WAAR JE ZELF KIND HAD WILLEN ZIJN

De Lännerstasundet-inham bij Fisksätra : een van de vele mooie plekjes in de Stockholmarchipel. © JEF BOES

Zweden. Het land dat ik als klein meisje vanbinnen en vanbuiten leek te kennen door de talrijke verhalen van Astrid Lindgren. Nog steeds een kindvriendelijk sprookjesland, zo blijkt.

Net als Lotta uit Lindgrens verhalen wilde ik zo graag snel groot zijn, dat ik stiekem op een mesthoop ging staan. Planten groeien als je ze mest geeft, dus waarom mensen niet ? Wat wilde ik graag vriendinnetjes als Madieke en Liesbet ! Samen kattenkwaad uithalen en dan zomaar naar de winkel lopen via de bevroren rivieren… Uren kon ik erover fantaseren. En die kleurrijke kleren die ik toen droeg, had ik die misschien afgekeken van mijn jeugdheldin Pippi Langkous ? Dat land dus, dat sprookjesland, dat bezoek ik nu. Samen met man Jef en zoontje Mauro, vijftien maanden oud. Intussen ben ik al driemaal tien jaar en zou ik toch echt te oud moeten zijn voor sprookjes. Maar nee, zo blijkt : Zweden is ook in het echt een sprookjesland. Het rode huisje waarin Madieke en Liesbet wonen ? Het bestaat écht. En het is niet één huisje, het zijn er duizenden. Overal waar je kijkt, zie je ze. Zijn ze van peperkoek ? Nee, ze zijn écht, en er wonen echte gezinnen in. Kleine huizen zijn het vaak, dat wel. Het huis van de familie Ekblad, bijvoorbeeld. Een koppel woont er samen met hun dochtertje van vijf maanden. Het huisje is niet groter dan onze woonkamer thuis, in België. Toch zijn ze erin geslaagd drie kamers in het huisje te krijgen. Het zijn drie gezellige en, ja, heel mooie ruimtes : badkamer, slaapkamer en keuken/woonkamer. Zou het dan toch iets typisch Zweeds zijn, die kleine woonruimtes die zo onvoorstelbaar efficiënt ingedeeld zijn, zoals je ze ook in de showrooms van Ikea vindt ?

GEEN BUMPERKLEVERS

Voor kleine Mauro is het de eerste trip met het vliegtuig. Speciaal voor deze gelegenheid kreeg hij een boekje : Nijntje vliegt. Hoe het vliegen geweest was met zo’n kleine speellustige jongen, vragen mensen ons achteraf. Ik antwoord dan nogal ontwijkend dat we gelukkig veel koekjes bij hadden. En ja, ze waren allemaal op toen we aankwamen.

De luchthaven van Stockholm is klein, als we van het vliegtuig stappen, komen we meteen terecht in de bagagezaal en daar bevindt zich ook het kantoortje van de autoverhuurfirma. Handig. Onze bagage is er, een man begeleidt ons naar onze huurauto. Van zodra Mauro in het stoeltje zit, geeft hij zich meteen over aan een heerlijk middagdutje. Onze magen knorren, maar we willen hem niet wakker maken. Dus beginnen we onze ontdekkingstocht van het sprookjesland heel ‘avontuurlijk’ met een bezoek aan een restaurant dat je overal ter wereld vindt : de drive-in van McDonald’s.

Het is anderhalf uur rijden naar onze bestemming. Anderhalf uur héél rustig rijden. Niet sneller dan de borden ons voorschrijven. Geen verkeersagressie als je je braafjes aan die snelheid houdt. En geloof me of niet, dat doet iedereen. Ja, echt, ie-der-een. Geen bumperklevers die met handgebaren duidelijk maken dat je snelheidsborden hoort te negeren. Geen ongeduldig getoeter als je wat aarzelt omdat je niet helemaal zeker bent of je die straat wel moet inslaan. Ligt het aan de Zweedse mentaliteit ? Of zijn het de eerste zonnestralen die bij elke Zweed een glimlach op het gezicht toveren en een dosis verdraagzaamheid ?

EEN PEPERKOEKEN HUIS

We hebben een peperkoeken huisje gehuurd op een van de eilandjes die Stockholm omringen. De archipel van Stockholm bestaat uit 30.000 eilandjes, Skärgården (scherenkust) in het Zweeds. Sommige zijn bewoond, andere helemaal verlaten. Prachtig is het op ons eilandje. Water, schitterende zonsondergangen, natuur, maar ook best veel bebouwing. Björn Borg woont op een boogscheut hier vandaan, vertrouwt een Zweed me toe. Ook de bandleden van Abba zouden hier lang gewoond hebben, in romantischer tijden. Meer nog, veel van hun wereldhits zouden in deze omgeving geschreven zijn. En eerlijk ? Na tien dagen voel ik de creativiteit tintelen in mijn vingertoppen. Als ik hier woonde, werd ik schrijfster, ik ben er zeker van.

Hij is toch een beetje overstuur, onze kleine jongen. Een ander land, vreemde mensen, een taal die hij niet verstaat. En hij had nu net min of meer ontcijferd waar mama en papa het allemaal over hadden. We laten hem wat acclimatiseren en genieten van ons vakantiehuurhuisje. Normaal woont hier een gezin met twee kleine meisjes. De hele woning staat in het teken van de kinderen : overal speelgoed, een Ikeakinderstoel en een kinderbedje dat klaarstaat in een van de mooie roze kinderkamers. De zon schijnt, Mauro kan naar hartenlust spelen in de grote tuin met zandbak, schommel en trampoline. De hele buurt heeft trouwens een trampoline. Overal zien we lachende kinderen springen. Wij, de volwassenen, kunnen ontspannen in de sauna van het huis.

Rolluiken of gordijnen zijn er niet, waardoor het al vroeg erg klaar is in de slaapkamer. Dat vinden wij vreemd, maar de Zweden koesteren elk straaltje licht. Geen haar op hun hoofd dat eraan denkt het schaarse zonlicht niet binnen te laten.

KINDVRIENDELIJK UIT ETEN

We gaan op uitstap naar de hoofdstad. Rond de middag passeren we een visrestaurant dat er best wel (te) deftig uitziet. De honger knaagt en we beslissen er iets te eten. Maar eerst gaat manlief op prospectie, om te zien of er wel een kinderstoel is. Ik sta even alleen te wachten bij de ingang. Al na enkele seconden snelt een man de straat over. Hij roept wat in het Zweeds. Ik versta hem niet, en hij herhaalt in het Engels. “Do you want help ? Do you want me to open the door for you ?” Ongelooflijk, vind ik dat. Hoe vaak heb ik al niet gevloekt op deuren in mijn thuisstad : zware deuren, deuren die automatisch dichtvallen, deuren die je pas kunt openen nadat je eerst veel te hoge trappen moet trotseren. Vóór ik een kind had, had ik er nooit bij stilgestaan. Nu weet ik maar al te goed dat ik in bepaalde winkels, restaurants of cafés niet eens binnen geraak met de kinderwagen of pas na vreselijk gesukkel of een expliciete roep om hulp. Hier steekt iemand speciaal de straat over om te helpen, en heb ik niet eens hulp nodig. Jef komt me halen. Er is een kinderstoel. De ober komt me tegemoet en helpt me met de kinderwagen. Het kinderstoeltje wordt door een andere ober klaargezet en schoongemaakt. Niemand kijkt ons afkeurend aan. Ook dat verbaast me. Op restaurant gaan met kinderen, zeker met zo’n kleintje, wordt hier aanvaard. Bij ons, zo lijkt het mij, heb je twee soorten eethuizen : die waar je met kinderen gaat, en restaurants waar je rustig eet, zonder kinderen. In Zweden, en dat valt me later tijdens de reis nog verschillende keren op, heb je maar één soort restaurant. Het is het soort waar je eet, en je neemt gewoon je kinderen mee. Of niet, het maakt niet uit. We spreken er enkele Zweden over aan, en die beamen het. Kinderen op restaurant, het is normaal en het is oké. Ook al maken ze lawaai.

OVER DIEREN EN VERHAALTJES

Een verplichte uitstap is Skansen, de zoo van Stockholm. Al doet het woord ‘zoo’ tekort aan het openluchtmuseum dat Skansen is. Eind negentiende eeuw werd hier, op een schiereiland naast het centrum van de stad, een miniatuurversie van het authentieke historische Zweden neergepoot. Typisch Scandinavische dieren kun je er zien, tussen zestiende-eeuwse hutten. Bruine beren, elanden, lynxen, everzwijnen, rendieren en zelfs een slapende wolf… We kijken onze ogen uit. En onze jongen ? Die vindt vooral de kippen leuk. Terwijl wij over de geschiedenis van de wolf lezen, vallen zijn oogjes dicht. Even flikkeren ze op als hij de vacht van een opgezette wolf mag aaien. Maar als wij even later enthousiast wijzen naar de vechtende beren, staart hij voor zich uit. Dan zijn die paarden en koeien thuis toch een stuk mooier en liever, lijkt hij te denken. En hij verdrijft zijn verveling met een lange middagdut. De kindertuin, waar de jongere kindjes kleine diertjes kunnen bewonderen, moeten we dus jammer genoeg overslaan. Voor de kindertuin is trouwens een parking voorzien voor kinderwagens. Best een grappig gezicht, die rij kinderwagens.

Volgende halte is het kindermuseum Junibacken op het eiland Djurgarden, waar de fantasiewereld van Astrid Lindgren werkelijkheid wordt. Ook hier is een parking voor kinderwagens. Je kunt aan de receptie zelfs sloten huren, zodat je met een gerust hart de wereld van Lindgren kunt binnentreden. Opnieuw kijken we onze ogen uit en worden we op slag weer vijf jaar oud. Dit moet hét ultieme paradijs voor kinderen zijn. Aan de ingang van het museum is een speeldorp gebouwd. Mauro klimt en klautert in en op de huizen van de bekende Scandinavische kinderboekenfiguren. Even verder staat een treintje ons op te wachten voor een fantastische tocht. Bijna elk boek van Lindgren komt tot leven door de betoverende miniatuurdorpen van de Zweedse kunstenares Marit Törnqvist. Tot onze verbazing blijft zelfs de meest actieve dreumes ter wereld braafjes tussen ons in zitten. Als het treintje het waskot van Abbe of de schuur van Emil voorbij bolt, verroert hij geen vin. Stil als een muisje is hij wanneer we boven het dorp van Erik zweven – en jawel, daar zien we Karlsson van het dak vliegen ! Even voel ik zijn handje heel stevig in mijn hand knijpen, wanneer we zo klein als Niels Ukkepuk oog in oog staan met een reuzenrat, of als het onweer boven het bos van Ronja en de rovers uitbreekt. Het treintje komt tot stilstand naast Villa Kakelbont, het huis van Pippi Langkous, waar elk kind zou willen wonen.

Zweden. Een land waar kinderen zichzelf mogen zijn. Een land waar je zelf zo graag kind had willen zijn.

DOOR KATELIJNE DE MAN & FOTO’S JEF BOES

Kinderen op restaurant, in Zweden is het normaal en het is oké. Ook al maken ze lawaai

In Junibacken, waar Astrid Lindgrens fanta-siewereld werkelijkheid wordt, kijken we de ogen uit en zijn we op slag weer vijf jaar oud

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content