OOSTENRIJKSE KLASSE

Herwig Van Hove

Achteraf bekeken, heeft het di-ethyleenglycol-schandaal van 1985 in Oostenrijk uiteindelijk gunstige effecten gehad. Er kwam een begrijpelijke binnenlandse aversie voor zoete wijnen en daaraan gekoppeld, een grotere vraag naar droge wijn. De ernstige wijnboeren die het geknoei met suiker en glycol altijd al hadden afgewezen, kregen nu hun kans. De meeste groothandelshuizen die rechtstreeks met het glycolschandaal te maken hadden, bestaan nu zelfs niet meer. De regio’s die van oudsher droge wijn hadden geproduceerd, konden eindelijk een normale prijs voor hun producten bedingen. Toch hebben de meeste kwaliteitswijnboeren nu wijn te kort, ze kunnen op de binnenlandse markt alleen al gemakkelijk het dubbele kwijt. Er is dus geen buitenlandse druk om de wijn meer te internationaliseren : de Oostenrijkse wijn is nog echt Oostenrijks en niet vervangen door het klassieke internationale succesduo van rode cabernet en witte chardonnay. De betere Oostenrijkse wijn heeft de droogheid van de levendige Loire-wijnen, de rijkdom en de rijpheid van de grote Elzassers en het fruit van de betere Duitsers. In de (zeldzame) ideale gevallen heeft hij dit allemaal samen in perfecte harmonie. Maar de prijs is er ook naar.

De Oostenrijkse wijngaarden, en vooral die op de Donau-oevers in Neder-Oostenrijk, blijken uiterst geschikt voor droge klassewijn. De meest uitgesproken kwaliteitszone is hier zeker deze rond Wachau, tussen Melk en Krems : een smalle canyon-achtige vallei met terrassen, die men eerder met de Rheingau of de Moezel zou associëren en die landschappelijk bijna even dramatisch oogt als de Douro-vallei in het noorden van Portugal.

De Oostenrijkse classificering werd na het glycolschandaal uiterst streng. Na de gewone klassen van Tafelwein en Landwein, die nu zowat overal in Europa ingevoerd werden, komt onderaan op de ladder de Qualitätswein. Hij moet afkomstig zijn van één enkele (Oostenrijkse) goed omschreven zone, wordt (streng) gecontroleerd het mostgewicht moet ten minste 73 Oechsle bedragen, waarbij de graden Oechsle het natuurlijk verworven suikergehalte van het verse druivensap aangeven , en er mag worden gechaptaliseerd met een maximum van 4,5 kg suiker per 100 liter most.

Dan komt de klasse Kabinettwein, het mostgewicht moet nu minstens 84 Oechsle bedragen en vanaf deze klasse is chaptaliseren ten strengste verboden. In de wijn mag er maximaal 9 g onvergiste suiker achterblijven, een gehalte dat gemakkelijk door de normale levendige zuurheid kan worden opgevangen. Vanaf 94 Oechsle spreekt men van Spätlese, bij 105 van Auslese, bij 127 van Eiswein of Beerenauslesen, bij 138 van Ausbruch en bij 156 van Trockenbeerenauslesen.

Oostenrijk heeft eigen druivensoorten. Van Welschriesling (die met riesling niets te maken heeft en die soms ook riesling italico wordt genoemd) en van Müller Thurgau maakt men gewoonlijk lichte wijntjes voor dagelijks gebruik. De beste en meest typische wijnen worden gemaakt van de Grüner Veltliner-soort en de Weissburgunder, niets anders dan pinot blanc.

IN HET GLAS

Onlangs werd in Brussel, door de commerciële dienst van de Oostenrijkse ambassade, in samenwerking met de bekende Oostenrijkse wijninvoerder Ryslavy en enkele Belgische wijnfirma’s, een blinde, vergelijkende proeverij georganiseerd. Het betrof Oostenrijkse witte wijnen ?verstopt” in een reeks witte wijnen uit Italië en Frankrijk.

Blind geproefd heeft de vooropgestelde Franse grandeur het dikwijls heel moeilijk. Zeker als het om onwaardige ambassadeurs gaat zoals de uiterst gewone Chassagne Montrachet ?Les Morgots” 1991 van Laboure-Roi, een dunne in ongedekt zuur eindigende Corton Charlemagne Grand Cru 1993 van Bonneau du Martray, of een door hout overdonderde Puligny Montrachet ?Champ-Canet” 1993 van Boillot. Maar noblesse oblige, gelukkig waren er ook andere zoals de rijke, evenwichtige en lang smakende Rully ?Mont Palais” 1994 van Boillot, en een uiterst smakelijke Meursault ?Les Chevalières” 1993 van René Monnier.

Maar alles bijeen brachten de tussen de reeks verscholen Oostenrijkers het er veel beter van af. Ze zijn echter te duur voor onze markt.

Ried ( ) ?Loibenberg”, Grüner Veltliner, Qualitätswein 1993, Wachau van het wijngoed Knoll (682 fr.) : goed ontwikkelde, expressieve neus met een goed dragende en gevulde zachtaardige smaak met grote geknoopte lengte.

Ried ?Lamm“, Grüner Veltliner, Qualitätswein 1993, Kamptal van het wijndomein Bründlmayer (495 fr.) : vreemde ?onfranse” neus en een simpele oppervlakkige smaak met wat zoet op het einde. Zou moeten goedkoop zijn.

Ried ?Kellerberg”, Grüner Veltliner, Qualitätswein 1993, Wachau van het domein Freie Weingärtner (453 fr.) : gespannen, iets metaalachtige neus met een frisse en toch krachtige smaak vooral in de aanzet, eindigt iets verdunnend.

Ried ?Von den Terrassen”, Grüner Veltliner, Qualitätswein 1993, Wachau van het domein Pichler (695 fr.) : iets prikkelende maar krachtige rijpe smaak.

Ried ?Honivogel”, Grüner Veltliner, Qualitätswein 1993 van het domein Hirtzberger (880 fr.) : rijke smaak met veel alcohol en glycerol maar geen spoor van zoet en een grote krachtige lengte.

Invoer : Kurt Ryslavy in Brussel.

( ) Ried op het etiket betekent cru.

HERWIG VAN HOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content