Cervantes staan de boeken zo dicht op elkaar gestouwd dat je er nauwelijks nog kan bewegen. Ik struikel er over een naar ik vermoed zeldzaam exemplaar van de autobiografie van Anastasio Somoza, de gewezen despoot van Nicaragua. In ’79 werd hij afgezet door de linkse sandinisten, en dat wijt hij, zo verneem ik al van de flaptekst, aan een sluw plan van Fidel Castro.
Na zijn val zocht Somoza troost bij zijn collega-dictator Stroessner in Paraguay, maar hij werd daar dodelijk te grazen genomen door een commando Argentijnse guerrillero’s. Wat er na hun boude raketaanval nog overbleef van Somoza, werd overgevlogen naar Miami en begraven op het Woodlawn Cemetery aan de Calle Ocho, tussen de 32ste en de 33ste straat. Het is wel even zoeken naar het graf. Somoza’s tombe, een klein grijs bunkertje, is van buitenaf niet te herkennen ; er is geen enkele inscriptie op aangebracht. Alleen met je neus tegen het gebrandschilderde glas zie je binnen zijn naam, gebeiteld in steen, met als onderschrift het wrange epiteton ?Amó a su pueblo?. Hij hield van zijn volk.
Maar het leven gaat door. Somoza’s neefje José baat een eind verderop Los Ranchos uit, één van de meest gerenommeerde restaurants in Little Managua. Klein Managua, dat officieel Sweetwater heet, bood na de sandinistische revolutie een onderkomen aan voormalige ministers, ondernemers en vrije beroepen die het in Nicaragua voor bekeken hielden. De kopstukken van de contrarebellen stippelden er hun oorlog uit tegen de sandinisten. Later vestigden er zich duizenden mensen die precies voor die oorlog op de vlucht waren. Vandaag wonen in heel Miami naar schatting 150.000 Nicaraguanen.
Het is een heel eind naar Klein Managua. Ik stap op een busje van het zogenaamde parallelle circuit. Dat doet hetzelfde traject als het openbaar vervoer, maar net iets goedkoper. De afstanden kunnen oplopen in Miami, en om de tijd te doden kijk ik samen met de andere passagiers naar een video. Lucha Libre op zijn Mexicaans. Catchers met gevlamde maskers en huidenge broeken gaan elkaar met woeste geestdrift te lijf.
Het Heilige Masker veegt net de vloer aan met de Visman, als ik op het nippertje besef dat ik moet uitstappen. Warempel, Klein Managua kan doorgaan voor een opgewaardeerde versie van het echte Managua. Miami’s landschap is hier even weids en verloren als de kaalgeslagen vlakte die Managua is. De slums, uiteraard, ontbreken volkomen.
De mensen hebben hier andere gezichten dan in Klein Havana. Donkerder, gemengder, indiaanser. Ik loop een tijdje rond uit puur antropologische interesse. Want veel is er niet te beleven in Klein Managua. Het is in hoofdzaak een woon- en werkwijk. Aan de opschriften van winkels merk ik dat het versturen van pakjes en geld naar Nicaragua één van de voornaamste handelsactiviteiten is. In het Centro Comercial Managua, aan Flagler en de 115th Avenue, verkoopt men producten van Nicaraguaanse makelij, van etenswaren tot folkloristische spullen. Trendy middenklassers kopen er cotonas, katoenen hemden die in Nicaragua enkel door indianen gedragen worden. José Somoza’s Rancho is vandaag helaas gesloten, maar er zijn nog andere eethuizen waar je de Nicaraguaanse keuken kan proberen. Het personeel is er even authentiek onverschillig als in de moederstad Managua. En zo hoort het ook.
Eerst met de bus en dan met de metrorail reis ik naar Klein Haiti, in het noorden van Miami, ter hoogte van 53th Street. Dat is even spannend, want de reis loopt door zwarte wijken waar je normaal best wegblijft, zoals Liberty City, waar De Toeristen Vallen Als Vliegen. Een veiliger corridor naar Klein Haïti is de Biscayne Boulevard, die vanuit Downtown pal noordwaarts loopt.
De Haïtianen, ongeveer met 70.000, vormen de laatste demografische retouche van Miami. Veel Haïtiaanse bootvluchtelingen zijn hier een nieuw leven begonnen. De voertaal is niet Spaans of Engels, maar creools, een taal die klinkt als Frans tot je er goed naar luistert. Dan hoor je de Afrikaanse boventonen.
Op de Place de Vertières staat het officieuze plaatsnaambord van de wijk. Little Haiti meldt een gele lichtreclame : 7 days ’til midnite. Uit de sporen van weggevallen letters leid ik af dat het een reclame voor een warenhuis is.
Klein Haïti is een raar mengsel van Amerikaanse inner city met brokstukken Haïti. Onmiskenbaar Amerikaans zijn de brede vierbaanswegen, de gele brandweerpompen, de We’re open-bordjes. Hier en daar zijn huizen en winkels, net als in Haïti, geschilderd in fleurige Caraïbische kleuren.
De lokale neringdoeners maken hun handel kenbaar met zorgvuldig handgeschilderde opschriften. Ik passeer La Difference Shop, Victoria. Vente en gros et détail, en Le Bébé Restaurant, dat een raadselachtige ondertitel draagt : Le La les un une des le bébé right side. Boven de voordeur van wasserij Isidor et Carmel prijkt een fresco van Isidor, devoot knielend, en Carmels hoofd in een stralend aureool.
De voornaamste landmark van Klein Haïti is de Caribbean Marketplace, een overdekte markt waar kleine middenstanders groenten, fruit, tweedehands kleren en houtsnijwerk verkopen. De Marketplace is een afgietsel van de Maché en fè, de IJzeren Markt van Port au Prince, en torst op het dak twee potsierlijke torens die lijken op de hoeden van de Zwitserse gardes van Vaticaanstad.
Een niet te missen stop in Klein Haïti is de platenwinkel Les Cousins, aan NE 2nd Avenue, ter hoogte van 78th Street. In de platenbakken lachen de zoete smoelen van Adamo, Bécaud, Brassens en Mireille Mathieu de klanten toe vanop versleten lp-hoezen. Maar ook hedendaagse Haïtiaanse artiesten als Menno Charlemagne, Toto Bissaint en Koleksyon Kazak hebben hun hoekje. ?Je vindt hier de grootste collectie Haïtiaanse platen van heel Florida?, licht zaakvoerder Viter Juste trots toe. ?Maar pas op. Les Cousins is niet zomaar een platenzaak. Alle facetten van de Haïtiaanse cultuur krijgen hier aandacht. De poëzie, de wetenschap, de beeldende kunsten…? Viter Juste troont me mee naar een verzameling schilderijen, naïf, stijl Rousseau Le Douanier. Vaste onderwerpen zijn bonte markten en dramatische, helblauwe taferelen van een hachelijke boottocht. ?Dankzij dit alles kunnen wij wegdromen naar ons eiland?, zegt hij met een majestatisch gebaar naar buiten, richting Haïti.
De ondergaande zon van Miami maak ik mee op een druk terras aan Bayside Marketplace, het grote winkelcentrum van Downtown, dat aan de baai van Biscayne ligt. Bayside is ’s avonds op zijn best. Er broeit een tropische gezelligheid, bandjes spelen livemuziek, en mensen komen in dichte drommen kommerloos consumeren. Een gigantische gitaar draait om haar as boven het Hard Rock Café. In de verte liggen mastodonten van cruiseschepen die straks een toer langs de Caraïben gaan maken. Voor een bescheidener trip kan je inschepen op de salsaboten die aan Bayside uitvaren. Daar wordt bovendeks salsa, merengue en cumbia gedanst, met de verlichte skyline van Miami als decor.
Een man buigt zich naar mij. ?Flags. Buttons?, zegt hij. ?Banderas. Plaquitas.? Dan strekt hij de armen als een vogelschrik. Zijn hele lichaam, armen en benen, inbegrepen de strohoed op zijn hoofd hangen vol badges met nationale vlaggen. In zijn hand houdt hij een boeket vaandels van papier. Ik herken de kleuren van Cuba, Puerto Rico, Nicaragua, Colombia, Venezuela, Panama, Peru… Alleen de Stars and Stripes zitten er niet bij.
Miami heeft zijn status van pan-Amerikaanse metropool vooral te danken aan de Cubanen die er sinds ’59 komen schuilen voor Castro’s revolutie.
Het voornaamste punt van Klein Haïti is de Caribbean Marketplace.
Het andere Miami, ver van het mondaine luilekkereiland Miami Beach.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier