‘Een West-Vlaming is zich er niet eens van bewust dat hij een andere taal spreekt, maar het is toch zo. Op het conservatorium heb ik algemeen Nederlands moeten leren als was het een nieuwe taal’

Actrice Maaike Cafmeyer, geboren en getogen in Torhout, woont in Gent maar maakt prettig gebruik van haar West-Vlaamse roots. Ze bracht Vlaanderen aan het lachen als ‘vrouw van De Pauw’ en is genomineerd voor een Musical Award voor Beste Vrouwelijke Bijrol in Domino, waarin ze met haar sappige accent grote hilariteit oogstte.

Mensen vragen me wel eens of Cafmeyer een joodse naam is”, zegt Maaike Cafmeyer. “Nee hoor. Mijn naam is zo West-Vlaams als wat. Een meier is een opzichter. En hofmeier was de opzichter van een hofhouding. Een kafmeier was een opzichter van het koren. Het had in ieder geval te maken met graan en brood. Mijn grootvader was nog bakker in Torhout.”

Torhout is in binnen- en buitenland bekend van Torhout-Werchter.

Maaike Cafmeyer : Daar heb ik bijzonder leuke herinneringen aan. Ik denk dat ik twee of drie jaar was, de eerste keer. De allereerste rockgroep die me nog duidelijk voor ogen staat, was Creedance Clearwater Revival. Op de wei van Torhout heb ik Iggy Pop gezien, Paul Simon, U2, Sting… Ik weet dat het me heel gelukkig maakte om mijn vader zo enthousiast te zien. Hij danste uitbundig en ik mocht op zijn schouders zitten. Aanvankelijk vond het evenement plaats in een tent. We dronken niet uit plastic bekertjes maar uit glazen. ’s Avonds waren de volwassenen wel zat, maar het was heel vredig. Het was de generatie van hippies en vegetariërs, waar mijn ouders overtuigd deel van uitmaakten. Deken mee, picknick mee : geraspte wortelen en volkorenboterhammen. Mijn vader was een echte rockliefhebber. Hij had een ongelofelijke platencollectie. Hij bespeelde geen instrument, maar hij was bezeten door muziek. Hij deed ook deejaywerk op trouwfeesten van vrienden. Ik ben opgegroeid tussen versterkers en enorme luidsprekers die gemaakt werden door een man uit Kuurne. Ze waren bestemd voor kerken, en dus erg geschikt voor grote ruimtes, maar rockliefhebbers kochten ze ook om hun uitstekende kwaliteit. Mijn vader had dus ook zulke speakers en in de zomer zette hij die in de tuin. Loeihard.

En de buren ?

We hadden een enorme tuin, maar als de buren toch kwamen klagen, zaten ze nog geen tien minuten later met mijn vader een pint te drinken.

Mijn ouders zijn echte natuurmensen. Tuinen aanleggen was mijn vaders vak. In die van ons stond een kerselaar, appel- en perenbomen en veel bloemen. Later verhuisden mijn ouders naar een huis met een nog grotere tuin. In mijn omgeving waren alleen weilanden en koeien. Onze naaste buur woonde in het kasteel d’Aertrycke, dat ooit gebouwd is door baron De Maere die een groot deel van de haven van Zeebrugge had aangelegd. Toen ik een puber was, leefde de barones nog. Ik zag haar af en toe, altijd met haar gouvernante. Ze zat in een rolstoel, een statige oude dame van in de negentig. De barones woonde helemaal alleen in dat veel te grote kasteel. Vooral haar eenzaamheid sprak tot de verbeelding. Ik zou ‘m nogal knijpen, denk ik. Mijn zus en ik verzonnen allerlei verhalen, romantische zowel als griezelige.

Het Houtland, mijn geboortegrond, bestond uit louter groen en weidsheid. Precies het tegengestelde van waar ik nu woon : in hartje Gent. Ik had hier woordkunst gestudeerd en ben, zoals zo veel West-Vlamingen, blijven plakken.

Hoe kwam een meisje uit Torhout ertoe woordkunst te studeren ?

Mijn vader en grootvader waren zeer actief in het amateurtheater, ze woonden er bij wijze van spreken. Mijn grootvader Guido Cafmeyer was regisseur bij de Torhoutse toneelkring Sint-Rembert die later nog drie of vier keer het Landjuweel heeft gewonnen. Ik wou ook graag zingen en vertellen, maar ik moest eerst een serieus diploma behalen. Mijn grootvader had een bakkerij en een gezin met acht kinderen, en daarnaast ging hij naar het conservatorium acteerlessen volgen. Hij had er heel wat voor over. Zo zagen mijn ouders dat ook : toneel is iets dat je nà je uren doet. Daar maak je toch je beroep niet van ? Je speelt ’s avonds toneel, maar wat doe je dan overdag ? Het blijft moeilijk om iemand aan het verstand te brengen dat je daar dag en nacht mee bezig bent.

Vandaar uw omweg langs een studie geschiedenis en een lerarenopleiding ?

Inderdaad. Ik vond geschiedenis heel boeiend, maar het was niet mijn ding. Ik moest te veel studeren, en ik ben geen mens om aan een bureau te zitten. Ik moet dingen doén, creatief bezig zijn. Ik had niet toevallig geschiedenis gekozen. Dat gaat ook om verhalen, maar ik kwam er pas veel later achter dat ik het verhaal liever speel dan dat ik het moet doceren. Na dat ene jaar in Leuven ging ik weer bij mijn ouders in Torhout wonen. Om verschillende redenen. Om hen een plezier te doen, omdat het goedkoper was dan in Leuven op kot, en omdat ik aan hen én mezelf wou bewijzen : zie je wel, ik kan het. Maar ik werd daar heel ongelukkig. De eerst twee jaar ging het, het derde jaar was er te veel aan. Dat kon er echt niet meer bij. Ik volgde regentaat geschiedenis, Nederlands en godsdienst. Wéér allemaal verhalen. In die tijd kende ik de bijbel van voor tot achter, zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Maar in het tweede jaar was ik flagrant gebuisd voor godsdienst. Ik kreeg een degout van de hypocrisie van de katholieke kerk en van sommige pastoors die daar les gaven, ik had het geregeld met hen aan de stok. Daar schrok ik van, want ik had altijd gedacht dat àlles bespreekbaar was. Maar niét gelovig zijn, is blijkbaar onbespreekbaar met wie wél gelovig is.

Waarom had u als ongelovige die studierichting gekozen ?

Ik was niet ongelovig toen ik eraan begon. Ik had wel twijfels, maar ik dacht dat het nog goed met me zou komen als ik de materie maar grondig genoeg bestudeerde. Precies het omgekeerde gebeurde : ik viel helemaal van mijn geloof af. Thuis heb ik het eerlijk opgebiecht : ik geloof niet meer. Mijn vader heeft daar zeker onder geleden, mijn moeder aanvaardde het. Zij gaat nu ook niet meer naar de kerk, maar ze is nog wel gelovig. Dat vind ik fijn voor haar. Een aantal jaar geleden is ze erg ziek geweest, en ze zegt dat ze kracht en troost put uit haar geloof. Ik wou dat ik dat ook kon… Als er toch iets goddelijks zou bestaan, dan is het te vinden in de muziek. Frans, mijn vent, is cellist. Hij speelt vaak Bach, zo prachtig en bovennatuurlijk mooi. Het gevoel dat er misschien toch méér is tussen hemel en aarde, ervaar ik een zeldzame keer als ik naar die muziek luister.

U groeide op in een erg katholiek nest.

Ik kom uit het diepe, gelovige West-Vlaanderen. Ik ben ervan overtuigd dat die provincie de katholiekste is van het hele land. West-Vlaamse CD&V’ers zijn dé toppers, en de C staat écht nog wel voor christelijk. Dié zullen ze er niet zo gauw uitgooien, ze weten wel beter.

Ook de zondagse ritjes uit mijn jeugd zie ik nog zo voor me. Mijn grootmoeder had een klein Dafke en daar reed ze elke zondag mee naar Zevenkerken. In onze eigen parochiekerk waren de misvieringen in het Nederlands, en er waren moderne missen met gitaren en zo, maar in Zevenkerken waren ze nog in het Latijn. Mijn zus en ik snapten er geen reet van. Alleen ‘deo’ kenden we : Dat was God in het Latijn, géén afkorting voor deodorant. (lacht)

Jaren later had ik in Zevenkerken filmopnames voor Aspe. Heel indrukwekkend. Vroeger kwam ik niet verder dan de kerk, maar als je filmt kom je overal. Ook in de refter en in de gangen van de abdijschool, waar onze prinsen Filip en Laurent nog op kostschool hebben gezeten. Alsof je honderd jaar terug gekatapulteerd bent in de tijd. Stijf en deftig als in het Britse Eton. Die jongens kwamen er altijd uiterst netjes voor : jasje, cravate, bleke broek met ingestreken vouw. Ik deed destijds mee aan welsprekendheidstoernooien tegen die gasten. Ze kenden Latijnse redevoeringen, die ze uit het hoofd tegen elkaar op declameerden. Deelnemen aan zo’n declamatiewedstrijd of welsprekendheidstoernooi was leuk, want veel viel er in die contreien niet te beleven, afgezien dan van Rock Torhout. Heel treurig toen dat afliep.

Waarom en wanneer werd Rock Torhout afgeschaft ?

In 1998. Ik weet niet precies waarom T-W in Torhout begon, net zomin als ik weet waarom het in Torhout ophield, en alleen nog in Werchter doorging. Met alle respect, maar de festivalweide van Torhout is oneindig veel beter dan die van Werchter. In Torhout is het een natuurlijk amfitheater : waar je ook zat, je kon het podium altijd goed zien.

Ja, ik vond het jammer dat T-W wegging uit Torhout, en vele Torhoutenaren met mij. Qua inkomsten gaf het een immens verschil. Voor veel handelaars maakte dat ene weekend van Rock Torhout het hele jaar goed. Vijftigduizend festivalgangers, reken maar dat die héél veel frieten eten en héél veel bier drinken. Na 1998 hebben veel cafés de deuren moeten sluiten.

En werd Torhout weer een slaperig West-Vlaams dorp van niks ?

Zeg dat vooral niet, want dat ligt erg gevoelig. Torhout is géén dorp. Op school leerde ik nog dat de stàd Torhout 17.000 inwoners had. Nu zullen het er wel 20.000 of nog meer zijn.

West-Vlaams is trendy geworden. Misschien heeft Wim Opbrouck de aanzet gegeven in ‘In de gloria’. Niet alleen zingen Flip Kowlier en Wannes Cappelle in hun eigen idioom, vorig jaar waren er zelfs twéé tv-series waarin het West-Vlaams prominent aanwezig was : ‘De Ronde’ en ‘Het goddelijke monster’.

Dat is een inhaalbeweging. Jaren zijn West-Vlamingen in het verdomhoekje gedrukt, nu komen ze eruit. Ze zijn lang behandeld als achterlijke boeren. Kijk, ik begrijp dat. Als je voor het eerst West-Vlaams hoort, tuiten je oren. Een West-Vlaming is zich er niet eens van bewust dat hij een andere taal spreekt, maar het is toch zo. Als je wil dat ze je aan de andere kant van het land ook begrijpen zonder ondertiteling, moet je opnieuw leren spreken. Op het conservatorium heb ik algemeen Nederlands moeten leren als was het een nieuwe taal. De ‘g’ en de ‘h’ hebben ze uit me moeten slaan. West-Vlamingen vormen de meeste klanken achterin de mondholte, en vervoegen persoonlijke voornaamwoorden. Joak, joaj, joan, joas zijn varianten van ‘ja’. En nee betekent soms ook ja. En dan zijn er de streekgebonden nuances, ook wat naamvallen en verbuigingen betreft. Als West-Vlaming kan ik ze eruit halen : die komt uit het Brugse, die uit Diksmuide of uit Kortrijk. Het taaltje van Veurne is echt héél erg plat, maar ik vind dat wel het mooiste West-Vlaamse dialect.

De West-Vlaming heeft de reputatie een hardwerkende mens met een groot doorzettingsvermogen te zijn. Een feit of een vooroordeel ?

We zijn vooral erg begaan met wat de goegemeente van ons denkt. We zijn doordrenkt van angst over wat anderen van ons vinden. Daarom doen we zo ons best, want iedereen kent iedereen, is familie of kent iemand van de familie. Het is een besloten wereldje waarin je altijd op je tellen moet passen. Dat is beknottend en beklemmend, maar het heeft anderzijds het voordeel dat West-Vlamingen doorgaans harde werkers zijn, en doorzetters.

Als je over die beperkende drempel van strikte sociale controle stapt, gaat de wereld open. Toen ik aan het conservatorium van Gent belandde, vielen alle puzzelstukjes op hun plaats en voelde ik me eindelijk vrij om aan mijn eigen ontwikkeling te beginnen. Ik zat in de laatste lichting ‘woordkunst’ die nog gescheiden was van ’toneelkunst’. Daarna is dat onder één noemer gebracht : dramatische kunsten. Wij, van woordkunst, werden beschouwd als minderwaardig. We zouden minder goed acteren. Daar is wel iets van waar, natuurlijk. Als woordkunstenaar sta je er altijd alleen voor. Een acteur kan doorgaans inspelen op anderen en valt niet uitsluitend terug op zichzelf.

Ik was heel blij toen ik tijdens mijn opleiding al in het NT Gent ben binnengerold. En eigenlijk wou ik tegelijk ook een zangopleiding volgen. Mijn dictielerares raadde me dat aan : “Je hebt zo’n groot bereik, je zou er zang moeten bij nemen.” Maar om bureaucratische redenen kon dat niet. Te zot voor woorden. Twee opleidingen mochten niet gecombineerd worden, ook al overlapten ze elkaar gedeeltelijk. Ik heb daarnaast wel zanglessen genomen en ik ben blijven zingen. De rol van Anne in de musical Domino heb ik heel graag gespeeld, dat was nog eens een rol met vlees aan, één waar ik iets mee kon.

Hebt u nog plannen in die richting ?

Volgend jaar ga ik veel meer zingen. Voor de cd van Wouter Berlaen heb ik alle backing vocals gedaan. En volgend jaar gaan we samen op tournee. Dat wordt een probleem met onze kindjes, want mijn vent gaat ook mee. Ik denk dat we een nannysysteem zullen moeten invoeren. De meeste van mijn vriendinnen hebben kinderen die al naar de middelbare school gaan. Ik heb lang gewacht om kinderen te krijgen. De omstandigheden moesten ook goed zijn. De juiste man, de juiste tijd. In mijn beroep is het niet evident om kinderen te hebben, vooral niet als je allebei in dat wereldje zit. Frans is een multifunctionele cellist. Hij speelt zowel klassiek als eigentijds. Onlangs was hij op tournee met Hooverphonic, hij heeft ook al een hardrockplaat ingespeeld, hij heeft met Wannes Cappelle gewerkt, en met Wouter Deprez.

Door Griet Schrauwen – Foto Charlie De Keersmaecker

“Mijn grootvader en vader waren heel actief in het amateurtheater. Maar voor hen was toneel iets dat je nà je uren doet, daar maak je je beroep niet van”

“West-Vlamingen zijn erg begaan met wat de goegemeente van hen denkt. Daarom doen we zo ons best”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content