Nathalie Cardon
‘Nooit heb ik iets schattigers gehoord dan mijn moeder die het woord dickpic uitspreekt’
Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal
‘Ik weet nu wat een dickpic is’, zegt mijn moeder. ‘Ik heb het moeten opzoeken op Google, maar nu ben ik mee. Kende jij dat, dickpics?’ Nooit heb ik iets schattigers gehoord dan mijn moeder die het woord dickpic uitspreekt. Een woord dat via een ver schandaal haar leven is binnengewaaid, een wereld waar foto’s nog worden ontwikkeld en zorgvuldig in albums geplakt. In mijn moeders mond lijkt de dick zijn c te zijn verloren. Dikpic. Het klinkt als iets wat in de Albert Heijn naast het diksap zou kunnen staan. Of als een vriend van Dikkie Dik: Dik Pik, de kleptomane kater.
‘Ik had er al van gehoord’, knik ik, het hoofd half afgewend.
‘En heb je er al eens een gekregen? Ik zou dat weleens willen zien.’ Dans les yeux de ma mère zit een rondje blufpoker klaar. Wie het eerst lacht, verliest.
‘Nee.’ Of toch niet als dusdanig. Ooit zocht ik de liefde op een datingsite van de eerste generatie: behalve een vergruisd hart oogstte ik er ook een foto van een verwassen onderbroek-met-bobbel. De dino onder de dickpics. We laten hem rusten in vrede.
Nooit heb ik iets schattigers gehoord dan mijn moeder die het woord dickpic uitspreekt.
‘Jammer’, zegt mijn moeder. ‘Wat is er mis met ons? Zijn wij niet goed genoeg voor een dickpic, misschien?’ Ze dept haar bovenlip met haar servet. Perfect in character. Het woord dickpic is afgeketst op het glazen scheidingswandje naast ons, maar had het volume om heel deze brasserie te doen opkijken, al die gepermanente hoofden die niet op een piemel voorzien waren. ‘We zijn te oud, mam’, zucht ik. ‘De single millennials die ik ken worden ermee bekogeld, maar wij hebben de boot gemist.’ Een goede tegenspeler is het halve acteerwerk. Dankzij de voorzet van de vrouw die mij het leven gaf zitten we er nu allebei bedremmeld bij. Een moeder en dochter zonder dickpic. Je zou ze vijf frank geven.
‘Te oud, tegenwoordig is een mens voor alles te oud’, blaast mijn moeder. ‘Maar als ze me een abonnement op de Knack willen aansmeren weten ze me wel te vinden. Gebeld dat ik word!’ Ik vertrek geen spier en vul aan: ‘Maar dickpics, ho maar. Je zult er zelf achteraan moeten. Waarom vraag je het niet eens op de bridge? Ik ben zeker dat een aantal mannen daar heel bereidwillig zullen zijn.’ Bij de gedachte aan een stel kaarters die tips uitwisselen over camerastandpunten dreig ik te kraken. Gelukkig is daar de ober. Om te vragen of het gesmaakt heeft, de soep waarin je je lepel kon rechtzetten. ‘Héérlijk’, zingt mijn moeder. Klaar voor een Oscar.
Wacht, hoe kon ik het vergeten. ‘Ik heb eigenlijk wél wat voor jou, op mijn telefoon.’ Ver terugscrollen moet ik niet eens. Het is amper een paar weken geleden dat een jonge kennis me de digitale ‘kerstkaart’ doorstuurde die haar had geschokt: een man, poedeltjenaakt op een rode muts na, wenst de ontvangster wijdbeens een prettig jaareinde. ‘Ze had hem maar één keer gesproken, voor haar werk’, vertel ik terwijl ik mijn arm uitstrek. ‘Hij schold haar uit toen ze appte dat ze hier niet op zat te wachten.’
Mijn moeder slaat haar hand voor haar mond. Meteen heb ik spijt. In haar ogen staat niet alleen ontzetting te lezen, maar ook een vaag verdriet. Wie weet denkt ze aan haar kleindochter, die ze nooit zal kunnen beschermen tegen al die pijlen van vlees, zonder nadenken afgevuurd in de hoop ooit, ergens, iets te raken. Even overweeg ik haar weer de lach in te trekken, haar mee te nemen naar het beeld dat eerder door mijn hoofd schoot: hoe ze haar eerste dickpic in een album zou plakken en ‘m in haar prachtige handschrift van een onderschrift zou voorzien: ‘Gerard, lente 2022, lol op de bridge’. Maar ze vraagt de rekening. We kunnen niet meer terug.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier