De overtreffende trap
Het hoogtepunt van de voorbije Parijse coutureweek was ongetwijfeld het debuut van Raf Simons bij Christian Dior. “Ik ben tevreden dat ik na zeventien jaar op dit niveau sta.”
juli 2012. In een onbewoond, leeggestript hôtel particulier in het achtste arrondissement van Parijs wordt modegeschiedenis geschreven. Azzedine Alaïa is er, en Albert Elbaz. Marc Jacobs is opgedaagd. En Kris Van Assche, Riccardo Tisci, Donatella Versace, Diane von Furstenberg, Olivier Theyskens. Pierre Cardin heeft zich verplaatst. En Marion Cotillard. En Charlene van Monaco.
De muren van de salons op de eerste verdieping zijn versierd met één miljoen bloemen (een officieel cijfer, en het klopt allicht, maar anderzijds zou ik mijn hand er ook niet voor in het vuur steken). Iedere kamer heeft een eigen kleur : witte orchideeën voor een salon blanc, gele mimosa voor een salon jaune en zo verder. Het is, zeker, een indrukwekkend decor. Maar terzelfder tijd koud als een mortuarium. En er hangt een weeë geur, het parfum van een miljoen stervende bloemen. De sfeer is nochtans niet die van een begrafenis. Integendeel, we zijn getuige van een troonsbestijging (zie Bokassa indertijd). Iedereen present voor de kroning van de nieuwe koning.
Met een nuchter oog bekeken, kan het catwalkdebuut van Raf Simons voor Christian Dior theatraal worden genoemd. Maar mode is, net als bijvoorbeeld popmuziek, een sector waar show de regel is, eerder dan uitzondering, en dat geldt zeker voor de haute couture. En precies vanuit dat perspectief geldt het debuut van de Belgische ontwerper bij het machtige Franse huis als een klinkend succes. Een triomf, vond de verslaggeefster van The New York Times (die in haar vrije tijd bijklust als penningmeester van de fanclub van Raf Simons en dus niet al te ernstig moet worden genomen). Overdreven, misschien. Maar modegeschiedenis, dat zeker.
Bloemen en tranen
In februari, tijdens de modeweek van Milaan, leken de vooruitzichten van Raf Simons een pak minder rooskleurig. Jil Sander, zijn werkgever op dat moment, stuurde een communiqué uit met het nieuws dat de ontwerpster zelf voor de tweede keer terugkwam naar het merk dat haar naam draagt. Simons werd tegelijk bedankt voor bewezen diensten. Een grote verrassing was dat niet : de ontwerper maakte er geen geheim van dat hij onderhandelde met potentiële nieuwe opdrachtgevers. In een interview met Knack Weekend vertelde hij vorig jaar dat hij geen nieuw langlopend contract meer met Jil Sander zou tekenen. Het einde van dat (mooie) hoofdstuk in zijn carrière was in zicht. Maar hij had wellicht liever zelf het moment van zijn vertrek gekozen.
Zijn afscheid bij Sander was emotioneel (staande ovatie, tranen) en magistraal. De collectie was ook, heel duidelijk, een liefdesbrief aan het adres van Dior (en, op een bepaalde manier, een vooruitblik op de coutureshow, bloemen van Mark Colle inbegrepen). Diezelfde week werd Raf Simons al door geïnformeerde bronnen genoemd als de nieuwe sterke man van Dior, dat officieel nog altijd op zoek was naar de ware. Een woordvoerder sprak de geruchten niet tegen, maar hij bevestigde ze ook niet : het heette dat Simons zich bezon over zijn toekomst. Uiteindelijk ging Simons pas in de lente bij Dior aan de slag. De couturecollectie werd in amper zes weken klaargestoomd, zei hij na de show (het was er echt niet aan te zien).
Geen outsider
De komst van Simons bij Dior is de voorbije maanden vaak beschreven als een huwelijk van avant-garde en mainstream – de overname van het establishment door een outsider. Maar de ontwerper is al lang geen outsider meer. Hij is dat misschien zelfs nooit echt geweest. Hij showt in Parijs sinds 1987. Zijn debuut, in een bouwvallige barak vlakbij de begraafplaats van Père-Lachaise, was een absolute hit. Ongeveer iedereen die op dat moment meetelde in de mannenmode, kwam kijken. Die eerste show was evengoed een historisch modemoment, zij het op een andere schaal. Een revolutie in de kleinere wereld van de mannenmode.
Zijn mode was dikwijls radicaal, zijn kleren waren soms niet evident. Of toch niet op het eerste gezicht. Hij was andere ontwerpers en merken bijna altijd enkele stappen voor, en werd vaak, met een aantal seizoenen vertraging, geïmiteerd. Zelf noemt hij zijn mode graag futuristisch. En dat klopt. Maar hij is tegelijk een onverbeterlijke romanticus. Hij is dat altijd geweest (schooljongensuniformen, gabberesthetiek, Heroes van David Bowie), en dat zal niet zo gauw veranderen (nogmaals : een miljoen bloemen).
Vuurdoop in Parijs
Bij Dior treedt Raf Simons een trapje hoger – de overtreffende trap. Zijn echte vuurdoop is voor de modeweek van Parijs, eind september, wanneer hij zijn eerste prêt-à -portercollectie toont : echte kleren, dit keer, voor echte mensen – in tegenstelling tot de weliswaar verblindende prinsessenoutfits van de haute couture. Zet hij het huis naar zijn hand ? Ongetwijfeld. “Ik ben erg, erg gelukkig”, zei hij onmiddellijk na de show in juli, met een blik die suggereerde dat hij op wolkjes dreef (“Ik moet nog goed wakker worden.”). “Dior is een grote familie. Ik voel me door iedereen gesteund. Het is een andere wereld.” “Ik ben tevreden,” zei hij, “dat ik na zeventien jaar werken in de mode op dit niveau sta. Voor mij is dat een droom die uitkomt.”
Haute couture in beeld
DOOR JESSE BROUNS
Volgende week in Knack Weekend : een exclusief interview met Raf Simons
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier