Twee vrienden
Wie eraan twijfelt of echte mannenvriendschappen bestaan, moet ten huize van André Malherbe langslopen, en luisteren.
Pierre Darge Foto’s Jean Patrick Meert
Het lijkt wel een scène uit een film : een groot wit huis met een terras, omgeven door een prachtige tuin, op een steenworp van de Maas. Een veertiger in een stoel die bijna geruisloos over het terras glijdt, vergezeld van een man die naast hem loopt. In de stad is het bloedheet, maar hier voelt de temperatuur wat zachter aan, speelt een licht briesje. Een paradijselijk hoekje in een landschap dat niet bepaald vrolijk oogt. Als we het terras naderen, roept een van de heren de hond terug die op ons afstormt en verandert het beeld dat ik in gedachten had. Ik had een invalide verwacht, een hulpeloos uitziende kerel van wie het lichaam vanaf de nek is uitgeblust, maar ik sta oog in oog met een minzaam lachende man van wie alleen de machteloze handen in zijn schoot het verhaal verraden.
Negen jaar geleden kon André Malherbe als motorcrosser terugkijken op een onwaarschijnlijk rijk palmares met drie wereldtitels en ontelbare Grand Prix-overwinningen. Ook materieel had de sport hem geen windeieren gelegd : een appartement in Monaco, een Ferrari, alles waar een dynamisch man van dromen kon. Philippe Schmidt van Honda Belgium die hem in die dagen goed kende, noemt de man die nu aan de rolstoel gekluisterd zit ?un grand homme, une référence pour le sport?. ?Hij was menselijk, trouw en genereus in zijn vriendschappen. Getalenteerd ook, door de natuur buitengewoon begiftigd maar evenzeer erg minutieus in zijn professionele aanpak. Een soort Senna van de motorcross.?
Negen jaar geleden ging André Malherbe, die niets meer te bewijzen had, in op een uitnodiging van Yamaha France om deel te nemen aan Parijs-Dakar. Een paar dagen na het vertrek sloeg hij in de Sahara tegen de grond. Hij zou nooit meer opstaan. De medische hulp liet op zich wachten, de blessure aan zijn ruggengraat kon niet tijdig worden ingedijkt. Twee jaar lang verbleef André Malherbe op de afdeling intensieve zorgen van een gespecialiseerd ziekenhuis. Daarna volgden zes maanden readaptatie aan het normale leven. En jaren van strijd om bijvoorbeeld zelfstandig te kunnen ademen. Een lijdensweg die met geen pen te beschrijven valt. Maar bij al die tegenslagen mocht de meervoudige wereldkampioen zich op twee vlakken gelukkig prijzen : hij was goed verzekerd, en hij had een vriend. Een hele goede vriend, ?un vrai, vrai, vrai ami?, zoals hij op het terras benadrukt.
Jean-Claude Laquaye was ook een voortreffelijk motorcrosser, op hun tiende stonden ze voor het eerst tegenover mekaar in hun allereerste wedstrijd. Ze werden vrienden en rivalen, al streden ze niet vaak tegen elkaar : Jean-Claude was twee jaar ouder en racete daardoor vaak in een andere categorie. Maar ze trokken wel altijd samen op, en toen Malherbe zijn ongeval kreeg, liep Jean-Claude elke dag langs in het ziekenhuis.
?Het heeft heel erg lang geduurd eer ik zijn situatie kon aanvaarden. Ik stapte elke dag naar het ziekenhuis en elke dag weer dacht ik dat er een ietsje vooruitgang zou zijn. En vooruitgang betekende in dit geval beweging, hoe nietig ook. Maar die kwam er niet. Het was gewoonweg niet voor te stellen. D’avoir un copain qui, du jour au lendemain, ne bouge plus.?
Laquaye bleef niet bij de pakken zitten, hielp Malherbe al snel bij zijn dagelijkse verzorging, ook omdat de zwaargewonde het prettiger vond op die momenten een vriend dan een verpleger aan zijn zijde te vinden.
?Ik geloof dat ik bij het vervolg nooit echt heb stilgestaan. Ik had een vriend die niet meer kon bewegen en dus hielp ik hem. Je me disais que c’était mon meilleur ami, et que c’est là qu’il avait besoin de moi. Of er tijd voor was ? Nee, eigenlijk was er geen tijd voor, maar we maakten dus tijd. En ik bleef. Ook toen hij na 2,5 jaar naar huis mocht. Sinds die tijd zijn we ongeveer altijd samen, delen we min of meer dit huis. Meestal slaap ik op de eerste verdieping, zodat ik hem kan horen roepen als hij me nodig heeft. ’s Zomers gaat het wel, maar tijdens de winter heeft hij het vreselijk koud, sta ik drie of vier keer op om ‘m toe te dekken. En natuurlijk gaan we samen uit, maken we samen lol en komen we samen thuis. De afgelopen 18 maanden hebben we samen met het busje zo’n 80.000 kilometer afgelegd. Ik aan het stuur, André in zijn stoel op de plaats van de achterbank.?
Jean-Claude Laquaye draagt een bezorgd gezicht mee, zet koffie, loopt om sigaretten.
?Ik heb heel lang gedacht dat mijn geest het zou halen van mijn lichaam?, zegt André Malherbe. ?Ik ben altijd een optimist geweest, ook en zeker in mijn sportdagen. Tenslotte was ik in mijn sport gewend om te strijden. De dokters laten altijd een sprankeltje hoop, en dat is voldoende voor een vechter als ik om door te gaan. Een jaar lang heb ik er rotsvast in geloofd dat ik terug zou lopen. De dokters vertelden me steeds weer dat er een zeer grote kans was dat dat nooit zou lukken, maar ik zag daar een teken van hoop in, interpreteerde dat als nog een minieme kans die overbleef. Toen ik de realiteit moest aanvaarden, heb ik een paar slechte momenten doorgemaakt, een paar weken, misschien een paar maanden ik ben het vergeten.?
Een buitenstaander denkt dat iemand in zo’n situatie er misschien gewoon liever niet meer is… ?Ook die momenten zijn er geweest, maar nooit voor lang. En het leven gaat door, mijn optimistische natuur deed de rest. Ik ken mensen in mijn situatie die in een hoekje gaan zitten huilen, die zich opsluiten, niemand meer willen zien. Ik ken er die zelfs geen enkele inspanning willen leveren. In het leven van wie nog wel op zijn benen kan staan, zie je dezelfde verschillen : sommigen klagen de hele tijd en over alles, terwijl anderen gewoon doorgaan. Ik kan me ook een beetje nuttig maken. Ik ben nu voorzitter van de raad van bestuur van het home voor mentaal en fysiek gehandicapten le Château Vert. Als ik die kinderen zie, besef ik dat ik ook geluk heb gehad : ik heb 31 jaren volop van het leven genoten. In het home heb ik ook een wereld ontdekt die ik niet kende : menselijke wezentjes die misschien niet alle capaciteiten bezitten die wij hebben, maar zo dicht bij ons staan, zo ontzettend gevoelig zijn, ons nodig hebben. (lachend) Jean-Claude zit ook in het bestuur, en aangezien we toch altijd samen zijn… Daarnaast run ik met een vennoot een interimbedrijf in Luik. En zo vaak als ik kan houd ik me bezig met mijn dochtertje Cassandre, die nu tien is en met haar moeder in Zuid-Frankrijk woont. De 80.000 kilometer die we hebben afgebold, hebben ook veel met haar te maken.?
Als Malherbe dorst heeft, mompelt hij zachtjes ?du café?, reikt Laquaye hem de kop tot aan de lippen, of steekt hij een sigaret op die hij nu en dan naar de mond van zijn kameraad brengt, bij elk trekje. André Malherbe mag dan verlamd zijn, Jean-Claude Laquaye is in die jaren grijs geworden. Al enkele weken na het ongeval ontdekte hij de eerste grijze haren. ?Het kan toeval zijn, je weet het nooit. Het betekent achteraf niet veel, maar ik had er een beetje moeite mee, intussen ben ik er overheen. (grijnzend) Ik hoor dat grijs in het najaar mode wordt.?
?Je krijgt de allures van een playboy?, grapt Malherbe.
?Alleen de allures.?
Natuurlijk is mijn leven veranderd?, zegt de man in de rolstoel. Ik zie nu bijvoorbeeld scherper dan ooit hoe mensen zichzelf het leven moeilijk maken, en hoeveel kwaad er in de mensen schuilt. Als je ziet dat er zijn die her en der bommen leggen om onschuldigen te verwonden… On a du mal à comprendre la méchanceté qui habite certains personnages. Het onbegrijpelijke leed dat kinderen wordt aangedaan, terwijl het leven met heel weinig middelen zo mooi kan zijn op voorwaarde dat er wat goede wil is. Alles is overal op deze wereld aanwezig om gelukkig te zijn. En zo weinigen maken er gebruik van.?
Heeft de situatie Laquaye een zin in het leven aangereikt ? ?Ik zou het nog zo niet weten. Misschien dat je meer gaat nadenken, maar dat komt natuurlijk ook een beetje met de leeftijd. Een tijd geleden vroeg rallyrijder Marc Duez om als copiloot te fungeren bij een van zijn eerstvolgende rally’s. Mijn eerste gedachte betrof André en wat er van hem zou geworden als we uit de bocht gingen, als ons wat zou overkomen. We hebben daar lange gesprekken over gevoerd, de conclusie was dat hij ongelooflijk veel pech heeft gehad. Wie daar te lang bij stilstaat, mijdt elk risico, komt nergens meer toe. Voor de fun heb ik onlangs aan een motorcross voor oude gloriën deelgenomen en daar intens van genoten, en straks wil ik met mijn nieuwe vrouw een keertje een rally rijden, zonder te forceren natuurlijk.?
?Je weet het nooit,? zegt Malherbe, ?veel mensen in mijn situatie hebben helemaal geen risico’s gezocht. In het ziekenhuis heb ik mensen ontmoet die uitgegleden zijn op de trap, die een auto-ongeval hebben gehad, die slecht zijn neergekomen bij het duiken, allemaal met hetzelfde resultaat. Noem het een tegenslag met belangrijke gevolgen. De vriendenkring die van de ene dag na de andere krimpt. Nieuwe mensen die zich aandienen. Toen ik in het Brugman-ziekenhuis verbleef voor de readaptatie, stond wereldkampioen rally Ari Vatanen, die ooit na een raceongeval zelf weken tussen leven en dood heeft gehangen, ineens voor me met een reusachtige ruiker bloemen. Hij was op doortocht in België en had laten uitzoeken waar ik lag. We hadden mekaar nooit ontmoet, maar hij stond daar een schitterende vent. Nu zien we mekaar geregeld als ik in het Franse Zuiden ben, waar hij woont. Of Philippe Schmidt van Honda, die zoveel voor ons gedaan heeft zonder dat daar het minste eigenbelang mee was gemoeid. Dat is toch zeldzaam in een wereld waar materialisme en centen de boventoon voeren.?
André Malherbe kan wel niet meer lopen, maar rijden doet hij soms nog, en niet alleen in de rolstoel. Vorig jaar knutselden een paar vrienden een auto ineen waarmee hij aan drie Shell economy-runs kon deelnemen, op de circuits van Le Castellet, Silverstone en in het Brusselse Ter Kamerenbos. De herinnering alleen al doet hem glimlachen.
?Geen eenvoudige zaak, want ik moest de wagen uiteraard met het hoofd bedienen. Naast de klassieke bediening zoals in die rolstoel kreeg ik een soort mondstuk dat onder mijn onderlip paste, met knoppen die ik met mijn tong kon bedienen om bijvoorbeeld de brandblusser, de toeter of de noodrem te activeren. Natuurlijk maakte ik geen enkele kans op een ereplaats : mijn auto woog omwille van mijn toestand twee keer zo zwaar als die van de concurrentie, ik zat rechtop terwijl anderen liggend konden rijden, en ik weeg zelf twee keer zoveel als de knapen van vijftien die dat soort wagens bedienen. Maar ’t was een sympathieke uitdaging, en ik legde toch het equivalent van 600 kilometer per liter af.?
Doet hoop leven in zo’n situatie ? Volgt Malherbe nauwgezet de wetenschap terzake die bij ratten een soort bypass rond de breuk in het ruggenmerg heeft weten te monteren zodat ze hun pootjes weer kunnen bewegen en weer kunnen lopen ?
?Ik volg niets van dat alles van dichtbij. De dag dat er een serieuze vooruitgang wordt geboekt, zullen we bij de eersten zijn om dat te vernemen. Ik wil me absoluut niet op de eventuele resultaten van dit soort werk vastpinnen, want dan ga je naar data toeleven, en naar afspraken die er misschien nooit komen. Er wordt veel research gedaan, en natuurlijk juich ik dat toe, hoe meer hoe liever. Het blijft een prettige gedachte dat zoveel mensen daarmee bezig zijn, en daar heb ik vrede mee.?
Het wordt tijd om te gaan, er rest nog maar één vraag. De vraag hoe iemand in zijn situatie de moed erin houdt. Kan het dat André Malherbe zichzelf op de been houdt met bijvoorbeeld het geloof ? Daar steun uithaalt ? De motorcrosser reageert vliegensvlug. Weer dat monkelende glimlachje. ?Er is geen grotere ongelovige dan ik. Ik geloof niet dat ik op de hemel moet rekenen.?
Boven : Malherbe (links) met Jean-Claude Laquaye. Links : negen jaar geleden kon hij als motorcrosser terugkijken op drie wereldtitels en ontelbare Grand Prix-overwinningen. Rechts : de machteloze handen in Malherbes schoot verraden het verhaal.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier