Montalcino leeft nu in 2007

© MICHEL VAEREWIJCK
Herwig Van Hove

Het blijft een taai regeltje : de Brunello van Montalcino moet vijf jaar wachten voor hij op de markt komt. We proeven dus 2007. Voor de tweede wijn, de Rosso, geldt die regel niet.

Brunello di Montalcino werd in 1966 een DOC en in 1980 volgde de hoogste categorie : de DOCG ( Denominazione di Origine Controllata e Garantita). De wijn moet voor honderd procent gemaakt zijn van de lokale variant van sangiovese, de brunello en geoogst in de gemeente Montalcino met een maximale opbrengst van acht ton druiven per hectare. De totale oppervlakte van de wijngaarden in de gemeente is 2100 ha voor Brunello en 510 ha voor een tweede wijn, de Rosso di Montalcino.

Die Rosso heeft een bochtige geschiedenis. In 1967 begonnen sommige wijnbouwers tafelwijn te verkopen onder de naam Rosso de Brunello, tot ergernis van de traditionalisten die vonden dat elke verwijzing naar Brunello verboden moest worden, wegens te verwarrend. Na veel lobbywerk, zelfs tot bij de Europese Commissie, kreeg de tweede wijn in 1983 een DOC-status, met als naam Rosso de Montalcino.

Rosso mag op de markt komen op 1 september van het jaar na het oogstjaar terwijl de echte Brunello minstens vijf jaar moet wachten. De Rosso moet in principe een lichtere wijn zijn, maar de wijnbouwers zijn vrij het type te kiezen. Die vrijheid genereert een hele waaier van types, gaande van bijna-Brunello tot tafelwijn.

SUBZONES IN MONTALCINO

De gemeente Montalcino is een haast vierkant stuk van veertien bij veertien kilometer, begrensd door de valleien van de Orcia, de Assoe en de Ombrone, alles samen ongeveer 250 km². Daarvan is 44 procent ingenomen door bossen (vandaar het everzwijn op de lokale menukaarten), 8 procent door olijfbomen en 12 procent door wijngaarden, waarvan de helft binnen de DOCG Brunello. In vijftig jaar was de groei van de wijngaard explosief : van 50 naar 2100 hectare. Over zo’n groot gebied bestaan uiteraard grote bodem- en hoogteverschillen, daardoor zijn er ook grote kwaliteitsverschillen en types.

Montalcino heeft het hoog gelegen centrum en veel van de 250 eigenaars hebben er hun (kleine) wijngaarden op een hoogte van vier- tot vijfhonderd meter boven zeeniveau. Kleine eigendommen, dat wel, maar ook groot geld : voor een hectare wijngaard betaal je makkelijk vijfhonderdduizend euro. In het centrum zijn de wijnen in principe elegant en van het bewaartype : de koelere nachten geven complexiteit. We treffen er klinkende namen, zoals Biondi Santi, Altesino en Donatella Cinelli Colombini.

Zoals in elke appellation is het verboden om ‘vreemde’ druiven (bijvoorbeeld merlot) bij te mengen, maar het is niet verboden om verschillende wijnen binnen de appellation met elkaar te combineren. Dat doet Giancarlo van het domein Siro Pacenti : hij put finesse van zijn zeven hectare kleikalkgrond in het centrumgebied en corpus en kracht uit de wijn van dertien hectare rotsachtige, alluviale gronden. Casanova di Nero, die ook met één been in het centrum staat, mengt zijn types niet : hij maakt een ronduit zuiderse wijn en een andere die excelleert in finesse.

In het zuiden van het appella- tiongebied, in de buurt van het dorpje Sant’Angelo in Colle, zijn de wijngaarden vlak en kleirijk aan de lage boorden van de rivier Orcia. We treffen er grote domeinen zoals Banfi, Col d’Orcia en Il Poggione : goed voor veertig procent van de totale Brunelloproductie. Hier worden donkergekleurde, hoogalcoholische wijnen gemaakt met een matige zuurtegraad die onmiddellijk lekker zijn en minder lang moeten bewaren. Kortom van het mediterrane type.

Voor we echter vanuit Montalcino in het zuiderse dorpje Sant’Angelo in Colle komen, is er een ruim tussengebied, van Camigliano in het westen tot Castelnuovo dell’Abate in het oosten. Hier is het wat warmer dan in het centrum, maar bij wijngaarden op een gemiddelde hoogte van 300 m of meer komen daar ronde en fijne tannines van en een levendige zuurheid, waardoor ze goed bewaren. Voorbeelden : Fanti en Poderina.

Helemaal ten noordwesten van het centrum, in een uithoek als het ware, liggen twee wijndomeinen te midden van beschermde wouden, een ervan is Silvio Nardi. Hier is het merkelijk koeler en sangiovese rijpt moeilijker. Bij Silvio Nardi wordt hij dan ook geassem- bleerd met zuiderse wijnen van Manachiara.

Maar de bodemverschillen wegen niet door bij de keuze tussen Rosso of Brunello. De meeste domeinen en zeker de grote zullen altijd bij voorkeur de (duurdere) Brunello maken. De Rosso blijft het imago van ’tweede wijn’ dragen.

DOOR HERWIG VAN HOVE

De meeste domeinen maken bij voorkeur Brunello. De Rosso blijft een ’tweede wijn’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content