BORDEAUX 2000

Herwig Van Hove

Yves Glories, de decaan van de oenologische faculteit van de Bordeauxse Universiteit, windt er geen doekjes om: “2000 is het uitzonderlijkste millésimé van de laatste 20 jaar.”

De grote stormen van 27 december 1999 ontwortelden over heel Frankrijk een massa eeuwenoude bomen en drukten ook de wijnboeren nog eens op het hart dat de natuur niet per se lieftallig is. De bossen van Médoc en de grote Bordeauxse kasteelparken liggen er nog altijd zwaar beschadigd bij.

Een vrij zachte winter en veel zon in februari laten de wijnstokken vroeg in bot komen, voor cabernet sauvignon: 28 maart. De lente wordt warm en regenachtig: twee tot driemaal meer neerslag in april dan gemiddeld, wat leidt tot aanvallen van allerlei ongedierte en parasieten. Maar die lente brengt ook een vrij homogene en vroege bloemzetting (3 juni). Juli is dan weer wat kouder en doet de voorsprong helemaal te niet. De wijnboeren knippen het voorziene oogstoverschot weg in het stadium van kleine groene trosjes en snoeien de hoogste bladeren om meer zonlicht op de trossen te laten vallen.

De algemene stemming zakt naar een dieptepunt, maar dan komt het: augustus wordt zeer droog en warm en de druiven beginnen allemaal samen te kleuren, wat normaal naar een homogene rijpheid moet leiden. De diepgewortelde wijnstokken geven geen krimp onder de aanhoudende droogte, ze krijgen ten hoogste een klein beetje stress te verwerken. Wel investeren ze vervroegd in de rijpheid van hun vruchten en laten de eigen groei en de extra bladzetting voor wat ze is. Het zal niet meer regenen tot half oktober.

Op 20 september begint men op Cos d’Estournel met het oogsten van merlot en vanaf 2 oktober met cabernet sauvignon. Dat zijn zeer gewone data: de druiven zijn rijp geworden op het gepaste moment.

De zoetheid van de druiven is niet het gevolg van een concentratie op stok, maar van een natuurlijke synthese. Daardoor is er bij de hoge zoetgehaltes ook geen degradatie van zuurheid of van schillenkleur: de wijnstok heeft juist gefunctioneerd. De tannines zijn rijp en smakelijk door de directe inval van het zonlicht in augustus, door het juiste moment van rijpheid is er bovendien een exuberante fruitexpressie, zowel bij merlot als bij cabernet.

“Zoetheid, bitterheid en fruit zijn allemaal gelijktijdig optimaal”, zegt Yves Glories. “Die situatie is zeer uitzonderlijk, ze is sinds mensenheugenis niet meer voorgekomen.”

Daarenboven komt alles ongeschonden, onverdund en op het perfecte moment in de gistingskuipen: het begint pas weer te regenen op 11 oktober, als alles binnen is (alle hoop op een goed sauternesjaar wordt daardoor wel de grond ingeboord).

De oogst van rode bordeaux is dus gekenmerkt door veel kleur en veel smakelijke tannines (dikke schillen, kleine bessen) en door veel zoetheid, met frisse zuren. De concentratiemachines blijven op stal en het komt er nu op aan om de grote hoeveelheid fruit en tannines in de wijn te doen overgaan. Alles is aanwezig om supergrote bewaarwijn te maken.

Jonge 2000 proeven

De onmiddellijke appreciatie van jonge wijn is afhankelijk van de aanwezigheid van aangename smaak- en geurprikkels. Wijn, ten slotte niets anders dan vergist druivensap, heeft zeker in producerende landen als Frankrijk en Italië het natuurlijke imago van een jaarlijks terugkerend landbouwproduct. Oudere wijn krijgt zo een aureool dat wat naar “onversheid” neigt: de oogst van vorig jaar. Wijn wordt in die landen geëvalueerd en geproefd op zijn “jonge” eigenschappen van fruitigheid en frisheid. Het Franse proefjargon loopt dan ook over van vruchten en bloemen: vooral de onmiddellijke charme telt.

In niet-producerende streken, zoals bij ons, wordt wijn haast altijd “weggelegd”. Wijn komt van ver, is beladen met transportkosten en heeft een imago van excellentie, hij hoort bij grote feesten. Daarom verwachten wij geen onmiddellijke genoegens, maar toekomst: wijn moet ontwikkelingspotentieel bezitten. Ook met die criteria gewogen, is het bordeauxjaar 2000 een supergroot jaar.

Hoe kan men nu bij jonge wijn dat potentieel ontdekken? Tijdens het ruiken en proeven moet men aandacht hebben voor enkele kritische elementen. De manier waarop jonge wijn zich in de mond gedraagt, is een voorafspiegeling van wat er na voldoende ligtijd zal overblijven. Bij de aanhef komen de vluchtigste elementen, zoals alcohol en lichte fruitelementen uit de bovenbouw van het geurspectrum, dan schuift de smaak verder met tannines en zwaardere fruitcomponenten uit de onderbouw, eerst over het middengebied van de smaak en uiteindelijk naar de lange afdronk. Als fruitonderbouw en bitterheid gedurende de gehele smaaksequens in de mond samen en gebonden blijven, dan is er sprake van potentieel. Men zegt dan dat de bitterheid door het fruit toegedekt wordt. Al te dikwijls schiet het fruit te kort en dan komt er aan het einde een naakte bittere staart ( suite tannique). Dergelijke wijnen, hoe indrukwekkend ook, verdrogen bij het verouderen, ze eindigen als bittere skeletten. De geknooptheid van fruit en tannines kan men al waarnemen bij jonge wijn.

Het geurspectrum van het fruit laat zich analyseren door in twee fazen te ruiken. De vluchtige bovenbouw van het spectrum neemt men waar bij stilstaande, ongewalste wijn. Na het walsen dwingt men ook de zwaardere componenten van de onderbouw, als die er zijn, tot expressie en kan men boven- en onderbouw samen ruiken. (Walsen is niets anders dan een dunne wijnfilm tegen de binnenzijde van het glas uitspreiden, zodat het geurende oppervlak sterk vergroot wordt.) Alleen rijpe jaren vertonen onderbouw in het geurspectrum, alleen die jaren hebben toekomst.

Verouderingspotentieel is dus een kwestie van smaakstructuur en niet van de aanwezigheid van een of andere vruchten- of bloemencomponent. Men kan geweldige jonge wijn hebben, zoals bijvoorbeeld de inktzwarte Pessac Léognan 1999, maar als het fruit de tannines onvoldoende dekt, komt er met de jaren niets dan verdroogde schraalheid van.

Een ander kenmerk van grote bewaarwijn schuilt in de fruitkwaliteit (de frisheid). De rijpheid moet “juist” zijn: ingebed in frisse zuren. Dat begrijp je het best door te vergelijken met een appel: proef een frisse rijpe appel en een iets overrijp, melig exemplaar. Overrijpheid concentreert de zoetheid ten koste van het fijne zuur. In een later stadium wordt de zoetheid zelfs overschaduwd door elementen van confituur en gekookt ( cuit). De recente betere bordeauxjaren, zoals 1990 en 1989, zijn van het lichtjes overrijpe type: ze verouderen redelijk goed, maar worden nooit monumenten.

Fijne, oude bordeaux is gekenmerkt door een “onnatuurlijkheid” waar gevorderde consumenten naar verlangen: belegen finesse samen met stevige jeugdigheid. Oude bordeaux is als champagne: terzelfder tijd oud en jong. De perfecte rijpheid van het mirakeljaar 2000 kan dat onwezenlijk grote wijntype opleveren.

Ten slotte speelt de concentratie een rol. Hoe hoger de concentratie in de most van tannines, kleur, zoetigheid en fruitigheid, hoe groter het potentieel van de wijn kan zijn. Vroeger was de kleur van de jonge wijn een indicatie, maar sinds de concentratiemachines water uit de most halen, kan men daarop niet meer oordelen. Wijnen kunnen er donker en zelfs inktachtig bij staan en toch onvoldoende rijp smaken. De concentratie in de wijn kan ook worden opgedreven door een gedeelte van het gistende sap van de kuip af te tappen en de schillenkoek verder te laten werken voor minder wijn: zo komt er meer kleur en meer tannine. Men kan de extractie rechtstreeks bevorderen door de contacttijd van wijn en schillenkoek te verlengen of bij een wat hogere temperatuur te laten verlopen: weer meer kleur en tannine, maar ook het risico op fruittekort door overextractie. Door koel te vergisten wordt het fruit bevorderd, het borrelt minder weg. Ook door een groter aantal hele, ongekneusde druifjes naar de kuipen te sturen (de pletrollen worden dan iets wijder gezet), komt er ter hoogte van de druifjes een minikoolzuurgisting, wat extra fruit geeft.

Maar fruit kan men niet oproepen als het er niet is, vaak leiden de kunstgrepen wel naar te veel tannine, maar niet naar meer potentieel. De oogst van 2000 heeft van nature alles: fris fruit met een grote charge van rijpe tannines en voldiepe kleur met voldoende zoetheid. Wie hiermee geen grote bewaarwijn kan maken, kan maar beter overstappen naar de cultuur van kiwi’s, asperges of perziken.

De flessen op tafel

Voor de jaarlijkse meeting van de Union des Grands Crus de Bordeaux kwamen 80 wijnjournalisten van over de hele wereld (25 landen) voor een week naar Bordeaux om in de belangrijkste appellations de verse wijnen van 2000 te proeven. Alles werd blind en individueel geproefd. Voor het commentaar is alleen ondergetekende verantwoordelijk. We onderscheiden drie klassen. In de eerste vinden we de excellenties. Ook de tweede is zeer goed, maar met een licht voorbehoud. De derde is oninteressant. Er zijn veel excellente topwijnen in 2000. Uit de eerste gegevens blijkt dat de prijzen redelijk blijven: 10 tot hooguit 15% hoger.

Médoc

Greysac, Loudenne, Patache d’Aux, Sigognac, Tour Blanche en Tour Prignac zijn zeer mooi geknoopt, met voldoende fruit. Voor La Tour de By en La Cardonne maak ik een klein voorbehoud, Hauterive, Les Ormes Sorbet en Rollan de By zijn zeker oninteressant.

Haut Médoc

Mooie geknoopte klassewijnen met voldoende fruit zijn: Beaumont, Bel Orme Tronquoy de Lalande, Citran, d’Agassac, Hanteillan, Larose Trintaudon en Malescasse (groot). Bij Camensac, Caronne-Sainte-Gemme, Cissac, Clément Pichon, Peyrabon, Verdignan, Pontoise Cabarrus, de Lamarque, Belgrave en La Tour-Carnet is er een lichte aarzeling. Te mijden: La Lagune (kort), Cantemerle (overrijp), Coufran (fruit te kort), Lestage Simon (simpel), Liversan (leeg), Ramage La Batisse (te streng) en Sénéjac (ook te streng).

Listrac en Moulis Médoc

Goed, maar wat ruw zijn Clarke, Fonréaud, Moulin à Vent, Poujeaux en Chasse-Spleen. Over de rest zullen we zwijgen.

