Geen kinderen in huis. Een lege tuin. Wat doen mensen met hun leven als blijkt dat hun kinderwens niet in vervulling kan gaan? “Je raakt in de knel. Met jezelf, met je partner, met je omgeving en met de vraag naar de zingeving in je leven.” Ongewenst kinderloze paren worden amper begrepen en nog minder gesteund.

Ondanks het feit dat ruim tien procent van alle paren hun kinderwens moeten opgeven, wordt het onderwerp gemeden als de pest. Het zoveelste netelige taboe. De Nederlandse therapeute Odile van Eck, zelf ongewenst kinderloos, schrijft dat wie kinderen wil maar er geen kan krijgen, wordt geconfronteerd met hetzelfde verdriet als bij verlies van een geliefd persoon. Alleen zijn er geen foto’s om te koesteren, geen herinneringen om in rond te dwalen. Bij kinderloosheid ontglipt je iemand die er nog niet is geweest, aldus Van Eck. Familie en vrienden hebben geen deel aan dit verlies en een normaal rouwproces lijkt daardoor haast onmogelijk. Zolang er concrete aanknopingspunten zijn, zoals medische behandelingen, informeert nog wel eens iemand. Maar wanneer die wegvallen, zwijgt de omgeving. Ook Paul Dewickere en Frieda Franck houden zich met het onderwerp bezig. Zij richtten SARA op, een zelfhulpgroep voor vruchtbaarheidsproblemen en ongewenste kinderloosheid. Paul (47) en Frieda (40) zijn veertien jaar getrouwd en kunnen zelf geen kinderen krijgen.

Paul: “Ongewenst kinderloos zijn is fysiek, psychisch, en emotioneel enorm belastend. Je moet afscheid nemen van een gezamenlijk levensproject. Uiteindelijk stort maar een stuk van je wereld in maar aanvankelijk heb je wel het gevoel dat alles op losse schroeven komt te staan. Je moet samen zoeken naar een nieuwe levensvervulling als echtpaar. Dat is een van de grote opgaven waar kinderloze mensen voor staan. Een nieuwe zin ontdekken in hun samenzijn. Dat los je niet in drie tellen op. Daar worstelen veel echtparen mee. Is het voor een man anders dan voor een vrouw? Het stereotiepe beeld van de rationele man en de emotionele vrouw schijnt in grote lijnen wel te kloppen. Maar we hebben al veel koppels gezien waar het omgekeerd is. Veel heeft te maken met de vraag aan wie de kinderloosheid ligt. Ook opvoeding speelt een rol. Mannen zijn bijna getraind om van emotioneel belastende feiten wat meer afstand te nemen. Maar er zijn ook vrouwen die hun probleem vrij rationeel benaderen.” Frieda: “Kinderloosheid aanvaarden is een rouwproces. Aanvankelijk ontken je. Je kunt niet geloven dat het jou overkomt. Je bent kwaad op mensen die wel kinderen krijgen. En jaloers. Je wordt ook depressief. Omdat je niet meer ziet wat er van je leven kan worden. Je vraagt je zelfs af of je leven wel zin kan hebben zonder kinderen. Die boosheid, het verdriet, de jaloersheid komen gedurende een aantal jaren regelmatig terug. We dragen onze kinderloosheid ons hele leven mee. En toch is het een oplosbaar verdriet. Wij zouden altijd weer opnieuw voor kinderen kiezen. Maar we zijn wel gelukkig nu. Je kunt geen andere mensen helpen als je je zelf niet goed voelt. Je moet de moed hebben om er door te gaan en de tijd te nemen die jij nodig hebt om je verdriet te verwerken. Dan is er volmaakt mee te leven.”

Paul: “Het gaat nooit helemaal over. Het is normaal wanneer het verdriet na jaren nog onverwacht de kop opsteekt. Nietige voorvalletjes kunnen je plots doen beseffen dat je iets mist of hebt gemist. Maar de emoties worden minder hevig. De samenleving accepteert dat je verdriet hebt na een overlijden. Wanneer je afscheid moet nemen van een kinderwens, verlies je iemand die in je dromen aanwezig was, maar die niet concreet bestond. Dat wordt minder geaccepteerd. Er is geen graf, geen verjaardag om te herdenken. Dat reële verlies heeft in onze samenleving helemaal geen plaats. Hoe lang het duurt om het te verwerken, hangt af van de manier waarop je er als koppel doorgaat. Wanneer een van beiden, of alletwee, de emoties onder de mat veegt en zich afsluit van de rouwarbeid, kan het heel lang duren. Dan kan het verdriet zelfs een leven lang duren.

Wanneer je bewust met je emoties omgaat, er iets mee doet, praat met elkaar, krijgt het rouwproces zijn kans. Dan kan het binnen een redelijke termijn tot een nieuwe stabiliteit leiden, van waaruit je een nieuw levensproject kunt starten. We zien regelmatig dat het niet hebben van kinderen aan de grondslag ligt van relatieproblemen. Omdat twee mensen elkaar niet meer ontmoeten in dat gezamenlijke project. In samen iets ergs doormaken, schuilt echter ook een kans. Die laten liggen, is de kwaliteit van de relatie laten aanvreten.”

Frieda: “Er was een moment in ons verwerkingsproces dat we aanvoelden dat we met andere mensen wilden praten. We vonden niemand in dezelfde situatie. Dus startten we zelf met een groep. Een toevallige ontmoeting met een koppel dat geen kinderen kon krijgen, confronteerde ons met hun verdriet. Na een gesprek keerden die mensen veranderd naar huis terug. Dat deed ons beseffen dat we iets voor anderen konden doen. Wij hadden geen kinderen maar wilden toch levengevende mensen zijn. Zo is SARA ontstaan. Mensen die bellen of komen, hebben vaak lang geaarzeld. Voor sommigen is het zeer moeilijk om hun gevoelens te delen. Het gevaar loert dat ze zich opsluiten in hun verdriet. Dat het koppel gaat cocoonen. Het is juist zeer belangrijk om je sociale contacten te verzorgen. Natuurlijk wordt het onderwerp gemeden. Maar weinig mensen hebben de moed om het aan te snijden. Het is niet eenvoudig om aan iemand te vragen hoe het gaat met het geen kinderen hebben. Er is veel onhandigheid, tactloosheid die mensen terugwerpt op zichzelf.”

Paul: “Wanneer je geen kinderen hebt, raak je op een paar belangrijke punten in de knel. Met jezelf, met je partner, met je omgeving en met de vraag naar de zingeving in je leven. Sommige mensen stellen zich ook religieuze vragen. Of ze gestraft worden bijvoorbeeld. Onze zelfhulpgroep geeft geen advies. De mensen die wij ontmoeten, accepteren zeer slecht dat anderen hen zeggen wat ze moeten doen met hun probleem. Dat hebben ze immers al zo vaak gehoord. Neem dit pilletje, volg die behandeling. Van dokters kan je het nog wel horen. Maar je accepteert niet dat een buurvrouw met kinderen zegt: ‘Ga eens op reis, of neem een hond.’ Betutteling is absoluut uit den boze.” Frieda: “Als wij mensen opvangen, zullen we zelden iets suggereren. Tenzij heel algemene zaken. Ze komen er zelf wel op. Wij vertellen waarmee wij geholpen zijn. We delen onze ervaring, en merken dat het soms inspirerend werkt. Maar andere koppels hoeven ons daarom niet te kopiëren.”

Paul: “Vaak willen mensen al zo ver staan als wij. Maar het verwerkingsproces heeft zijn tijd nodig. Werken met en voor lotgenoten en het ijveren voor mensenrechten, is voor ons een invulling geworden. Wij hebben ook drie Indische kinderen financieel geadopteerd. Maar elk moet zijn eigen invulling kiezen. In ons contact met kinderloze mensen ervaren we dat het beter is te luisteren dan te spreken. De mensen moeten de kans krijgen om hun verhaal te doen. Als ze willen, vertellen wij het onze.”

Frieda: “Wij hebben vooraf beslist dat we op een bepaalde leeftijd zouden stoppen met onze pogingen om een kind te krijgen. Dat is belangrijk. Als je blijft zoeken en proberen, kun je geen afscheid nemen. Dan loert het gevaar van de obsessie. Toen ik dertig werd, stopten we alle medische ingrepen. We hebben op dat ogenblik geen bijzonder ritueel gedaan, hoewel zoiets eigenlijk wel nuttig kan zijn. Wij kozen voor een ander symbool. Op de tiende verjaardag van ons huwelijk hebben we voor onze vrienden, voor de mensen die ons hebben gesteund, onze huwelijksbeloften overgedaan. Deze keer ons bewust van onze kinderloosheid. We sloten een periode af maar openden meteen een deur naar een nieuw, een ander leven.”

Paul: “Zoiets kun je ook met z’n tweeën doen, maar het lijkt zinrijker voor een gemeenschap van andere mensen. De mensen die in de moeilijke tijden een paar stapjes met je zijn meegegaan. Voor mij was dit een mooiere dag dan mijn trouwdag. Het geeft een veilig gevoel te weten dat je omringd bent door vrienden die het goed met je menen. Al moeten kinderloze paren wel afstappen van de illusie dat er tientallen mensen bereid zullen zijn om met hen mee te gaan. Dat is te veel. We moeten tevreden zijn met enkele goede vrienden.”

Frieda: “Er is leven mogelijk zonder kinderen. Maar in de acute fase zie je dat natuurlijk niet. Wij zagen dat aanvankelijk ook niet. Als je ongewenst kinderloos bent, heb je een heel eigen opgave. Je moet creatief zijn in leven geven. Het klinkt paradoxaal, maar het kan ook positief zijn omdat je verplicht bent om naar zingeving te zoeken, terwijl mensen met kinderen daar niet altijd meer bijven bij stilstaan.”

Tien jaar geleden vonden Marina Stroop (34) en Tonny Van Cleer (37) een huis voor hun toekomstig gezin. Marina werd meteen zwanger. Maar daarna verliep niets meer volgens plan. Het is een gezellig huis, maar het staat vol breekbare dingen.

Marina: “Ik verloor bijna tegelijk mijn vader en het kind. Opeens was er niets meer. Maar volgens de dokters was er geen probleem. Ik werd verschillende malen zwanger en kreeg evenveel miskramen. Eer we wisten wat er mis zat, waren er vier jaar voorbij.”

Tonny: “Vier jaar van de ene dokter naar de andere. Je laat je toch steeds weer meeslepen. Dokters blijven hoop pompen. Ondertussen werd iedereen om ons heen zwanger. Voor ons elke keer weer een domper.” Marina: “Wij hadden zoiets van: dat kan ons toch niet overkomen. Al onze energie ging in proberen zwanger te worden. Liefde op commando, ons hele leven werd door een ander geregeld. Tot het begon te dagen dat er iets niet in orde was.”

Tonny: “Gynaecologisch kan Marina zwanger worden. Maar toen ze eindelijk keken wat er scheelde, stelden ze onder meer endometriose vast. Hoe de dokters ons hebben behandeld, heeft bij ons veel kapot gemaakt.”

Marina: “Ze kunnen het allemaal fantastisch uitleggen maar luisteren niet naar wat je zelf vertelt. Ik bleef maar zeggen dat ik mij niet goed voelde, dat ik heel veel pijn had. Als ik mij niet goed voel, kan ik toch niet zwanger worden? Via de Nederlandse Endometriose Liga zijn we bij een specialist terechtgekomen die ons eindelijk iets concreets vertelde.”

Tonny: “Hij was de eerste die vaststelde dat Marina’s pijn niet werd veroorzaakt door endometriose maar door bekkenonstabiliteit. Acht jaar heeft zij rondgelopen met haar bekken uit de kom. Niemand had dat opgemerkt. Uiteindelijk bleek dat we 30% slaagkans hebben op een zwangerschap via in vitro. Maar Marina kan de zwangerschap niet voldragen en we hebben ook geen garantie dat het kind gezond zou zijn. Dus vroegen we ons af of we door ons eigen egoïsme niet een gehandicapt kind op de wereld zouden zetten. Als je vooraf weet dat die kans zeer groot is, begin je er niet aan.”

Marina: “Natuurlijk hebben we aan adoptie gedacht. Al onze spaarcenten waren daarvoor bestemd. Onze ervaring met de officiële instanties zijn niet aangenaam. Het is alsof je een kind gaat kopen. En anderen oordelen of je daar het recht toe hebt. We hebben ook klaargestaan om zelf een kind te gaan halen. Maar daar heeft ons gezond verstand het gewonnen.”

Tonny: “We zijn gestopt met redeneren vanuit het allesverterende verlangen naar een kind. Maar al die vragen, al dat wikken en wegen, we hebben ons daar helemaal alleen moeten uitworstelen. Vrienden? Kennissen? Niemand heeft ons geholpen. Op feestjes krijgen we wel de foto’s van hun kinderen te zien.”

Marina: “Ik kan niet zeggen dat onze vrienden echt meeleven met wat wij moeten missen, al kennen ze onze situatie. Een paar misschien. Vroeger probeerde ik mee te praten met moeders, ik weet ook wel dingen over kinderen. Maar dan bekeek men mij met een gezicht van: wat weet jij daarvan, jij hebt er geen.”

Tonny: “Kinderen komen gemakkelijk naar ons toe, wij leven niet in de sleur van vele ouders, we zijn vrij, in ons doen maar ook in ons denken. We kunnen over veel meepraten. Kinderen voelen dat aan. Wij zijn nog op vakantie geweest met gezinnen. Waren meer met de kinderen bezig dan de ouders. Wij hebben thuis niet de genegenheid van een eigen kind, dus nemen we er zoveel mogelijk van op in die momenten dat we samen zijn met de kinderen van anderen. Maar het heeft nog nooit iemand op het idee gebracht om ons meter of peter te maken. We mogen nog niet eens babysitten.”

Marina: “In het begin van onze kinderloosheid kon ik dat niet opbrengen, maar nu zeg ik wel eens tegen een vriendin die zich opwindt in haar kinderen: ‘Mens erger je niet zo, wees blij dat je ze hebt.’ En dan is het weinig tactvolle antwoord: ‘Wel, je mag ze eens een week hebben.’ ‘Goed,’ zeg ik dan, ‘breng ze maar.’ We willen ze graag eens op vakantie krijgen. Maar niemand gaat op ons aanbod in.” Tonny: “Mijn vrouw is mijn beste kameraad. Samen komen we langzaam uit de impasse van onze kinderloosheid. We zullen elkaar nooit iets verwijten. Ik zou haar ook nooit in de steek kunnen laten. Marina heb ik, de rest heb ik nog niet. Met haar wil ik verder. Ik kan morgen naar een andere vrouw stappen die bij manier van spreken een koningswens vervult. Maar twee kinderen met een vrouw waar ik niet van hou? Dan kies ik voor Marina.”

Marina: “In een ongewenst kinderloos koppel zijn er altijd twee mensen de dupe. Je moet er dus samen door zien te komen. Er is misschien een oorzaak bij een van de twee, maar je mag nooit de schuld uitspreken. Je hebt aanvankelijk de neiging om van elkaar weg te lopen. Je wil er de ander niet voortdurend mee lastigvallen. Maar je moet er juist wel over praten, over je verdriet, over je boosheid. Er zijn nooit woorden genoeg om erover te babbelen. Want door te praten, zelfs ontelbare keren, kom je eruit. Neem je samen initiatieven om dingen te doen. Je hebt elkaar nodig. Andere mensen kunnen je niet helpen. Mensen denken trouwens niet na als ze weer eens informeren of we nog geen kinderen hebben. Want kinderen krijgen is niet zo normaal als het lijkt. Vroeger blokkeerden wij meteen. Nu antwoord ik: ‘Wij zijn ongewenst kinderloos.’ Baf, de bal in hun kamp. Blokkeren zij natuurlijk. Er zijn maar weinig mensen die er dan verder op durven ingaan.

Paul en Frieda van de groep SARA hebben ons bij de kraag gevat. Ons gewezen op de vele gezamenlijke interessen die Tonny en ik hebben. Ze garandeerden ons dat we onze weg wel zouden vinden. Ze hebben ons ook getoond dat kinderloosheid geen schande is. Dat je er beter over kunt praten. We doen het nu. Zelfs al hebben mensen moeite met emotionele onderwerpen. Ook de dokters. Ze staren zich blind op die allesoverheersende kinderwens. ‘Kom,’ zeggen ze, ‘we gaan die twee eens een kind bezorgen.’ Maar eigenlijk helpen ze je om je gevoel uit te schakelen. Sommigen blijven jaren aan de gang. Ik vraag mij wel af waar de kern van je liefdesrelatie dan nog is. Want dan krijg je misschien wel een kind maar mekaar ben je onderweg kwijtgeraakt.”

Tonny: “Kijk naar de basis van waaruit je als koppel bent vertrokken. Daar moet je terug naartoe keren. Je moet realistisch blijven, samen puzzelen, wakker blijven in je relatie.”

Marina: “Wij hebben veel geleerd uit de praatgroep. Het is erg dat ik het zeggen moet, maar door de miserie van een ander kom je vaak zelf een eind op de goede weg. Door de fouten van andere koppels gaan wij veel zorgvuldiger met elkaar om. Vandaag staan we samen sterk, we hebben een punt gezet achter alle plannen en dromen die we ooit over kinderen hebben gehad. Eigen kinderen, adoptiekinderen, pleegkinderen. We zijn op een punt gekomen dat we samen vooruitwillen. Je kunt niet de rest van je leven boos zijn op mensen met kinderwagens. Je moet het geluk aan een ander kunnen geven. Ik bewaar nog wat afstand maar door er anders over te denken, kijk ik ook anders naar kinderen. De buurtkinderen komen al eens in onze tuin, kijken naar de salamanders en de kikkervisjes in de vijvers. Ik leer genieten van de handjes van een baby op mijn gezicht. Dat lukt niet altijd.

Als ik een vader zijn klein kind zie wegduwen, zou ik die man wel kunnen aanvliegen. Maar ik leer nu ook dat er mensen zijn met akelige pubers, met kinderen aan de drugs. Als ik nu overhoop geraak bij de aanblik van zo’n tof kleintje, zoek ik de vervelendste puber in de straat. Dat heeft een ouder kinderloos koppel ons aangeraden. Mensen die geen kinderen kunnen krijgen, zien alleen maar het positieve. Maar aan kinderen zijn ook veel negatieve kanten. Alles heeft twee kanten in het leven. Aan het idealiseren van een droom ga je kapot. Dus dat hebben we opgegeven.”

Tonny: “We hebben een moto en kunnen zomaar met z’n tweeën wegrijden. We hebben een lange tocht door Australië gemaakt en plannen er nog meer. We leven van dag op dag. We hebben allebei onze hobby’s. Doen alles zelf in ons huis en onze tuin. We worden ecologisten genoemd omdat we van alles recycleren. Daar ben ik trots op. Wat wij nu doen, is hetzelfde voor mensen wier kinderen het huis uitgaan, of mensen die met pensioen gaan. Zoeken naar een andere invulling. Wij moeten dat op ons dertigste doen. Met stukjes en beetjes leren we opnieuw leven. Er zijn feesten die wij liever niet vieren. Zoals Pasen of moederdag. We trekken er dan samen op uit en proberen op een andere manier te genieten.”

SARA, zelfhulpgroep voor mensen met vruchtbaarheidsproblemen en ongewenste kinderloosheid, Het Innemen 71, 2930 Brasschaat, Tel. (03) 652.03.39.

Boeken: De stille tuin, Paul Dewickere en Frieda Franck, Dr. C. Meuleman, Davidsfonds, Leuven, 1994.

Ongewenste kinderloosheid, een onzichtbaar verlies, Odile van Eck, De Zaak, Groningen, 1997.

1

Paul Dewickere en Frieda Franck (SARA): “We hebben voor de mensen die ons steunden onze huwelijksbeloften overgedaan. Deze keer ons bewust van onze kinderloosheid.”

2

Marina Stroop (naast Tonny Van Cleer): “Vroeger probeerde ik mee te praten met moeders, ik weet ook wel dingen over kinderen. Maar dan bekeek men mij met een gezicht van: wat weet jij daarvan, jij hebt er geen.”

Marianne Meire / Foto’s Jan Caudron

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content