“JE MOET ALS OUDER GEZOND ONGERUST ZIJN”

PROFESSOR EN KINDERPSYCHIATER PETER ADRIAENSSENS IS IN 2010 NIET UIT HET NIEUWS GEWEEST. MET DE COMMISSIE-ADRIAENSSENS, MET ZIJN BOEK ‘LAAT ZE NIET SCHIETEN !’ EN MET DE GLOEDNIEUWE AFDELING SPOEDOPNAME KINDERPSYCHIATRIE. EEN GESPREK OVER EEN ZEER BEWOGEN EN VAAK MOEILIJK JAAR.

Een lift, een gang, een gesloten deur, een bel. Nog een gesloten deur en gangen vol kinderen die gepakt en gezakt naar school gaan. De ziekenhuisschool in dit geval en de gesloten deuren bakenen de afdeling kinderpsychiatrie af van het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg. Peter Adriaenssens, onze Man van het Jaar, loodst ons naar zijn persoonlijk grootste verwezenlijking van 2010 : spoedopname kinderpsychiatrie. In een bureau daar, maakt hij tijd voor het interview.

U wordt gezien als de man die zijn volk leerde opvoeden. De boodschap van uw boek ‘Laat ze niet schieten!’ slaat anders wel in als een bom. Het is weinig hoopgevend als u zegt dat het met dertig procent van de jongens bij momenten verkeerd loopt.

Peter Adriaenssens : Mijn boek groeide uit mijn confrontatie met de jongens van Everberg, waar ik nu twee jaar consulent ben. Daarnaast heb je dagelijks berichten in de media over jongeren die echt ontsporen. Mijn tegengewicht in deze job is lange tijd de gezonde groep geweest. Met veel jongeren gaat het goed, dat moet je blijven zien. Ik zeg tegenwoordig grappend tegen een zaal waar ik lezingen houd dat ze alle kinderen in hun familie eens op twee rijen moeten zetten : een rij met delinquenten en een rij met kinderen waarmee het goed gaat. Dan ziet iedereen lachend meteen de realiteit onder ogen, maar iedereen kent ook een kind waar men zich zorgen over maakt.Ik stel vast dat het positief praten nu lijkt door te schieten naar het idee dat alles positief is. Alsof elk kindergedichtje wereldliteratuur is. In dit boek zeg ik : als jullie allemaal overtuigd zijn dat we het zo goed doen, dan ga ik even op de zweer duwen. We zijn in een gevaarlijke stroom terechtgekomen. Leerkrachten krijgen ouders tegen zich omdat ze te weinig punten geven, directies hebben meer last met ouders dan met kinderen, schoolomgevingen baden in hamburgertenten waardoor de school bijna ridicuul overkomt als ze gezonde voeding op haar programma zet.

U omschrijft uw boek als een pamflet waarin u concrete voorstellen tot verandering doet. Maar u kunt ouders toch niet dwingen om een opvoedingsboek te lezen ?

Er zullen altijd plaatsen zijn waar het fout gaat, maar als maatschappij moeten wij de juiste signalen uitzenden. Neem nu Kuregem, de wijk in Anderlecht waar het fout ging. Ze zijn met tien en de politie komt opdraven. Een paar sms’jes later staan daar honderd jonge gasten. En de politie maar bellen om versterking die er niet komt. Er is onder die jongeren een solidariteit waarop de volwassenen niet kunnen rekenen. We moeten de vraag dus omkeren : wat is er mis met ons ? Dat een veertienjarige een nachtwinkel binnenstapt en een fles wodka wil kopen, is normaal. Niet normaal is het dat die jongen van de volwassene die wodka ook krijgt.

Wat u vooral aanklaagt, is de hypocrisie van de consumptiemaatschappij.

De term ‘fundamentalisme’ geldt niet alleen voor religie. Wij zijn consumptiefundamentalisten. Mijn broeder, de volwassene, mag geen inkomensverlies lijden, dus mag hij mij om het even wat lappen, ook al moet ik de gevolgen op opvoedingsniveau daarvoor opkuisen. Als ouder krijg je cursussen over ‘hoe veilig met internet omgaan’, terwijl dat eigenlijk niet zou moeten. Elk onschuldig woord op internet leidt naar porno. Waarom eisen we geen apart internetcircuit voor porno ? Als volwassenen zien we zoveel dat niet functioneert en we durven er niet tegenin gaan. Kijk naar Nederland : het hangt er vol camera’s en wat doen de kleine crimineeltjes ? Ze trekken gewoon een capuchon over hun hoofd, wuiven naar de camera en blijven onherkenbaar. Dus is er nu een pleidooi om capuchons te verbieden. Dat is wat ik Afghanistan noem. Je staat daar met je hoogtechnologische bewapening en daar komt een veldstrijder met een geweer en drie kokers die erin slaagt om de boel te ondermijnen.

Het interview wordt onderbroken door gekrijs in de gang van een boos, ongelukkig, gefrustreerd kind. Het gekrijs houdt aan, professor Adriaenssens blijft onverstoorbaar. Hij kent het, dit is zijn biotoop, en hij biedt ons nog een kop koffie aan. Het gesprek gaat verder, de volumeknop iets harder.

Ook dit is uw verwezenlijking : een crisiscentrum kinderpsychiatrie. Het was een van uw dromen.

Het is een groot pijnpunt dat jongeren die vandaag in ernstige moeilijkheden zitten pas over een paar weken hulp kunnen krijgen. Als jongeren zes maanden tot een jaar moeten wachten, zijn de problemen alleen zwaarder geworden. Dit is inderdaad mijn droom : je komt en je kunt meteen opgenomen worden. Een korte opname, maximum vijf dagen en alleen gericht op de manier waarop je dit kind en dat gezin kunt stabiliseren zodat ze weer een stap verder kunnen. Vaak zien we immers ouders die letterlijk en figuurlijk uitgeput zijn. Alleen het feit van een paar nachten normaal te slapen, geeft ze ideeën en inspiratie.

Het boek, dit project en uw academische taak zijn al een fulltimebezigheid. Toch heeft u begin 2010 besloten om ook de commissie voor te zitten die later uw naam zou dragen.

Ik wist niet waar ik voor stond. In de tien jaar dat de Commissie voor de behandeling van klachten wegens misbruik in een pastorale relatie functioneerde, kreeg ze maar 33 dossiers binnen. Omdat er met haar adviezen toch geen rekening werd gehouden, heeft Godelieve Halsberghe ontslag genomen. In januari 2010 hebben ze mij gevraagd of ik haar job wou overnemen. Twee tot drie dossiers per jaar, vrijwilligerswerk… Tja, dat kon ik erbij nemen. In april echter ontplofte de zaak-Vangheluwe. De week daarop kregen we 200 dossiers binnen.

De persconferentie met al die schrijnende dossiers heeft veel teweeggebracht. Ook zichtbaar bij u.

Dat is zo. Die 124 verhalen voluit op papier zetten, heeft voor veel mensen het verschil gemaakt. Op dat moment was er een enorme wonde. Dat de zaak zo radicaal van ons werd weggenomen, betekende voor die mensen dat het voor niemand tot een goed einde zou komen. Dat is ook wat de commissie traumatiseert. We hebben verhalen gehoord waar we collectief niet goed van waren. Je gaat uit van het idee dat je net op die verhalen rechtvaardige antwoorden wilt formuleren. Het belangrijkste tegengif voor slachtoffers van misbruik is een scrupuleus respect voor gelijkwaardigheid. De slachtoffers zelf hebben het recht te beslissen wat zij willen. Maar daar dacht de onderzoeksrechter duidelijk anders over. Ik vind het zo gruwelijk dat wij elkaar dat, als mensen, aandoen. Wie klacht indiende, heeft daar vaak heel lang over in twijfel gezeten. En dan zegt de samenleving : dank u, nu mag u opnieuw geen eigenaar van uw eigen leven zijn. Terwijl misbruik er juist in bestaat dat iemand het auteurschap van je leven afneemt.

Toen kregen we operatie Kelk. Pas later werd duidelijk dat bijvoorbeeld de ‘huiszoeking’ in het graf van kardinaal Mercier er gekomen is na de getuigenis van uw voorgangster, Godelieve Halsberghe.

Het is mij maar langzaam gedaagd dat haar getuigenis aan de basis van de inval lag. Ik heb mij altijd met grote omzichtigheid uitgelaten over de onderzoeksrechter en de onderzoeksploeg. De cel-pedofilie heeft een goede reputatie, wij delen het ‘gebeten’ zijn. Net daarom heb ik me altijd afgevraagd : wat is het verhaal, de getuigenis die tot die huiszoeking heeft geleid ? Ik vind het hallucinant dat een magistraat die tien jaar de commissie heeft geleid zonder contact op te nemen met Justitie, plotseling het geweer van schouder verandert. Iedereen vroeg zich af of het om een afrekening tussen kerk en loge ging. Ik stel mij de vraag : is dit niet een oorlog tussen witte ridders geweest ? Zijn we niet in iets dramatisch terechtgekomen waar de mensen die voor de slachtoffers hadden moeten zorgen, elkaar niet gevonden hebben ?

Uw idee over de verjaringstermijn van seksuele misdrijven is dit jaar grondig veranderd : van een beperkte verjaringstermijn tot onbeperkt.

Veel van de mensen die bij ons getuigd hebben, kunnen perfect zeggen waarom ze zo lang hebben gewacht om klacht in te dienen. De meest gelovige van hun ouders moest bijvoorbeeld eerst zijn overleden. Of ze waren bang : wat gaan mijn kinderen denken, wat zal mijn partner ervan vinden ? En dan komt die beslissing : ik doe het ! Na de zaak-Dutroux is de verjaringstermijn opgetrokken tot tien jaar na meerderjarigheid van het slachtoffer. Maar als je de cijfers bekijkt van het aantal 25-jarigen dat nog thuis woont, dan besef je dat het niet klopt dat je op je 28ste zelfstandig genoeg bent. De slachtoffers hebben het vaak niet over straf. Ze willen vooral objectieve informatie van een onafhankelijke partij : is die priester al overleden of hebben ze hem gewoon overgeplaatst ? Hebben mijn ouders, zonder dat ik het weet, toch klacht ingediend ? Dat zijn vragen waarvan je je kunt voorstellen dat ze het herstel bevorderen. Door justitie een ruimere werktijd te geven, kunnen we antwoorden geven die helpen bij de zorgverlening.

Er zijn opvallend meer verhalen van Vlaamse dan van Waalse slachtoffers.

Het zou onredelijk zijn aan te nemen dat er een soort pedofiele grens loopt door België. Maar vooral in Vlaanderen gingen kinderen op internaat en voelden zich losgekoppeld van broers en zussen. Je bleef drie weken van huis en werd afhankelijk van het zorgsysteem op internaat.

We zien dat de getuigenissen in Vlaanderen, net zoals in Nederland, over feiten na 1995 stilvallen. Het onderwijs was toen volledig gelaïciseerd.

Op sommige momenten in 2010 was de machteloosheid bij u zeer zichtbaar en dat zijn we niet gewoon.

In zekere zin kun je zeggen dat we terechtgekomen zijn waar de slachtoffers zitten : in het diepste van de put. Maar het goede is dat we daar allemaal in zijn terechtgekomen, ook justitie. Voor mij is er een heel grote parallel met de zaak-Dutroux. Justitie, politie, hulpverlening, iedereen likte toen zijn wonden. Met als resultaat dat iedereen zich realiseerde dat het zo niet verder kon. Dat heeft geleid tot een betere verstandhouding tussen justitie en hulpverlening.

Als samenleving hebben we de laatste maanden de norm opnieuw duidelijk besproken. Ik denk dat het voor de eerste keer voor zoveel mensen duidelijk is : dit kan niet, zelfs geen minimum. Een jaar geleden had het gros van het publiek geen opinie over misbruik in de kerk. Nu heeft iedereen die.

Als mens heeft u in 2010 diep gezeten. Hoe heeft dit alles op u gewogen, als echtgenoot en vader van vier dochters ?

Ik heb diep gezeten. Absoluut. Al zie je dat natuurlijk maar naarmate de tijd vordert. Ik werd continu in die verhalen gezogen. Fysiek zit je gewoon aan tafel, maar je bent er niet echt. De kinderen zijn gelukkig volwassen. Maar toen ik het rapport had neergelegd, wilde ik alles lossen en het lukte niet. De collega’s hebben de signalen gezien. Zij vroegen me of ik er voor mezelf niets aan moest doen. Je komt als mens in het mechanisme terecht en je stelt vast dat je averij hebt opgelopen. Ik heb nadien ook het gevoel gehad dat ik even afstand moest houden.

U heeft zich ook voor andere zaken ingezet, zoals het project van Jeanne Devos in India. Wel een totaal ander soort engagement.

(voor ’t eerst lacht Peter Adriaenssens hartverwarmend) Ik ben het schoolvoorbeeld van het feit dat je engagement kunt leren en dat contact met geëngageerde mensen helpt om je eigen engagement te ontwikkelen. Het heeft natuurlijk ook met passie te maken. In 2000 heeft zuster Jeanne Devos gevraagd om mee de kar te trekken van het National Domestic Workers’ Movement. Ik moest in India eens komen kijken naar het project. En Jeanne Devos kan bijzonder vasthoudend zijn. Ik reisde naar India en werd er als het ware besmet. Ze vroeg mij om advies over hoe ze met getraumatiseerde kinderen moest omgaan, en uiteindelijk hebben zij mij meer geleerd dan ik hun.

In het rijtje artsen springt u wel uit de toon met de toets die u aan uw kleding geeft…

(Adriaenssens kijkt even naar zijn eigen kostuum en lacht dan breeduit) Als kinderpsychiater vind ik dat ik in het ziekenhuis geen witte jas moet dragen maar een pak. De pakken die ik kies, moeten iets bijdragen tot mijn persoonlijkheid. Het kostuum dat ik nu draag (zwart, met gouddraad doorstikt) is door zuster Jeanne Devos gekozen. Op haar 75ste heeft ze, voor het eerst in haar leven, een herenkostuum gekozen. Zij, op een stoeltje, bij de kleermaker in India en ik, paraderend, tot ze zag dat het goed was.

Laat ze niet schieten ! Van Peter Adriaenssens is uitgegeven bij Lannoo. Een gift storten voor het Zuster Jeanne Devos Fonds voor Kinderrechten kan op rek. nr. 734-0194177-89 met vermelding 400/0000/51266.

DOOR DÉSIRÉE DE POOT EN TRUI MOERKERKE

“NEDERLAND HANGT VOL CAMERA’S EN WAT DOEN DE CRIMINEELTJES ? ZE TREKKEN EEN CAPUCHON OVER HUN HOOFD EN WUIVEN NAAR DE CAMERA.”

“JE KUNT ZEGGEN DAT WE ALLEMAAL, OOK JUSTITIE, TERECHTGEKOMEN ZIJN WAAR DE SLACHTOFFERS ZITTEN : IN HET DIEPSTE VAN DE PUT.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content