Of ik een gastcolumn over reizen en avontuur wil schrijven ? Want avontuurlijk reizen, dat is toch typisch mannelijk. Ik heb snor noch baard, terreinwagen noch motorfiets ; in niets lijk ik te voldoen aan het waaghalzenprofiel genre Richard Branson of Reinhold Messner.

Maar ik heb net wel 1700 km over de middenloop van de Congo gereisd, een wekenlange tocht dwars door het hart van een onmetelijk woud, een van de laatste grote avonturen in Afrika. Voor de reiziger op zoek naar unieke ervaringen (zonder de zo storende aanwezigheid van andere toeristen, die de illusie aan diggelen slaat dat deze of gene authentieke volksstam exclusief voor jou gereserveerd is) als het ware de laatste kans. Want waar kun je het nog beleven, bij zonsondergang aan te meren in een vissersnederzetting van enkele rieten hutten, met het dorpshoofd te overleggen over een kampplaats, om dan te horen dat er in dit dorp al sedert 1960 geen blanke voet aan wal zette, waarna de dorpsvrouwen spontaan een vreugdedans aanheffen ?

Echte mannen gingen mij hier voor, genre David Livingstone en Stanley, gewapend met een musket in de ene en een bijbel in de andere hand. Ze kwamen om licht te brengen in een duister continent, maar hun doortocht lijkt even vluchtig als het aanstrijken van een lucifer in de nacht. “Du calme, du calme” : het doktersadvies dat Joseph Conrad in Hart der Duisternis meekreeg, geldt nog steeds als ter harte te nemen motto voor de reiziger in Afrika.

Tegenwoordig telt men toeristen in Congo in tientallen, geen duizendtallen. ‘Toerist’ is een specimen dat de woudbewoners onbekend is. Zij reizen niet voor hun plezier maar uit noodzaak. In uitgeholde boomstammen op een machtige rivier. Te dikwijls als vluchteling, weg van de verschrikkingen van oorlog en dood. Zoals Alain, de jonge elektricien uit Goma. Duizenden kilometers reisde hij over de rivier, afhankelijk van de goodwill van de vissers. Vader en ooms overleefden de terreur niet. Als hij een handvol dollars verdient, stuurt hij de helft naar zijn moeder. Vergeleken met zijn struggle for life, is mijn avontuur in de beschermde cocon van de GoCongo-rivierboot futiel.

Maar dat het avontuur typisch mannelijk is, betwijfel ik. “Je kunt de ezel wel uit de woestijn halen, maar de woestijn niet uit de ezel,” sprak de bedoeïen in de zilveren desolaatheid van Niger, waar ik vorig jaar naartoe reisde. Sommige mannen en vrouwen die hij vervoerde, kwamen niet eens uit hun 4×4 om van het verbluffende landschap te genieten. Hun ogen zagen niet meer dan zand, stenen en rotsen. En dat al dagenlang. Hopeloos op zoek naar authentieke ontmoetingen met bedoeïenen, misten ze het avontuur waarvan ze deel uitmaakten.

Avontuur, typisch mannelijk ? “Dat ze een snowboard gekocht heeft”, blogt ze. “Als er een moment is om crazy te doen, dan is het nu.” Snelheid maken op de sneeuw. De blauwe knieën neemt ze erbij. “Koop een helm,” antwoord ik. Koppige koppen verdienen bescherming. Vierentwintig is ze ondertussen, een kind dat als twaalfjarige in mijn nieuw samengesteld leven kwam. Gewapend met diploma’s, een hartverwarmende aanstekelijkheid – ja, ze pakte mij helemaal in – en een onmeisjesachtige (?) no guts no glory-attitude, couchsurft ze een jaar door Canada. Niet in de beschermde cocon van een toeristengezelschap, maar alleen, als deel van een snel groeiende internetcommunity. Wereldwijd stellen jongelui hun zetel ter beschikking van een over de aardbol krioelend netwerk van geloofsgenoten. Een zetel, meer heb je niet nodig. Het begrip armchair traveller krijgt meteen een nieuwe lading.

Hoe avontuurlijk een reis ook mag zijn, een toerist is geen avonturier. Zij die de wereld verkennen, met hun schamele of rijke bagage, uit noodzaak of uit vrije wil, aangewezen op of open voor de ontmoeting met anderen, zijn de echte avonturiers. Gender doet er niet toe.

Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content