Herwig Van Hove

Mourvèdre is een stugge druivensoort uit het zuiden van Frankrijk die men met moeite commercieel kan noemen. Ze wringt altijd wat tegen. De historische origine ervan ligt in het Spaanse stadje Murviedo nabij Valencia. Maar buiten Frankrijk duizenden hectaren in Californië en Australië zijn ermee beplant is de soort gekend onder de naam Mataro, naar een stadje in Catalonië.

Wijn van mourvèdre is altijd wat wringerig maar ook karaktervol, flink zuur, wat bij de zuiderse soorten erg gewaardeerd wordt. De druif heeft uiterst dikke schillen boordevol kleur en tannine, met dus heel weinig neiging tot rot. Het is een late soort die ten volle warmte nodig heeft om te rijpen en die volgens de aloude traditie ?de zon moet zien?. En terecht, zo blijkt, want inmiddels is geweten dat de tannines van de schillen maar rijpen onder direct zonlicht.

Mourvèdre is het best gekend als een van de vier toegelaten rode druivensoorten voor Châteauneuf-du-Pape, samen met grenache, cinsaut en syrah. Maar algemeen kan men stellen dat in het zuiden geen karaktervolle rode wijn kan gemaakt worden zonder dat mourvèdre eraan te pas komt : het is een universele verbeteraar. Cinsaut en grenache gaan er aanzienlijk op vooruit met wat mourvèdre voor de smaak van zwarte bessen en voor de tanninestructuur, en met nog wat syrah erbij voor de neusexpressie. Meteen hebben we het basiskwartet, niet alleen voor Châteauneuf maar voor alle rode wijnen van de Midi, van de Rhône tot de Languedoc-Roussillon.

Toch was mourvèdre, wat Frankrijk betreft, oorspronkelijk een typisch Provençaals fenomeen. En dan nog vooral langs de kusten, waar de zon ongenadig kan branden, zeker in het gebied dat men gewoonlijk aanduidt als ?het circus van Bandol?.

Het Bandol-gebied is niet groot : een viertal kustgemeenten tussen Toulon en Marseille, alles bijeen een AOC van 2000 hectaren, waarvan er niet meer dan een duizendtal in productie zijn. De appellation ligt in een wijde boog rond het havenstadje Bandol, afgeschermd van het binnenland door een reeks beschermende heuvelruggen en blootgesteld aan het volle geweld van de mistral uit de zee. Van de hele Azurenkust schijnt de zon hier het meest : 3000 uren per jaar. Van in de 11de eeuw al werd hier mourvèdre aangeplant. Men had immers ondervonden dat deze stugge wijn makkelijk over lange afstanden over zee kon worden vervoerd zonder noemenswaardige schade te lijden, wel integendeel.

Een echte haven werd pas aangelegd in 1750. Tot dan toe was het de gewoonte om de wijnvaten gewoon in zee te duwen en ze wat verder door de voor anker liggende zeilboten te laten oppikken. Zo komt het dat Bandolwijn niet alleen een buiten-Franse reputatie voert, maar ook wereldberoemd werd omwille van de weelderig tierende kustpiraterij waartoe de kwetsbare verschepingsprocedure aanleiding gaf. De jaarlijkse zomerfeesten staan nog steeds in het teken van het piratenverleden van het stadje.

Juist voor de fylloxera zou toeslaan, in 1865, werden jaarlijks 65.000 vaten door zo’n 1000 schepen vervoerd naar Italië, Noord-Europa en Amerika. De druivenluis vernietigde alles.

Bandol werd pas een echte appellation d’origine contrôlée in 1941 en kwam er weer bovenop toen de wet ook voorschreef dat voor Bandol minstens 50 procent mourvèdre moest gebruikt worden. Dit tot grote vreugde van de paus van de appellation, Lucien Peyraud, die op zijn Domaine Tempier al een leven lang ijverde voor het herstel van de mourvèdre als basis voor de appellation. Om de ruwe tannines wat te verzachten, schrijft de wet ook een verplichte houtlagering voor van minstens 18 maanden. Dat gebeurt altijd in grote foudres van minstens 100 hl, omdat in kleine vaatjes, zoals ze in Bordeaux gebruikt worden, in dit warme klimaat te veel oxidatie zou optreden. Zo komt het dat Bandolwijn niet het gemakkelijk fruit heeft van de meeste rode toeristenwijnen, en vraagt om stevige begeleiders als stoofpotten en truffels. De mourvèdre en de houtlagering geven aan de wijn altijd een zekere chic : een Médoc-achtige allure van reserve en diepte.

Cuvée du Roi René, Bandol 1993, Les Vignerons Provencaux

Belegen en gevulde kleur met een wat doffe nuance van matige evolutie. Neus met een onmiddellijk scherpe, door oud hout gedragen component, net niet muf. Na walsen komt een massieve, fruitloze sterkte. Stevige smaak van stugge, nauwelijks getemde mourvèdre, onvriendelijk in de aanspraak, maar wel met een zekere glijdende charme naar het einde toe. Deze (piraten)wijn moet veroverd worden. Goed samenspel tussen zuur en bitter en met een flinke lengte. Ideaal om te serveren bij daubes : gelijke delen ui, knoflook en rundernek in lagen, gedurende minstens vier uur, stoven in Bandolwijn in een met varkenszwoerd beklede en met een deegrand gedichte gietijzeren pot. (189 fr., GB)

Volgende aflevering in Weekend Knack van 26 maart : Entre-Deux-Mers.

HERWIG VAN HOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content