Jean-Paul Mulders
‘We denken dat de tijden veranderen, maar sommige vooroordelen blijven overeind als een rots in de branding’
‘Ik vind jou een dappere vent’, schrijft een mijnheer die mij op gezette tijden zijn mening stuurt over mijn levensberichten. ‘Als man durf ik bekennen dat ik Abba wel te pruimen vind. Maar nooit zou ik publiekelijk toegeven dat ik van breien houd.’
We denken dat de tijden veranderen, maar sommige vooroordelen blijven overeind als een rots in de branding. Van mannen verwacht je dat zij racen, vrouwen belagen en haat prediken. Dat baart minder opzien dan het stoppen van sokken. In een artikel op een nieuwssite las ik de heerlijke oproep tot verzet: ‘Als man moet je echt uit de kast durven komen, terwijl er best veel mannen zijn die breien, haken of borduren. Maar die gaan niet met hun breiwerkje in de trein zitten. Dat is nog een te hoge drempel. We moeten ervoor zorgen dat iedereen het lekker gaat doen. Overal.’
Ik knikte instemmend en probeer mij wereldleiders voor te stellen met tikkende breipennen. In afwachting van dat wonder fiets ik naar de wolwinkel, op een zonnige dag tussen twee verzopen eeuwigheden regen. Het is rokjesdag, zoals de dag wordt genoemd waarop opvallend veel vrouwen voor het eerst weer dergelijk kledingstuk dragen. De trams rijden niet, want de een of andere onverlaat heeft mensen bedreigd en met een alarmpistool staan zwaaien. Het personeel van de Lijn besliste spontaan om het werk neer te leggen.
Van mannen verwacht je dat zij racen, vrouwen belagen en haat prediken. Dat baart minder opzien dan het stoppen van sokken.
‘Net nu ik overwoog’, zeg ik tegen de vrouw van de wolwinkel, ‘om mijn dochter van elf voor het eerst alleen de tram te laten nemen. Nog een geluk dat ik dat niet heb gedaan. Je wil je kind niet opzadelen met een levenslang trauma voor trein, tram en bus.’
De vrouw kijkt mij onbewogen aan terwijl één wenkbrauw zich spottend verheft. ‘Ach meneer’, zegt ze dan. ‘Denkt u dat het vroeger beter was?’
Dat denk ik soms echt, maar ik geef dat niet toe want we worden verondersteld onze tijd de beste der eeuwen te vinden. Ze vertelt mij een verhaal dat ik niet eerder heb gehoord. Blijkbaar maakte een bizarre vrouw, dertig jaar geleden, het openbaar vervoer onveilig van de stad waar ik woon. ‘Ze besloop andere vrouwen van langs achteren en trok die aan de haren.’
Daar moet ik om lachen, maar blijkbaar is het bittere ernst. ‘Ze trok keihard, tot bloedens toe. De hele stad was bang, het werd een soort massapsychose. Moeders drukten hun dochters op het hart om hun haren te verstoppen of met hun hoofd tegen het raam te leunen, zodat ze niet onverwachts konden worden aangevallen.’
‘Waarom deed die vrouw zoiets?’, vraag ik schaapachtig.
Ze schokschoudert. ‘Geen idee. Wel weet ik dat zotten van alle tijden zijn.’
‘Hebben ze haar ooit te pakken gekregen?’
‘Ze is verdwenen, even raadselachtig als ze uit het niets was opgedoken. Er waren nog geen sociale media. Plots hoorde je daar gewoon niet meer van.’
‘Misschien is ze dood’, opper ik. In mijn verbeelding doemt het beeld op van Jack the Ripper, de Reus van de Bende van Nijvel en de Geheimzinnige Harentrekster, die in de bar van het hiernamaals tegen elkaar zitten op te snoeven. Het schept een band aan de arm der wet te ontsnappen.
Er komen twee meisjes binnen, die giechelend borduurpakketten betasten. ‘Hetzelfde geldt voor jonge vrouwen’, las ik verder in dat artikel over breiende mannen. ‘Als die in het openbaar zitten te breien, krijgen ze vaak opmerkingen als: ‘Is dat niet voor oma?’ Op handwerkbeurzen zijn ze ineens in een omgeving met andere jonge vrouwen die breien en haken. Dat vinden ze fantastisch, maar aan vrienden durven ze het niet te vertellen.’
Het probleem met passies is dat ze de neiging hebben om extreem te worden. Soms droom ik van amigurumi: het haken van kleine knuffeldieren.
Maar daar ben ik nog niet dapper genoeg voor.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier