Katrijn Van Bouwel
‘Mijn huis en ikzelf zijn voor 90% aangekleed met andermans afval’
‘Velen halen hun neus op voor tweedehands’, schrijft columniste Katrijn Van Bouwel. ‘Ik begrijp dat stigma niet. Tenslotte zijn de meeste geliefden ook tweedehands.’
Terwijl ik vrolijk langs de rekken rokjes ging, en mijn handen het meeste werk liet doen – zij herkennen kwalitatieve stof sneller dan mijn ogen – kreeg de dame naast mij telefoon. ‘Nee, ik ben aan het winkelen.’ De andere kant kwetterde vragend verder. ‘Gewoon, een klein boetiekje.’ Ik keek verbaasd rond. Je kon van deze zaak veel zeggen, maar niet dat die onder die noemer viel, gezien de tl-lampen, gebrek aan fatsoenlijke vloerbedekking en opdringerige winkelmevrouwen. We bevonden ons namelijk in mijn favoriete habitat: een tweedehands-winkel.
Mijn huis en ikzelf zijn voor 90% aangekleed met andermans afval – mijn grote schatten. Als student winkelde ik er om te besparen en omwille van de kick iets unieks te ontdekken voor een spotprijs. Ik had geen centjes voor écht design of antiek, dus genoot ik van de adrenaline iets te vinden én de verblufte gezichten als ik bij een compliment de prijs vermeldde – al haalden velen er ook hun neus voor op, want het was al ‘gebruikt door iemand anders’. Ik begrijp dat stigma niet. Tenslotte zijn de meeste geliefden ook tweedehands.
Mijn huis en ikzelf zijn voor 90% aangekleed met andermans afval
Het hielp me ook om mijn grenzen te verleggen. Waar ik bij een gewone winkel het aanbod en de stijl kan voorspellen op basis van de etalage, stap ik bij het binnengaan van een tweedehandszaak uit mijn comfortzone. Zo ontdekte ik mijn eigen smaak op het gebied van kleren, accessoires of boeken, los van merken en modetrends.
Langzamerhand viel ik voor het duurzaamheidsaspect. Dat iets betaalbaar was, maar niet goedkoop zoals ‘made in Bangladesh’ voor een grote keten dat is. Veel goedkope brol haalt het niet om uit elkaar gehaald te worden, vervoerd en terug in elkaar gezet. Dat lukt enkel kwaliteit. Een ‘ouderwetse’ kast van vol hout overleeft iets beter dan een kast van spaanplaat. En toch kost het in de kringwinkel bijna evenveel, dankzij de zuinigheid van vorige generaties en de drang naar meer en nieuw van de huidige. Vroeger spaarde men voor het ‘chique servies’ of een feestjurk. Denk maar aan ‘de beste kamer’ of het schoon servies dat alleen op hoogdagen op tafel kwam. En van die luxe eet ik nu dagelijks.
Als we nu genieten van de keuzes van vorige generaties, wat kunnen die na ons dan van ons ‘erven’? Als wij alleen investeren in wegwerpproducten, maken we de afvalberg niet alleen groter, maar dwingen we onze kinders die trend verder te zetten. Mijn keuze is dus redelijk eenvoudig: meestal recycleer ik wat al duurzaam was, soms koop ik iets nieuws. Maar dan wel wat onder goede omstandigheden gemaakt en verkocht werd, met lof en loon voor de makers. En dat nog generaties meekan. De meerprijs neem ik zelf voor mijn rekening. Er hoeft geen lageloonslaaf voor mijn luxe op te draven. Of geen marketingbudget of chique verpakking mee bekostigd. Ik probeer de schakel te zijn tussen mijn voorouders en mijn nakomelingen. De ideale motivatie om te sparen voor een uniek stuk, met liefde gemaakt door getalenteerde kunstenaars en ambachtslui. Het is niet voor mij, het is voor de toekomstige generaties.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier