Pak Yan Lau is negentien en studeert klassieke piano aan het Antwerpse conservatorium. Haar ouders kwamen meer dan 25 jaar geleden uit Hongkong naar België.

Of ik me een Belgische Chinese voel of een Chinese Belgische? Het eerste, denk ik. Ik zie er nu eenmaal Chinees uit en van huis uit heb ik bepaalde Chinese waarden en tradities meegekregen die ik respecteer. Bij ons draait alles om de familie, mijn grootouders wonen bij ons in en dat vind ik heel mooi. Als je klein bent, zorgen je ouders voor jou en later is het omgekeerd, zo simpel is dat. Maar als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat het idee van alleen gaan wonen mij ook aantrekt: iets van jezelf hebben, je eigen potje koken, de dingen zelf kunnen ontdekken. Of met mijn zus en een hoop vrienden samen in een groot huis wonen. Maar als ik daar voorzichtig over begin, raakt mijn moeder meteen over haar toeren: ‘Je ziet mij niet graag meer!’ Ja, dat wordt iets op lange termijn, dat zal ik heel goed moeten aanpakken.

Ik ben hoe dan ook de meest westerse van het hele gezin, de rebel waar ze een hoop last mee hebben. Mijn zus is vier jaar ouder dan ik en meer gesloten. Die kan maanden op iets zitten broeden terwijl ik alles er meteen uitflap. En ja goed, ik heb wel een paar Chinees-Chinese vrienden, maar daar kun je hoogstens eens mee naar Metropolis, een discotheek krijg je die niet in. En de Asian parties in Antwerpen waar mijn ouders mij mee naartoe namen toen ik een jaar of vijftien was, vond ik saai. Er kwamen daar nogal veel snobistische ruikeluiszoontjes met een dikke Mercedes onder hun kont, niet echt het type waar mijn zus en ik op vallen. Nee, de meeste van mijn vrienden zijn Belgen die alles mogen van thuis. Tot een stuk in de nacht uitgaan, bijvoorbeeld. Of bij hun vriend of lief blijven slapen. Daar heeft mijn moeder het dus heel moeilijk mee. Maar eigenlijk mag ik niet klagen: ik ken Chinese meisjes die niet met Belgische jongens mogen uitgaan, of die aan hun ouders moeten vragen of ze frisdrank mogen drinken. Dat zijn dan Chinezen die uit dorpjes op het vasteland komen. Maar ook in Hongkong houden veel ouders hun kinderen kort, uit angst dat ze op het verkeerde pad zouden geraken.

Vijf jaar geleden zijn we samen naar Hongkong geweest. Heel raar was dat, want de mensen daar zagen meteen dat we uit het buitenland kwamen. We hoorden daar niet echt thuis, ook al omdat wij bepaalde uitdrukkingen in het Kantonees niet eens verstonden, vooral als ze begonnen te vloeken. Ik zou er ook niet kunnen wonen: Hongkong is verschrikkelijk hectisch en lawaaierig, een mens kan daar niet ademen. Thuis, dat is voor mij Antwerpen.

Van racisme heb ik hier nauwelijks last gehad. Hoogstens wat onschuldig geplaag op de lagere school. Of een ongeduldige klant in het meeneemrestaurant die onnozele praat begon uit te slaan. In Canada waar er veel Aziatische inwijkelingen zijn, krijgen Chinezen het tegenwoordig wél hard te verduren, dat weet ik van een tante daar. Maar in Antwerpen vormen wij een kleine, redelijk gesloten gemeenschap die weinig aanleiding tot confrontaties geeft. En we hebben de reputatie harde werkers te zijn. Dat klopt ook wel: mijn vader, bijvoorbeeld, zit nooit stil. Als hij thuis klaar is met werken, gaat hij vrienden helpen of ergens een vijvertje aanleggen.

Wat niet zo prettig is voor Chinese jongeren is dat ze heel vaak moeten bijspringen in het restaurant van hun ouders. Wij tot voor kort ook. Je doet dat omdat je het niet over je hart krijgt om je ouders te laten sukkelen. Maar als je dan in september terug naar school moet en nauwelijks aan vakantie toegekomen bent, valt dat niet mee. Mijn ouders hebben hun restaurant onlangs verkocht. Vader geeft nu kungfu-les en moeder werkt in een bedrijf dat elektrische onderdelen levert. Voorlopig is het allemaal een beetje op de tast, maar ik heb de indruk dat we er allemaal gelukkiger op worden. Mijn moeder is in elk geval heel blij dat ze nu voor het eerst een eigen inkomen heeft.

De andere grote verandering is dat mijn ouders drie jaar geleden overtuigde taoïsten geworden zijn. Uit dank voor de genezing van mijn grootmoeder die door de dokters zo goed als opgegeven was. Het betekent dat ze ’s morgens en ’s avonds hun gebeden zeggen en één avond per week andere gelovigen ontmoeten om samen te eten, te bidden en naar voordrachten van gastsprekers te luisteren. Eerlijk gezegd ben ik er nog niet helemaal uit hoever ik daarin wil meegaan. Zelfverbetering om anderen te kunnen helpen, het is een beetje hooggegrepen allemaal, maar het spreekt me wel aan. Het fijne is dat mijn ouders ons ook niet dwingen om te geloven. En vegetariër ben ik hoe dan ook al, daar heb ik vijf jaar geleden zelf heel bewust voor gekozen.

Net zoals ik ook al lang wist dat ik in de muziek verder wilde. Natuurlijk hadden ze thuis liever gehad dat ik eerst een diploma zou halen waarmee ik duidelijker mijn brood kon verdienen. Maar toen ze inzagen dat de pianostudie mij gelukkig zou maken, hebben ze toegegeven. Rachmaninov is een van mijn favoriete componisten, maar zo zot als die pianist uit Shine ben ik nu ook weer niet… En na mijn studie klassieke piano wil ik er nog jazz bijdoen. En intussen de wereld rondreizen, mét mijn piano en mijn vriend Xavier. Een mens mag toch fantaseren…

Misschien hadden ze mij thuis liever met een Chinees gezien, vooral mijn oma dan. En moeder vond mij nog te jong voor een relatie. ‘Je weet nog van niets, het zal je maar afleiden van je studie.’ Maar ja, je hebt dat allemaal niet onder controle. Na een half jaar heb ik Xavier mee naar huis genomen: ‘Op deze jongen ben ik verliefd.’ Omdat hij het hart op de juiste plaats heeft, hebben ze zich erbij neergelegd en vinden ze het vooral jammer dat ze niet zo goed met hem kunnen communiceren. Maar allemaal doen we kungfu bij mijn vader: mijn zus, mijn broertje, Xavier en nog wat Belgische vrienden.

Xavier en ik zitten ook samen op tangoles. Op het eerste gezicht lijken dat twee zeer verschillende dingen, maar voor mij is er wel degelijk een verband. Het heeft met lichaamsbeheersing te maken, met een soort onderhuidse spanning en ingehouden sensualiteit. Mijn droom is naar Argentinië te gaan en daar een stage te volgen. Ach, ik wil zoveel doen. Doordat ik zo hard met mijn eigen leven bezig ben, heb ik soms het onbehaaglijke gevoel dat ik het contact met mijn familie aan het verliezen ben. Maar daar staat tegenover dat ik soms ineens begrijp waarom ze denken zoals ze denken. Misschien betekent dat wel dat ik volwassen aan het worden ben…”

tekst Linda Asselbergs / foto Priscilla Bistoen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content