Margaux

Margaux is een van de toppers van het jaar. De kleur is prachtig, geconcentreerd en gespannen met een schitterende nuance van purper. Bij de betere is de smaak fris en vol charme en nuance, en dat bij fenomenale tannineconcentraties. Absolute eersteklassers: Brane-Cantenac, Siran, Labégorce, Prieuré-Lichine (een wonder), Marquis de Terme, d’Angludet, Lascombes (eindelijk), Monbrison (een wonder), Rauzan-Gassies, de verbluffende Giscours en Dauzac. Maar ook Arsac, Haut Breton Larigaudière, La Gurge, Tayac en Labégorce-Zédé behoren tot de top. Een klein voorbehoud bij Malescot Saint-Exupéry, Rauzan-Ségla en Deyrem Valentin. Wegblijven van Cantenac Brown (hoogtonig rasperig) en van de te dunne Kirwan.

Saint-Julien

Zoals gewoonlijk de beste AOC van het jaar: adembenemend evenwicht van tannine en fris fruit, geen spoor van vermoeidheid of overrijpheid. Alleen wat voorbehoud bij Beychevelle (het fruit is zijn frisheid verloren) en Gruaud Larose (misschien wat te streng). De zes andere die we proefden zijn allemaal van topklasse: Léoville Poyferré (edel fruit met finesse), Talbot (diep rijp en zacht), Lagrange (een gesloten geweldenaar), Léoville Barton (misschien wel de beste van het millésimé), Branaire (perfect geknoopt) en Langoa Barton (prachtig duo fruit-tannine).

Pauillac

Pauillac heeft het wat moeilijker. Licht voorbehoud bij Pichon Longueville (wat overrijp en glad), bij Grand-Puy Ducasse (mist wat nuance), bij Lynch Bages (te strenge finale tannines), bij Pontet-Canet (mist wat fruit), bij Fonbadet (te veel tannines), bij Plantey (te licht) en bij La Fleur Milon (te groen). Excellentie bij Lynch-Moussas (sterk en smakelijk), Croizet-Bages (juiste gestrengheid), Haut-Bages Libéral (streng en charmerend), Comombier Montpelou (perfect toegedekte tannines), Haut-Bages-Montpelou (mooi fruit) en Pibran (mooi geknoopt).

Saint-Estèphe

De geproefde Union-leden zijn allemaal van topklasse: Phélan Ségur (mooi rijp en stevig), Lafon-Rochet (verbluffend, van de beste van het jaar), Cos Labory (zacht rijp), Cos d’Estournel (geknoopt en gevuld), Les Ormes de Pez (rijp en stevig), Beau-Site (fruit), de Pez (suave). Marbuzet, die wat arm eindigt, en Meyney, die wat fruit mist, zijn af te raden.

Pomerol

De negen geproefde pomerols zijn topklasse: de kleur is prachtig, in de smaak zijn de frisse tannines present met diep fruit zonder spoor van oververmoeidheid. De tannines zijn mooi toegedekt. Er is geen overextractie, het zijn strenge wijnen met groot bewaarpotentieel: La Cabanne, Beauregard, Vieux Château Certan, Clinet, Gazin, La Conseillante, Petit Village, La Pointe en La Croix de Gay. Ook de Lalande de Pomerol van Hubert de Boüard, La Fleur de Boüard, hoort in dat rijtje.

Saint-Emilion

Licht voorbehoud bij Beau-Séjour Bécot (misschien wat te bitter) en bij La Tour Figeac (iets overrijp). Grote klasse met onderbouw van zwart fruit en een accent van gestrengheid door structurele tannines, grote bewaarwijn, maar soms iets meer fluïde dan pomerol: La Couspaude, Angelus (verbluffend), Canon-la-Gaffelière (absoluut groot), Franc-Mayne, Fonplégade, Clos Fourtet, La Dominique, Grand Mayne, Larcis Ducasse (onverwacht) en Troplong Mondot (verbluffend). Niet aan te raden zijn: Balestard la Tonnelle, Figéac, Dassault, Cap de Mourlin, Canon en Larmande.

Rode Graves en Pessac-Léognan

Alweer dezelfde rijpe structuurtannines, toegedekt door fruit en absoluut niet uitschietend zoals vorig jaar. Wijnen met grote toekomst. De topklasse: Pape Clément, de Fieuzal, Latour-Martillac, Smith Haut Lafitte, Malartic-Lagravière, Les Carmes Haut-Brion, Haut-Bailly, Picque Caillou, Carbonnieux, Bouscaut, Larrivet-Haut-Brion (verbluffend) en La Louvière. Een klein voorbehoud: Haut-Bergey (ruikt naar syrah) en Domaine de Chevalier (iets groen). Wegblijven van Ferrande, Chantegrive, Rahoul en Olivier.

Fronsac

Verbluffende kleur, zachtaardige rijpheid van toegedekte tannines en een redelijke lengte: Chadenne, Coustolle, Dalem, Les Trois Croix, Fontenil, Haut Mazeris, Puy Guilhem, Barrabaque, Cassagne Haut Canon.

Quid met wit?

Het is geen jaar voor wit, niet voor de witte graves en zeker niet voor sauternes. Goede witte graves zijn: Malartic-Lagravière, Pape Clément, Domaine de Chevalier, Larrivet-Haut-Brion, Bouscaut en Smith Haut Lafitte. Sauternes zijn er nauwelijks en ze zijn oninteressant.

Stéphane Derenoncourt

Stéphane Derenoncourt, wijnmaker van Canon-la-Gaffelière, is nu de spectaculairste figuur van Bordeaux en omstreken. Geïnspireerd door het theoretische werk over witte wijn van Denis Dubourdieu van de oenologische faculteit had hij jaren geleden al het plan opgevat om ook rode wijnen op gistrest te bewaren. De gistrest is namelijk een bron van onvermoede fruitcomponenten. In de klassieke Bordeauxse manier van werken wordt ze zo snel mogelijk verwijderd. De wijn zonder meer in contact laten met de gist voert ook tot geuren van reductie en ronduit rot. Die evolutie ging Stéphane tegen door op een gecontroleerde manier zuurstof tot te voegen. Hij kreeg enkele jaren geleden het vertrouwen van Stephan von Neipperg van Canon-la-Gaffelière en kon beginnen. Het resultaat is verbluffend. Al de domeinen die met Stéphane samenwerkten, maakten in 2000 grote wijn met indringend, rijp fruit. Het zijn: Château d’Aiguilhe (Côtes de Castillon), Clos Puy Arnaud (Côtes de Castillon), Domaine de l’A (Côtes de Castillon), Château La Prade (Côtes de Francs), Château Puygueraud (Côtes de Francs), Château Le Pin Beausoleil (Bordeaux Supérieur), Château Gree Laroque (Bordeaux Supérieur), de verbluffende Pavie-Macquin (St-Emilion Grand Cru), Château Bellevue (St-Emilion Grand Cru), Prieuré-Lichine (Margaux) en natuurlijk Canon-la-Gaffelière.

Kasjmier in het glas

Cheval Blanc 2000. Bij deze wijn is alles zacht en aangenaam, maar tegelijk buitengewoon krachtig. De kleur is niet van het inktzwarte type, maar heeft een rijpe nuance. De neus is zuiver en gaaf met diepte en veel schakering in de boven- en onderbouw. De aanhef is aangenaam, maar ook stevig met rijpe tannines vanaf het begin. Geen spoor van groen of overextractie. Een gentle giant. Of met de woorden van Pierre Lurton, de oenoloog: ” C’est du cachemir.”

Château Margaux 2000. Deze wijn is zo onwezenlijk perfect dat er geen woorden voor zijn. De diepte is eindeloos en de finesse van het fruit is zo indringend en opvallend dat men de neiging krijgt om te kauwen. De mond zet aan als een perfect geknoopte bazuinstoot, maar die houdt immens lang aan. Een monument van kracht en finesse. Zeker van het beste van 2000 en volgens de oenoloog Pontarlier de beste die hij ooit op het château geweten heeft. Er zijn geen woorden voor.

Herwig Van Hove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content