Jean-Paul Mulders
‘Sommige mensen vertrouwen op kraantjeswater, anderen twijfelen aan de zuiverheid van alles’
Soms lijkt niets nog betrouwbaar, van de democratie tot het water dat uit de kraan komt. Ik heb altijd de wenkbrauwen gefronst als ik mensen zich een breuk zag tillen aan zware flessen water uit de supermarkt. Waarom zou je in de winkel vijfhonderd keer meer betalen, vraagt de abonnee van Test-Aankoop in mij zich af, voor wat bij je thuis gewoon uit de kraan komt?
Het zuiveren van drinkwater, zag ik echter onlangs in een reportage, blijkt gebaseerd op vergunningen uit de jaren stilletjes. Meestal ben ik fan van de jaren stilletjes, maar niet als gevaarlijke stoffen zoals pfas aan de aandacht ontsnappen. Er loopt een onzichtbare scheidingslijn dwars doorheen de bevolking: je hebt mensen die vertrouwen op kraantjeswater, en mensen die twijfelen aan de zuiverheid van alles. Die scheidingslijn schuifel ik langzaam maar zeker over, in de richting van de kraanwatersceptici.
Eens je begint te twijfelen, is het einde zoek. Voor je het weet, zit je in de hoek met figuren die denken dat de maanlanding nooit heeft plaatsgevonden, dat er in vaccins computerchips zitten en dat vliegtuigen ons benevelen met mysterieuze substanties. Het is de hoek van de Nieuwe Wereldorde, van complottheorieën en de onuitroeibare achterdocht. In die hoek wil ik niet zitten. Toch stel ik vast dat mijn vertrouwen in overheid en wetenschap een ferme knauw heeft gekregen.
Met mijn geloof dat het goede uiteindelijk altijd overwint, gaat het ook al niet de goede kant op. Daarvoor zie ik te veel onrecht en geweld, verderop in de wereld maar ook op mijn eigen straathoek. Ik was er onlangs getuige van hoe twee mannen elkaar te lijf wilden gaan. Eerst dacht ik dat het een liefdeskwestie betrof, maar de inzet bleek trivialer. ‘Als je nog eens een peuk tegen mijn auto gooit,’ riep de ene vent tegen de andere, ‘dan sla ik al je tanden uit je mond.’ Een vrouw waagde het iets op te merken. Ik deed alsof mijn neus bloedde en schuifelde verder.
Onlangs wilden twee mannen elkaar te lijf gaan: eerst dacht ik dat het een liefdeskwestie betrof, maar de inzet bleek trivialer.
Ik ben wel wat gewend geraakt, maar soms wordt het mij onverwachts toch nog te machtig: de teloorgang van kwaliteit in menselijke betrekkingen. Gelukkig zijn er achterpoortjes om aan de brutaliteit te ontsnappen. Ik vind verstrooiing in een pocket waarin commissaris Maigret een moordzaak moet oplossen waarbij een spook is betrokken. Ik ontstop de afvoer met zo’n zuignap op een houten steel die ik heb gekocht in de Supersoldi. De iconische plopper kost 2,5 euro en werkt als een toverspreuk. Ik stop niet met ploppen vooraleer elke gootsteen in huis weer een verzaligd en slurpend geluid maakt. Per toeval ben ik handelaar in woorden geworden, maar ergens in mij zit ook een loodgieter, een kleermaker en een kapitein ter lange omvaart verborgen.
Mijn dochter van twaalf vindt mijn ambacht als stukjesschrijver veruit het interessantst. Ze ziet dat helemaal zitten: zo om den brode wat rondscharrelen en de mensheid gadeslaan. Wel geeft zij toe dat het misschien lastig kan zijn telkens iets nieuws te verzinnen.
‘Kun je mij dat niet leren?’ vraagt ze listig.
Ik zeg dat zij nu soms al meeschrijft – en blijf met doodsverachting kraantjeswater drinken.
Lees ook: ‘Het zou helpen mochten mensen even welwillend voor elkaar zijn als voor hun kinderen’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier