Druif of bodem ?

Herwig Van Hove

De konkurrentie tussen snel opkomende soortwijnen en traditionele appellationwijnen wordt almaar scherper. Die dreigende tweespalt in de wijnwereld tekende ook Vinexpo 95, de grote internationale wijnbeurs.

HERWIG VAN HOVE

De tweejaarlijkse wijnbeurs Vinexpo in Bordeaux, de grootste ter wereld, brengt vanzelfsprekend een uitgebreide konfrontatie mee op het niveau van de produkten : wijn en gedistilleerd. Alles kan er geproefd worden. Maar Vinexpo is ook een forum voor de ideeën achter de produkten, voor de opvattingen over wijn en hun evolutie wereldwijd. Gewoonlijk gaan ideeën en produkten samen. Maar precies dat is opvallend bij de grote diskussie die vandaag de wijnwereld dreigt te verdelen : er is een toenemende polarizatie in de tegenstelling soortwijn-appellationwijn.

Bij de eerste, meestal eenvoudigere en goedkopere wijnen die op de markt komen met een merk, staat de druivesoort op het etiket vermeld, bijvoorbeeld chardonnay. Men heeft dan meestal wel de garantie dat het produkt in de fles ook voor het grootste gedeelte uit de vermelde druivesoort werd gemaakt (in de meeste landen staat de wijnwetgeving een 10 procent bijmenging toe.) Vooral buiten West-Europa, in landen zoals Nieuw-Zeeland, Californië, Australië, Chili, Bulgarije…, is de produktdefinitie via het vermelden van de druivesoort op het etiket erg in trek.

In de filozofie van de appellationwijnen echter, is het vermelden van de druivesoort niet alleen niet nodig maar zelfs verboden : men zal geen “Chassagne-Montrachet Chardonnay” op de bourgogne-etiketten vinden.

De soortwijnrage is een rechtstreeks gevolg van het feit dat steeds meer niet-traditionele en vooral niet-Frans ingestelde bevolkingsgroepen wijn produceren en konsumeren. Voor de meeste Belgen bijvoorbeeld, betekent de wijnnaam “bordeaux” iets, hij refereert aan een bepaald smaakpatroon ; voor de gemiddelde Amerikaan betekent de appellation “bordeaux” helemaal niets. Er worden geen verwachtingen mee opgeroepen. Op wereldniveau is kommunikatie via de druivesoort dan ook meer aangewezen.

Die stelling gaat lijnrecht in tegen de klassieke Franse appellationopvattingen waarbij de eigenheid van het produkt wijn niet zozeer door de druivesoort wordt bepaald dan wel door lokale tradities en bodemeigenschappen, de beruchte terroir (een wat diffuse verzamelterm voor het geheel van bodem, druiven, klimaat en natuurlijk van mensgebonden faktoren).

Met hun exclusieve terroir-focus dreigen de Fransen op wereldschaal wat in de verdrukking te komen : ze worden spottend terroiristen genoemd. Niet alle Fransen natuurlijk : de grote wijnhandelaren van de Midi, Les Géants du Midi, en zelfs van de meer klassieke appellationgebieden, spelen meer en meer de cépagekaart. Dat kon men vernemen op de Conférences Débats die in de rand van Vinexpo werden georganizeerd.

Eric Brousse, de PDG van Les Vignerons du Val d’Orbieu (goed voor 300 miljoen flessen per jaar), ziet de markt van de soort- en merkwijnen groeien en windt er geen doekjes om : “Wij moeten de wijnmarkt bekijken als een wereldmarkt. Wij mogen ons niet langer verstoppen achter onze tradities en de internationale konkurrentie negeren. Dat wil niet zegggen dat wij de ontwikkeling van onze appellationwijnen moeten stopzetten, maar wel dat er een bijkomende vraag is, naast de appellationwijnen, en dat wij daar moeten op inspelen. “

Maar ook van meer officiële kant wordt die stelling onderschreven. Alain Berger, direkteur van het INAO (het instituut dat nota bene verantwoordelijk is voor de explosie van het aantal appellations d’origine contrôlée (AOC’s) in de Midi) : “Frankrijk moet zich losmaken van het imperialisme van de appellation d’origine en meer de verbeelding laten spelen. “

Het meest evenwichtige standpunt is nog dat van de beruchte terroirist Bruno Prats, eigenaar van Cos d’Estournel, een “super-second”, en samen met Paul Pontallier (direkteur van Château Margaux) ook eigenaar van een mooi domein in Chili, het Domaine Paul Bruno. Hij verdedigde onlangs het bestaansrecht van twee wijntypes : Grand Vin en Bon Vin. De Bon Vin is smakelijk en evenwichtig met goede primaire fruitaroma’s en vertoont een zekere kwaliteitsbestendigheid. De Grand Vin is complexer : veel meer dan het resultaat van een eenvoudige blend, met potentieel om te verbeteren en vooral met persoonlijkheid. Voor een Grand zijn oude kortgesnoeide wijnstokken nodig, die werken voor hun druiven eerder dan voor bijkomende vruchttakken en wortels. Ook moeten de voorwaarden van mikroklimaat en bezonning kortom de “terroir” perfekt aan de druivesoorten zijn aangepast. Voor Bruno Prats zijn de Grands Vins appellationwijnen par excellence en horen de soortwijnen thuis bij de Bons Vins, in het beste geval.

Veel van de irritatie in de niet-Franse wijnwereld over het soms wat overdreven ophemelen van het terroirprincipe dat wijnen een uniek karakter geeft, vloeit voort uit de lokale elitaire opvatting over appellations en crus classés. De prijsopdrijvende spekulatie op de Amerikaanse markt, het wat lachwekkende gezeul met stokoude maar meestal slechte wijnen op de Londense veilingen en, niet te vergeten, het infantiele 100 punten-kwoteringssysteem van Robert Parker, geven wijn in de Angelsaksische wereld een elitair aureool. Ze ontnemen hem zijn primaire funktie : gedronken worden aan tafel in het gezelschap van goede vrienden. Bruno Prats wil best aannemen dat terroirwijnen buiten Frankrijk ook kunnen bestaan, maar niet dat men zowat overal grote bordeaux kan maken. Elke terroirwijn is uniek. “Le vin ne se mesure pas, il se rencontre. Il n’est pas objet, il est émotion, ” aldus Prats. In zo’n opvatting van grandeur wordt de druivesoort een haast anekdotisch detail.

Natuurlijk zijn niet alle Amerikanen naïeve verzamelaars van 100-Parkerpunten-wijnen. De ultieme waarheid zit tenslotte in het glas. Zo werd het verouderingspotentieel en meteen de terroirroeping van Napa Valley Cabernet Sauvignon op Vinexpo aangetoond in een blinde degustatie, waarin onder meer Beringer Private Reserve 1990 en 1985. De 1990 heeft een klassieke Médoc Cru Classé-allure : goed gekoncentreerde frisse kleur en een gespannen dense neus met onderbouw van zware aroma’s, garantie voor ontwikkeling, en een stevige smaak met lengte. De 1985 vertoont al wat zacht-rijpe evolutie in de kleur en een ontwikkelde verbrede neus met finesse, de smaak is charmerend lang met stevigheid en finesse samen : een Grand Vin (invoer : Cooreman in Dilbeek).

Enigszins buiten de Prats-definitie van Grand Vin vallen de wijnen die een blender-persoonlijkheid dragen zoals port en champagne. Ook marsala uit Sicilië is van dit type : zoals port een kreatie van de Engelsen, maar die later in de geschiedenis wat is verwaterd. Op Vinexpo werd door Pellegrino een pas gebottelde maar gejaarmerkte marsala voorgesteld, vintage 1962 : een heel mooie tawnyachtige smaak (invoer Egidio Chiuch in Grâce-Hollogne). Ook een Rivesaltes Vintage 1992 van Château Cap de Fouste, die veel meer persoonlijkheid voert dan men gewoonlijk onder dit zoete etiket uit de Midi kan verwachten (zou weldra door GB worden ingevoerd).

Voorgesteld op Vinexpo : de uitstekende, pas door Pellegrino gebottelde maar gejaarmerkte marsala, Vintage 1962 en de Rivesaltes Vintage 1992 van Château Cap de Fouste.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content