Nathalie Cardon

‘Waar was jij toen je voor het eerst opnieuw een hand kreeg?’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal.

Waar was jij toen je voor het eerst opnieuw een hand kreeg? De vraag heeft nog niet dezelfde allure als ‘waar was jij op nine eleven?’, maar het antwoord boeit me op dit moment meer. Neem nu het verhaal van mijn kinesist. Die kreeg onlangs in zijn smetteloze praktijk zomaar, zonder enige waarschuwing en net voor aanvang van de therapeutische activiteit, een gestrekte arm toegestoken. ‘Dat was toch even schrikken’, bekende hij terwijl hij mijn schouders kneedde. Ik bewoog mijn hoofd begrijpend op en neer in het tafelgat. ‘En, heb je hem aangenomen…?’ De kinesist vertelde dat hij voor de bijl was gegaan, meer nog, dat het verdacht normaal voelde. Rillingen langs mijn nekwervels.

Nog even los van corona: al die maanden hand-onthouding hebben me doen nadenken. Hoeveel opgedroogd snot, restjes smos-kaas en andere prut van anderen dragen we wel niet mee, als we beleefd pootjes geven? Een mens is een lui dier dat, zodra Steven Van Gucht wat minder zorgelijk kijkt, terugschiet in zijn vuile gewoontes. Lees: plassen zonder handen wassen. Bij valavond kan ik weleens aan het mijmeren slaan, over hoeveel piemels ik in mijn leven al indirect in mijn knuistje heb gesloten. Goddank is er tegenwoordig de elleboogboks, het zwaaitje en desnoods de uitroep ‘doen we dat nog?!’

Waar was jij toen je voor het eerst opnieuw een hand kreeg?

Maar nu heb ík een verhaal voor de kinesist. Over die dinsdag op het werk die zo gewoon begon, maar plots iets weg kreeg van een aanzwellend onweer. ‘De nieuwe baas is er,’ prevelde iemand, ‘en hij geeft blijkbaar iedereen een hand.’ Ik zocht oogcontact met de collega die zich net als ik met militaire discipline aan de maatregelen houdt, maar zij keek bedrukt naar haar plastic spatscherm. Vanaf nu was het ieder voor zich. Niemand die namens de groep zou opspringen en uitroepen: ‘Ho maar, wát denken we te gaan doen?’ Hagelwitte sportschoenen wandelden binnen, onder een strak gesneden broek. Zou zijn vrouw die hebben uitgezocht voor zijn eerste werkdag? Niet te geloven hoe mijn collega’s hem als dankbare schaapjes de hand drukten, zelfs Miss Coronaregel ging glimlachend overstag. Hoe snel kan een mens zijn principes laten varen? Hoe… – oké, ik moet iets uitleggen. Soms, als iemand op nette sneakers je toelacht en overtuigend ‘aangename kennismaking!’ zegt, gebeurt er iets met een mens. Een oude reflex die in werking schiet. Een arm die omhoog zweeft. Een hand die hapt. Ja, ik zag het goed. Dat was de mijne.

Bij valavond kan ik weleens aan het mijmeren slaan, over hoeveel piemels ik in mijn leven al indirect in mijn knuistje heb gesloten.

De nieuwe baas bleef niet lang. Er waren nog veel andere mensen om te groeten. Ik deed een poging tot sarcastische nabespreking. ‘Dus als iemand ons morgen allemaal een tong draait, doen we ook gewoon mee?’ Het kwam er te vrolijk uit. Eerder als: ‘Iemand nog een pintje?’ Ik kon er niet omheen. Ik had anderhalf jaar geen hand gehad, en dit was een goede hand. Een hand die er zin in had. Was dit een superspreader-event, of simpelweg de dag waarop ik iets van mijn oude zelf terugvond? Mijn verstand liet me totaal in de steek. Het kwam niet verder dan: proper op zijn eigen, dus wellicht geen corona.

‘Het erge is dat ik belabberde handen geef’, vertrouwde ik mijn bureaugenote toe. ‘Geen greintje kracht, een vod van vlees.’ ‘Doe eens’, daagde ze uit. ‘Komaan, we zijn nu toch bezig.’ En daar gingen we. Heel bewust. Twee mensen die hun kennismaking na al die jaren ritueel vernieuwen, zoals koppels hun huwelijksgeloften. Er werd iets afgesloten, er zou iets beginnen. De toekomst was officieel geopend.

‘Inderdaad’, zei mijn collega. ‘Superslap.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content