Nathalie Cardon

‘Er zouden safe spaces moeten bestaan voor wanneer je wilt dat mannen je wél iets uitleggen’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal.

“Kan ik u helpen?” De man van de verfwinkel kwam op me af. Niet als een roofvogel die een konijn heeft gezien, maar als mens met gevoel voor het goede. Een mannelijke collega had me dit adres aangeraden. In de grote doe-het-zelfzaken was hij bang om een mal figuur te slaan als hij eindelijk een medewerker had aangeklampt, bekende hij. Wie de mannenliefde is toegedaan, wordt blijkbaar nogal eens bekeken als een wezen dat zich niet zou redden in de natuur, een kneusje dat nog geen speer geslepen krijgt. Of er grappen over hamertjes en beiteltjes bovenop kwamen, vroeg ik niet. Het was verfrissend, te weten dat ik niet de enige was die z’n zelfvertrouwen voelde verkruimelen wanneer een rood T-shirt ‘vijfde rayon’ bromde op de vraag hoe je dat doet, een rolgordijn bevestigen. Ik besloot: mijn collega’s verfwinkel is mijn verfwinkel.

Wie de mannenliefde is toegedaan, wordt nogal eens bekeken als een wezen dat zich niet zou redden in de natuur.

“Ik heb amper geschilderd in mijn leven”, outte ik me meteen. Verfman knikte en volgde mijn stapritme terwijl ik de dingen aanwees die ik nodig dacht te hebben. We zouden samen een rivier overvaren en hij zou het vlot bouwen. “Dat is een lakrol, die ge daar vasthebt,” duidde hij, “geen verfrol. En als ik één ding mag aanraden: neem deze vierkante emmer, zo’n plat bakske gaat ge omstoten.” Wonderbaarlijk. Deze man keek recht in mijn verleden. Blote voeten in een koude, dikke kwak, het gevoel kwam helemaal terug. En hoeveel dingen had ik al niet metaforisch omvergeworpen zonder het te willen? Hij vroeg of ik een tint in gedachten had. Ik vouwde de kleurenwaaier open die de vorige dag per post was aangekomen en legde mijn vinger op licht olijfgroen. “Schoon, maar oppassen dat het geen ziekenhuis wordt”, was het verdict. Ik dacht aan familieleden die stukken van hun leven in de psychiatrie hadden gesleten. Een risico, inderdaad.

Er is weinig zo bevrijdend als het gevoel dat je begrepen wordt en geen vraag te dom is. Toen mijn bak vol materiaal naast de balie stond, liet ik me helemaal gaan. “Zo’n verfpot, doe je dat open met een blikopener?” Verfman hurkte zonder verpinken neer bij de emmer toen ik vervolgens wou weten ‘hoe je weet of er genoeg verf op je borstel zit’. “Hem er niet helemaal in steken,” liet hij zien, “en eerst wat afrollen op de bak zelf. Ge moet daar ne pak in hebben.” Ik keek om me heen. Zou iemand in de gaten hebben dat ik me hier ongegeneerd overgaf aan een eeuwenoud patroon van men explaining things to us? Had ik als moderne vrouw geen collectieve eer hoog te houden en me discreet tot Google te wenden? En was het verkeerd, om blij te worden van een man met ne pak?

Er zouden safe spaces moeten bestaan, bedacht ik, voor wanneer je wilt dat mannen je wél iets uitleggen. Het zouden gezellige middagen kunnen worden, waarop vrouwen van mijn leeftijd, bevreesd voor klus- en ander werk waar de universiteit ze niet op heeft voorbereid, zich weldadig wentelen in praktische egards. Want rond de vijftig val je overal tussen: te oud voor spontane hulp bij een platte band, te jong voor een vrijgemaakt zitje op de tram. Terwijl Verfman vertelde dat de verf moet knetteren omdat je anders ‘te schraal schildert’, zag ik een volle zaal juichen: “Laat de dagen knetteren!” En toen hij waarschuwde dat een muur in één keer af moet, want dat je ‘nat op nat’ moet werken, hoorde ik roepen: “Nat op droog, afschuwelijk!” Losgeslagen zouden we zijn. Waarna we, zwijgend als het graf, terug zouden keren. Naar onze levens, naar onze overtuigingen, naar onze werkkamertjes, die we koppig groen zouden verven tot we het zelf ook zagen: isoleercel.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content