Zomerzotheid
Er verscheen eens een zomerse “Flair” die op zijn cover in zonnig geel “De 50 meest betoverende plekjes van de wereld” aankondigde. Ik bewaar het blad al drie jaar, niet om zijn snobistische raad “Meepraten zonder dat je er geweest bent ! ” op te volgen, maar om, integendeel, op te tellen over welke plekjes ik kan meepraten omdat ik er wél geweest ben, zowel op de Boroboedoer-tempel als op de Pont du Gard. Mijn score is tien op vijftig. Niet biezonder, aangezien Europa oververtegenwoordigd is. Frankrijk met maar liefst tien plekjes, Nederland met twee. Dat zijn de bollenvelden en Kinderdijk, wat illustreert hoe betwistbaar de selektie is, élke selektie van dien aard, ook al zou ze door de “National Geographic” zelve zijn gemaakt. De top-50 vormt dan ook een prima aanloop tot een diskussie over reizen en wegwijzen. “Welke is uw mooiste plek ? ” vraag ik graag, waarop velen gretig beginnen te graaien in hun bonte verzameling van vergezichten.
“Torajaland”, zegt een bereisde Belgische dokter die net van Sulawesi komt. Hij maakt zijn keuze zo entoesiast dat ik ze meteen op het lijstje zet van de top-50-plaatsen waar ik nog wil komen.
“Het Rode Plein in Moskou”, bedenkt een tante. “Nee, Israël, ” verbetert ze zichzelf, “het hélé land, met de distels en andere beeldrijke gewassen uit de bijbel zomaar langs de wegkant. “
Nicolas Hulot beantwoordt de vraag op de radio en niemand kan het beter weten dan hij, de prezentator-animator van het Franse televisieprogramma “Ushuaïa” die rijdend, vliegend, varend, diepzeeduikend overal is geweest, tot en met in Ushuaïa zelf, het einde van de wereld in het puntje van Vuurland. Hij kiest voor “de monding van de Okavango, waar de Afrikaanse fauna en flora in de allerwildste pracht gedijen. ” In Botswana, zoek ik op. De Okavango waaiert er uit in een moerasgebied en zoekt er, gehinderd door een uitbundige papirusgroei, een weg naar het Ngami-meer. Dat werd lang geleden door Livingstone ontdekt en het is een hele onderneming om hem en Hulot achterna te gaan.
“Savu”, overweeg ik, waar ik even een lontarpalmhut bewoonde, ergens, nergens, op een tropische plaats die ik niet verklap. “Mycene, ” raad ik aan, “waar de grenzen tussen toen en nu, tussen de geschiedenis en de verhalen, tussen wat we zien en ons verbeelden volkomen vervagen. ” Ik verander voortdurend van mening, en keer ten slotte in gedachten het liefst weer naar intimistische plekken die ik mooi vind omdat ik er gelukkig was. Ik kies en keur en herschik mijn top-drie. Onder een boom aan een verlaten zandweggetje naast een wei. ’t Zoet Water. De kamer met het vergezicht waar ik dit schrijf.
“Achter het poerkot, ” zegt een vriend, “een vergane plek uit mijn jeugd. ” Hij wijst de weg naar een poederfabriek in Wetteren, België, een land dat met niet één plek voorkomt in de top-50 waarmee we het volkomen oneens zijn.
BRIGITTE RASKIN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier