Bevlogen leven

Elk jaar stijgen uit Noord-Amerikaanse en Canadese velden en weiden meer dan honderd miljoen monarchvlinders op. Na een afmattende vlucht van meer dan drieduizend kilometer strijken ze neer in Midden-Mexico om er de winter door te brengen en te paren. In het voorjaar trekken ze dan opnieuw noordwaarts.

Wie vlinders wil hóren fladderen, moet in februari naar het reservaat van de monarchen in de buurt van Ocampo in Mexico. Daar fladderen ze met miljoenen tegelijk.

De monarchen ( Danais plexippus) komen van Noord-Amerika. Maar de jongste veertig miljoen jaar zijn ze al elke winter van het noorden (Canada en de noordelijke en centrale staten van de VS) naar het zuiden gevlogen. Een vlucht van 3500 tot 4000 kilometer over weiden, woestijnen, bergen en steden naar de transvulkanische gordel in Mexico, met een snelheid van 120 kilometer per dag. Daar, op een hoogte tussen 2800 en 3300 meter, hebben ze hun geliefde stek om te overwinteren.

Het klimaat en de aanwezigheid van oyamelbomen (een soort spar) en melkplanten vormen een perfect ecosysteem voor overwinterende vlinders. De oyamel groeit enkel op vochtige plekken die beschut zijn tegen barre wind en fel zonlicht. Volwassen monarchvlinders leven van nectar en water; ze leggen hun eitjes enkel op melkplanten. Omdat meer dan de helft van de honderd soorten melkplanten van Noord-Amerika in Mexico staat, zijn er wetenschappers die veronderstellen dat de oorsprong van de monarchvlinder miljoenen jaren geleden toch in Mexico ligt, en dat de jaarlijkse wintertrek telkens een terugkeer naar huis is na een zwerftocht die almaar noordelijker gaat. Maar niemand weet het eigenlijk precies.

Volgens de plaatselijke indianen zijn de vlinders zielen van overledenen die terug naar het dorp keren, omdat hun aankomst begin november valt, rond Allerzielen dus. Ze blijven er tot begin april en fladderen dan terug naar de Verenigde Staten en Canada.

In die zes maanden zijn er zoveel zwart-oranjegestreepte vlinders in het reservaat, dat de takken van de grote, groene oyamelbomen doorbuigen onder hun gewicht. Op één boom kunnen er wel 10.000 zitten. Af en toe worden ze blijkbaar in hun rust gestoord en fladderen ze massaal de lucht in. Het is dan alsof er gouden munten uit de hemel dwarrelen. Heel spectaculair. Maar onder de bomen ligt een onbeweeglijk tapijt in dezelfde kleuren, wat toch wijst op hun broosheid. Het is een wonder dat zo’n tere wezentjes zo’n uitputtende reis kunnen maken, en het is even verwonderlijk dat ze ook weten waar naartoe: een monarch die in de lente naar het noorden vliegt, is al dood wanneer de volgende generatie in het najaar naar het zuiden trekt. En toch vinden nieuwe generaties jaar na jaar hun weg naar hetzelfde winterplekje, zelfs naar dezelfde bomen.

De vlinders die naar het zuiden trekken, zijn in het noorden geboren in augustus. Dan zijn ze nog niet geslachtsrijp. Ze hopen speciale vetten op die van pas komen tijdens de reis. In september beginnen ze aan de trek. In oktober krijgt die trek echt vaart. Ze vliegen min of meer gegroepeerd maar toch individueel. Ze nemen een van deze drie routes: van het noordoosten recht naar het zuidwesten via Texas, via de westkust door Californië of via de oostkust en Florida, om begin november in Mexico te arriveren. De meeste vliegen naar de Sierra Madre, maar er zijn er ook die naar Yucatán of Cuba vliegen, maar de juiste plekjes zijn daar nog niet opgespoord. Dat we hun winterverblijf in de Sierra Madre kennen, is in grote mate te danken aan het levenswerk van de Canadese zoöloog Dr. Fred Urquhart van de universiteit van Toronto. Hij begon migrerende vlinders te volgen in 1937 en (met de Amerikaan Ken Brugger en zijn Mexicaanse echtgenote Cathy) vond hij hun bestemming in 1975. Achtendertig jaar later dus.

Monarchen kunnen hun lichaamstemperatuur aanpassen aan de omgeving. In december liggen ze bijna doodstil van de kou, wat betekent dat ze niet veel van hun vetreserves opgebruiken. In januari ontwaken ze uit hun letargie en beginnen ze rond te fladderen in de zon. In februari stijgen de temperaturen overdag, beginnen planten te bloeien en worden de vlinders actiever. Ze vliegen dan naar de bloeiende planten en vochtige weiden, waar ze overdag eten en drinken. ’s Avonds keren ze naar hun slaapplaats terug. Met de zon en de warmte worden ze geslachtsrijp en gaan ze paren.

De evolutie van eitje naar volwassen vlinder duurt ongeveer vijf weken. Het wijfje legt tot 400 eieren op de onderzijde van een melkplantblad. Na drie tot twaalf dagen (afhankelijk van de temperatuur) komt daaruit een larve te voorschijn. Die voedt zich met de melkplant, krijgt tijdens haar groei vijfmaal een nieuwe huid, en groeit uit tot een pop. Die pop wordt na een tweetal weken doorschijnend, breekt, en een volgroeide vlinder fladdert eruit.

Tegen einde maart, begin april wordt het nog wat warmer en beginnen de vlinders rusteloos te worden. Iets zegt hen dan dat het tijd wordt om noordwaarts te vliegen. De nieuwe generatie begint dus aan de trek naar het noorden, samen met de overlevenden van de trek naar het zuiden.

Wanneer de vlinders het zuiden van de Verenigde Staten hebben bereikt, leggen de wijfjes de eieren voor hun eerste generatie nakomelingen en trekken ze verder naar het noorden. Omdat het steeds warmer wordt, zijn er steeds meer planten voorhanden waarmee ze zich kunnen voeden. In mei wordt de eerste generatie geslachtsrijp en trekt die op haar beurt verder naar het noorden, waar ze eieren legt voor de volgende generatie. In juni wordt de tweede generatie volwassen, vliegt ze noordwaarts, en legt ze eieren voor de derde generatie. In juli is de derde generatie volgroeid en verspreidt ze zich over de velden van Minnesota, Ontario en New England. Deze generatie legt eieren voor de vierde (migrerende) generatie. Een wijfje leeft zo’n negen maanden, en zoveel generaties kunnen vredig samenleven.

De opvallend gestreepte monarchvlinder heeft geen camouflage nodig om zich te beschermen. Als larve slaat hij gifstoffen op omdat hij zich dan voedt met melkplanten. Deze gifstoffen veroorzaken braakneigingen en zelfs hartproblemen bij sommige roofdieren. Maar bepaalde vogels blijken er immuun voor te zijn, dus helemaal veilig zijn de vlinders toch niet. Ze hebben ook andere vijanden: milieuvervuiling bijvoorbeeld, auto’s, hitte, stormen, hevige winden. Het ergst zijn de pesticiden die gebruikt worden op de heggen, velden en weiden waar ze de zomer doorbrengen. Hoe jammer zou het zijn als deze wondere vlinders, die miljoenen jaren lang uitputtende reizen hebben overleefd, vandaag door zulke oorzaken geveld zouden worden.

Fiona Cameron / Foto’s Preben S. Kristensen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content