reacties : jp.mulders@skynet.be

Zo overkwam het mij onlangs nog eens, dat ik een verplaatsing per trein moest maken. Het was zo’n drukkende dag, waarop het ook af en toe regende. Ik bevond mij metersdiep onder de grond, in een ruimte die rook naar weggevoerde dromen en beton. Een druk en rumoerig perron, in de bunker die doorgaans Centraal Station wordt genoemd. De warmte was de mensen tot hier gevolgd. Hun neuzen glommen. Ze hadden ogen waarin dierlijkheid lag.

Ze kwamen werkelijk overal uitgekropen, die mensen, in niet te stuiten stromen. Ze voerden een warreling van zweet- en parfumlucht mee die mijn neus deed tuiten. Ik zag Indiase meisjes, die zelfs deze kale ruimte een zweem van verre tempels gaven. Ik zag vrouwen die naar lipstick en naar heimelijke zonden roken. Ik zag puffende mannetjes, die een vage geur van alcohol verborgen achter smakeloze dassen. Ik begrijp niet waarom iemand zoiets nog zou dragen. Zelf bezit ik al jaren geen das meer.

Ook zag ik een man met wat je een kokkerd van een neus kan noemen. Zonder twijfel had deze kerel de grootste neus die ik in mijn hele leven heb gezien. Als een rijpe Beurré Hardy-peer rees hij op uit zijn gezicht, zo overheersend dat ik mij geweld moest aandoen niet te staren. Dat ik in mijn leven nog nooit zo’n joekel had gezien, betekende dat ik hier toch op een reukorgaan van één op misschien een miljoen stond te kijken. Dit boezemde me een zeker ontzag in, zoals alles wat groter, sneller, mooier, geestiger of – waarom niet – afstotelijker of schrikbarender is dan gemiddeld. Zou die man ook beter kunnen ruiken, vroeg ik mij af. Ruikt hij bijvoorbeeld wat mensen voelen ?

Zolang ik mij op die neus fixeerde, slaagde ik er in elk geval in de lichte paniek te onderdrukken die mij te midden van die drukte overviel. Ik vind dat snel griezelig, een overvloed aan mensen, vooral als ik op hun ogen begin te letten. Al die verdwaasde, priemende, turende, afgematte, lonkende of naar houvast zoekende ogen. Een paar vrouwen staarden mij aan, met nog steeds diezelfde dierlijke blik, terwijl ik hen op mijn beurt ook onderzoekend opnam en waarschijnlijk onbewust hun vruchtbaarheid al schatte. “Vrouwen met een zandloperfiguur 3 x zo vruchtbaar”, herinnerde ik mij een krantenkop die ik tamelijk belachelijk had gevonden.

Zelfs op deze kille plek ging het dus verder : de eeuwige baltsvlucht tussen man en vrouw. Een gevoel van zinloosheid overviel mij toen ik dat speuren naar geschikte genen zag, zo op een volgestroomd perron. Beelden van terreur en wanhoop kwamen in mij op. Gas dat gangen vulde. Mensen die wanhopig naar de uitgang vluchtten. Afgerukte ledematen en gebroken ogen. Wat zou het geven mocht de wereldbevolking eens gedecimeerd worden ? Meer ademruimte wellicht, en voor de overlevenden betere kansen. Life is cheap, dacht ik stoer, terwijl mijn geur langzaam versmolt met die van de lillende, zwetende massa. Voortdurend werden nog nieuwe mensen aangevoerd, onfrisse lijven in een overvloed aan gekleurd en slordig bedrukt textiel.

Voor ik de kans kreeg van dit alles te hyperventileren, was daar gelukkig mijn trein. Net op tijd, want in mijn haast om te ontsnappen was ik al bijna op die naar Mons-Quiévrain gestapt. De kaartjesknipper had een geur die ik van lang geleden kende. De kam van mijn vader, besefte ik plots. Die gelige, benen kam waar ik soms aan rook, uit een olfactorisch masochisme dat zich later ook uitstrekte tot rubber en teer, benzine, filtersigaretten en vers okselzweet. Een scherpe geur van oud vet en verduurde Brylcreem was het, die tegelijk iets viriels had. Een geur van mijn jeugd, met roestige ketens in de spelonken van mijn sinussen verankerd. “Papa”, wou ik zeggen. “U hier ?” Maar de kaartjesknipper die vanonder een vettige pet naar mij loerde, was een nog jonge snuiter, met piercing en engelenhaar.

Zo’n dag was het dus, waarop zelfs de geuren banaal werden als het plastic waarvan stoeltjes in hamburgertenten worden gemaakt. Zo’n dag waarop je het niet eens erg zou vinden mocht de wereld door een almachtig kind uit het heelal worden geknikkerd. De geur van de aankomende herfst zou ik anders wel missen. En die van de koude, heldere dagen, waarop geluiden verder dragen en het landschap naar smeulende houtvuren ruikt.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content