Shoppen met een schoon geweten: wat mogen we nog dragen?
We wíllen wel duurzame, organische, ecologische en fairtradekleren kopen, maar we hebben geen flauw idee of dat conscious-labeltje nu echt de wereld gaat redden. Tijd voor een spoedcursus ‘shoppen zonder schuldgevoel’.
1. Hoe duurzaam is biokatoen echt?
Biologisch katoen wordt geteeld zonder pesticiden en werd niet genetisch gemanipuleerd. Maar de productie ervan vraagt doorgaans twee keer zoveel water als die van doorsneekatoen. Biologische planten produceren minder vezels en dus is er meer landbouwgrond nodig. De verhouding is 2500 liter water voor bio versus 1000 liter voor een traditioneel katoenen T-shirt. Bovendien zegt het label biokatoen niets over de volgende stappen in de productie: het verven, de afwerking, de arbeidsomstandigheden. De Global Organic Textile Standard (waaraan onder meer Stella McCartney voldoet) bevat wel richtlijnen voor het gebruik van zowel chemische stoffen als waterverbruik, met Fairtrade of Fairwear zit je goed wat de ethische standaarden betreft. Op de respectievelijke websites vind je welke merken eraan voldoen. De kwaliteit van biologisch katoen is beter, wat het duurzamer maakt, en je bent lief voor de grondstof.
Maar mode is per definitie vergankelijk, met biokatoen alleen ga je dat niet veranderen. Enter de Cradle to Cradle-filosofie voor circulaire mode. In een circulaire textielindustrie worden alle materialen gerecycleerd of hergebruikt. Wat een product – je T-shirt van biokatoen – duurzaam maakt, is niet alleen de productie, maar ook de manier waarop je ermee omgaat: draag je het vaak, hoe ver laat je het verslijten, gooi je het weg of gun je het een tweede leven via het tweedehandscircuit?
Tot slot kan ook het wassen erg belastend zijn voor het milieu. Het Nederlandse Seepje biedt een oplossing met de schillen van een Nepalese vrucht die in contact met water een soort zeep afgeven en na drie wasbeurten gecomposteerd kunnen worden; 100% plantaardig en fair trade.
Lees ook: Textiel onder de loep: natuurlijke vezels p>
2. Zijn ecoleer en -bont meer of minder ecologisch dan de real deal?
Voor nepleer sneuvelen geen dieren, ideaal voor wie de veganistische levensstijl propageert. Ecoleer, zoals het ook wel wordt genoemd, kan gemaakt zijn van bijvoorbeeld kurk, boomschors, gecoat katoen, papier en meestal van pvc en polyurethaan. Die twee laatste zijn chemische stoffen die ftalaten en oplosmiddelen bevatten en ook in bewaardozen, haarlak, deodorant, parfum, nagellak, vinyl, je autostuur en zelfs in seksspeeltjes zitten. Veganistisch schoeisel is dus niet de enige vervuiler. Er zijn bovendien steeds meer goede leervervangers dankzij innovaties als Pinatex (leerachtig textiel van ananasschil), Mucotex (van paddenstoelen) en leer van banaanvezels of vissenhuid.
De productie van leer stopt ook niet bij het doodmaken van een koe (de wereldwijde koeienpopulatie alleen al produceert meer dan 550 miljoen liter methaan per dag). De huid doorloopt daarna nog verschillende bewerkingen waarbij – behalve bij plantaardig gelooid leer – verschillende chemische stoffen en toxines worden gebruikt, slecht voor milieu en leerbewerkers. Mocht je nog opwerpen dat leer een bijproduct is van de vleesindustrie: het omgekeerde is waar. De leerindustrie is goed voor maar liefst de helft van de winst die slachthuizen draaien.
Fake fur bevat dan weer petroleumproducten als nylon, acryl en polyester, die chemisch bewerkt worden tot ze harig en zacht zijn. Industriële processen die drie keer zoveel energie vragen als echt bont, aldus de International Fur Trade Federation. De pelsindustrie benadrukt graag het onethische van nepbont, dat vaak onder fast fashion omstandigheden wordt geproduceerd, na een seizoen wordt weggegooid en duizend jaar nodig heeft om te vergaan (echt bont vergaat na zes maanden tot een jaar). Bij het wassen ervan komen er plasticdeeltjes in het water terecht, en zo in onze oceanen. Maar technologische vooruitgang maakt werk van deze pijnpunten – intussen stuurde zelfs de groene ontwerpster Stella McCartney (duur, want ethisch geproduceerd) ecobont op de catwalk. Daarnaast beslisten modehuizen als Gucci, Michael Kors, Armani en Ralph Lauren recent nog om echt bont te bannen uit hun collecties. Noot: ook natuurlijk textiel met een lage ecologische voetafdruk kan dieronvriendelijk zijn: bij de productie van zijde gaan de zijderupsen eraan en schapen die voor wol worden gekweekt krijgen vaak geen al te beste behandeling.
3. Mogen we geen jeans meer dragen?
Het meest typerende aspect van denim is meteen de grootste vervuiler: de indigo. Bij de traditionele productie wordt het garen behandeld met erg giftige polyvinylalcohol. Achteraf wordt dit verwijderd met warm water, zo’n 300 liter per kilogram. Er wordt wel al hard gewerkt aan nieuwe technologieën om ons favoriete textiel van een groen randje te voorzien. Jeansproducent ItalDenim verving PVA al door Chitosan, een biologisch afbreekbare variant op basis van het exoskelet van schaaldieren. Het resultaat is 80% minder water, 80% minder toxische stoffen en 80% minder energieverbruik. Ook het Belgische Atelier Noterman gebruikt deze methode. Het Nederlandse Mud Jeans focust dan weer op de recyclage met het leasen van jeans en levenslang statiegeld op je aankoop. Bij de productie wordt tot 90% van het water hergebruikt, afgewassen looks worden bereikt zonder chemicaliën, maar door een combinatie van laser, ozon en stonewash. Het volledig transparante Noord-Amerikaanse bedrijf Everlane Inc produceert eco-conscious jeans in een moderne fabriek in Zuid-Vietnam. Zo wordt 98% van het water weer drinkbaar gemaakt, jeans wordt gedroogd aan de lucht en restjes denim worden verwerkt tot stenen om huizen mee te bouwen. De fabriek draait op hernieuwbare energie en het gesloten watersysteem reduceert de 1500 liter per broek tot 4 liter. Het kan dus.
4. Hoe zit dat met moderne slavernij?
Hier worden vooral fastfashion-retailers met de vinger gewezen, maar er zijn evengoed high fashion-labels of duurdere merken die naar lageloonlanden trekken. Duur staat zeker niet gelijk aan duurzaam, maar bij een T-shirt van 5 euro weet je wel zeker dat er iemand de dupe is van het productieproces.
De textielindustrie in productielanden heeft een dubbel probleem: de slechte behandeling van mensen die in de fabrieken werken, maar ook de invloed op hun (en onze) leefomgeving. De waterverontreiniging door het lozen van chemicaliën, luchtvervuiling en klimaatopwarming bedreigen het leven in de productielanden. Vier van de vijf landen waar de gevolgen van de stijging van het zeeniveau het hardst doorwegen, zijn de grootste spelers in de modeproductie: China, Vietnam, India en Bangladesh, aldus de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD). Door vervuilde kleding te kopen en te wassen dragen we onbewust bij tot watervervuiling tot ver buiten het productieland.
Daarnaast zijn er de lage lonen die arbeiders in de armoede dwingen. Het minimumloon dat ze krijgen is amper voldoende voor een derde van hun maandelijkse kosten. Eind 2013 beloofde H&M alle 850.000 textielwerkers vanaf 2018 een eerlijk, leefbaar loon. De Nederlandse organisatie Schone Kleren Campagne wees er eind december op dat het wel erg stil blijft in het kamp van de keten. In mei 2017 was het bedrijf nog steeds een systeem aan het opzetten, maar in een reactie zegt H&M dat het werk volgens plan verloopt: “H&M is ervan overtuigd dat we voor het einde van 2018 dit doel zullen behalen, namelijk de middelen openstellen die ervoor zorgen dat de juiste en eerlijke leeflonen betaald worden door de leveranciers aan hun medewerkers. Dit door het oprichten van comités die bestaan uit democratisch verkozen vertegenwoordigers en verbeterde leefloon-managementsystemen bij de leveranciers die 50% van ons productvolume vertegenwoordigen. Onze langetermijnvisie is dat alle leveranciers die produceren voor H&M een eerlijk leefloon gaan betalen aan hun werknemers.” In 2016 had H&M meer dan 2 miljard Amerikaanse dollar winst. Volgens de Schone Kleren Campagne kost het slechts 1,9% daarvan om al hun textielwerkers in Cambodja die extra 78 dollar per maand te betalen voor een leefbaar loon.
5. Is lokaal shoppen een oplossing?
Helaas: ook ‘Made in Europe’ is niet per se een kwaliteitslabel, want ook in Europa (voornamelijk Oost-Europa) en Groot-Brittannië is er sprake van uitbuiting in de textielindustrie. Kledingarbeiders leven er, ondanks de lange werkdagen, vaak onder de armoedegrens en de werkomstandigheden laten te wensen over. Kledingmerken die de exacte locatie van hun fabrieken verzwijgen, maken het er voor de bewuste consument niet makkelijker op. Duurzame labels als Bruno Pieters’ Honest By en het Zweedse Filippa K streven daarom 100% transparantie na wat de productie van elk stuk betreft.
Enkel Belgisch shoppen is niet echt een oplossing: ook onze merken besteden hun productie uit naar goedkopere oorden, anders is het economisch niet haalbaar. Zijn de ateliers in India wel koosjer, dan is het vliegtransport dat niet (10 kilogram CO2 per kilo katoen is veel). En mocht het T-shirt in jouw woonplaats worden genaaid: katoen groeit daar vooralsnog niet. Lokaal shoppen heeft wel zin als je duurzame keuzes maakt: minder wegwerpmode ten voordele van een tijdloos kwaliteitsstuk van een Belgische ontwerper. Je kunt investeren in opkomend talent zodat zij het budget hebben om de juiste keuzes te maken als ze gaan groeien.
De voordelen van online shoppen ten spijt: weet dat gratis verzending vaak wil zeggen dat er ’s nachts, ergens op een treurig industrieterrein, onderbetaalde werkkrachten in een onmenselijk tempo pakjes maken opdat jij morgenochtend die nieuwe eco- katoenen sokken aan kan. Wat je terugstuurt wordt soms ook wegge- ggooid omdat dat eenvoudiger is dan het weer in roulatie te brengen.
Lees ook: Westerse sweatshops: 3 pond per uur in Leicester p>
6. Bestaat de groene kleerkast alleen uit basics?
Het beste wat je kunt doen is uiteraard gewoon minder spullen kopen en kiezen voor tijdloze items die lang meegaan. Je bouwt een capsulegarderobe op waarin je een aantal veelzijdige stukken verzamelt die eindeloos gemixt en gematcht kunnen worden.
Mode is tijdgebonden en vluchtig, ze verandert zelfs meermaals per seizoen. Daarnaast is mode ook creatief, ze kan artistiek, kleurrijk, spannend, activistisch, provocatief of gewoon mooi zijn. Moeten we dat dan de rug toekeren? Absoluut niet. Mode is ook innovatief, bij modeconcern Kering bijvoorbeeld wordt er achter de schermen heel wat onderzoek gedaan naar innovatieve materialen en productiemethodes om duurzamere mode te creëren. Opnieuw: hoe meer de consument laat blijken dat duurzaamheid een doorslaggevend verkoopsargument is, hoe gretiger de merken en hoe sneller een circulair modesysteem een feit zal zijn.
Intussen kunnen we zelf zuiniger met kleding omgaan. Je hoeft niet per se alleen dure, lokaal geproduceerde, organische mode in te slaan. Kies wat zorgvuldiger: hoe vaker je iets zal dragen, hoe duurzamer het wordt. Check wat het milieubeleid van je favoriete fast fashion-keten is. Hou je wat in tijdens de koopjesperiode: wat in solden is, is overstock, spullen die aan volle prijs tijdens het seizoen niet verkocht raken. Waarom de bedrijven niet dwingen om minder te produceren in plaats van overschotten voor dumpingprijzen te verkopen? Ben je toch verknocht aan koopjes, loop dan eens een tweedehandswinkel binnen. Door de overconsumptie is er een overvloed aan afdankertjes. Slechts 20 tot 45 procent daarvan gaat naar de tweedehandswinkels, de rest wordt verwerkt in isolatie, vloerbedekking of vodden, verscheept naar ontwikkelingslanden of – worstcasescenario – verbrand. Tweedehands shoppen is dus een goeie aanvulling op je duurzame basic garderobe. En dankzij gespecialiseerde vintageshops voor luxemode kan je van een ander z’n designermiskoop jouw statement piece maken.
7. Moeten we meer betalen voor onze kleding?
Tegen 2020 bestaat de werkende populatie vooral uit millennials en zullen bedrijven zich doorgaans op hun noden richten. Volgens een Amerikaans onderzoek van The Boston Consulting Group (BCG) laten millennials zich nu al leiden door duurzaamheid bij het winkelen, een derde zegt liever te shoppen bij verantwoorde merken. Maar: alleen een heel klein percentage wil daar meer voor betalen. Fast fashion sprong de voorbije jaren gretig mee op de kar van ecologie met groene capsulecollecties in gerecycleerd materiaal, organisch katoen of bamboe – voor fast fashion-prijzen. Dus waarom zou je dieper in de buidel tasten? Bewustwording is nodig, ook aan de kant van de merken. Laat weten dat je op zoek bent naar duurzame spullen. Bel, tweet, mail en vraag naar de herkomst van de top die je op het oog hebt. Het ontwikkelen van vooruitstrevende technologieën en innovatieve ecologische materialen kost veel geld, maar als de afname ervan stijgt, gelden de wetten van de schaalvergroting. De vraag van de consument is sterker dan om het even welke regelgeving of milieutaks.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier