Nathalie Cardon

‘Ik denk niet dat ik ooit nog iets aan huis laat leveren’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

Ze waren langsgeweest toen we niet thuis waren. Er lagen twee rood-witte papiertjes op de mat. Mijn vriend raapte ze op. “Je pakjes liggen blijkbaar bij dagbladhandel Sarim, hier vlakbij.” Raar. Ik kende geen dagbladhandel vlakbij. Wel winkels met duizend telefoonhoesjes en pitazaken waar je niet noodzakelijk een broodje kebab kon kopen. Ik dacht aan mijn bestellingen. Een multifocale bril en een trui, beige mohair, zoals Isabelle Huppert zou aanhebben terwijl ze een felle mening verkondigt. Ik ben een Parisienne in het diepst van mijn jogging.

Op de drempel van de onzichtbare tijdschriftenwinkel sprak ik mezelf vermanend toe. Je zou er net iets meer vertrouwen in hebben gehad als het om een knullige krantenzaak in Erps-Kwerps ging. Je zou niet aan je vent hebben gevraagd wat je moest zeggen als daar niks te vinden was. Ik probeerde de mens die achter een toren van dozen tevoorschijn kwam – Sarim, naar ik aannam – aan te kijken als een oude bekende. Balancerend tussen de pakketten ging hij op zoek naar mijn vracht. Man met Karton, in het S.M.A.K. zouden ze iets kunnen met deze installatie. Zou iemand hier ooit om z’n Dag Allemaal komen, smachtend naar een nieuwtje over Willy Sommers? Sarim schudde het hoofd. “Nothing. It happens. They say it’s here but they just drive back.” Ik voelde mijn protest in mijn slokdarm zakken. Hier stond geen type dat stiekem handelde in mohair, maar een man die zich door de dag ploegde en ’s nachts het logo van Zalando voor zijn ogen zag dansen. En toch. “Call Bpost” als afscheidsgroet, het voelde niet goed.

Een pakket van de buren verdonkeremanen kan een manier zijn om stille frustraties te botvieren.

Nee, ik belde niet voor bancaire diensten. Ja, ik had de barcode van mijn pakjes bij de hand. De stem die op het einde dan toch aan de lijn kwam, klonk minder levend dan het bandje. “Uw bestelling is bij de buren geleverd, op nummer 29.” 29? Ik had 25 als tweede-keusadres opgegeven, op 29 woont de drukke carrièrevrouw voor wie ik zélf pakjes aanneem. Ik begon te begrijpen dat dit geen gewone dag was, maar een videospel waarin ik nooit het volgende level zou halen. Ook al kon ik plots ontcijferen wat er in balpen op de bovenhoek van de briefjes stond gekribbeld: BIJ-N29. Misschien zou Satan het op mijn arm tatoeëren voor ik zou branden in de hel, afdeling Luie Hebzuchtigen.

In de deuropening van nummer negenentwintig stond een jonge vrouw die duidelijk terug naar binnen wou. De nanny, wist ik. Mijn verhaal over de ‘two packages, yesterday’ deed haar vlechten van links naar rechts dansen. Niks gehoord, niks gezien. Ik kon beter ’s avonds terugkomen, als al wie hier woonde zijn plek weer had ingenomen. Er schoot een boek door mijn hoofd: Een zachte hand, waarin een kindermeisje op gruwelijke wijze afrekent met het gezin waar ze voor zorgt. Een trui van de buren verdonkeremanen kon een manier zijn om stille frustraties te botvieren. Beweren dat je van niks weet, terwijl je de enige bent die tijdens de werkuren thuis is, en, zo bewees een bericht van Bpost, getekend hebt voor ontvangst met een achteloos kruis.

Ik denk niet dat ik ooit nog iets aan huis laat leveren. Het is het allemaal niet waard, weet ik nu: de stress, de zelfopgewekte strijdvaardigheid waarmee je uiteindelijk in het donker voor iemands deur staat, de schaamte wanneer een kind opendoet en z’n moeder hem vanuit de living toeroept waar hij de pakjes van de buurvrouw kan vinden, alsof het om een zorgvuldig bewaarde schat gaat. En dan die nieuwe trui aantrekken en door je multifocale bril heel scherp in de spiegel zien: hier staat niet Isabelle Huppert, maar een lerares fysica die iedereen buist. Uit woede op de wereld, uit angst voor zichzelf.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content