Zoek de verschillen

Twee vrouwen, twee werelden, één verhaal. Of hoe wij meer als zij zijn en zij meer als wij dan we durven te denken. Autochtone Tessa Vermeiren en allochtone Yamila Idrissi helpen ons de denkoefening te maken en zetten in Kif-Kif hun levens rug aan rug. In tweehonderd bladzijden van Mariekerke naar Imrabten. En terug.

Kif-Kif, Aan de ander kent men zichzelf, door Tessa Vermeiren en Yamila Idrissi, uitgegeven bij Roularta Books, 204 blz., te koop in de boekhandel, 18 euro.

Het was in het vroege voorjaar van 2004. Tessa Vermeiren (56) interviewde Yamila Idrissi (37) voor Weekend Knack over veertig jaar Marokkaanse migranten in België. Een onderwerp dat columniste Vermeiren al vaker had aangesneden, bewerkt en uitgespit, en waarvoor ze in de medeoprichtster van het Steunpunt Allochtone Vrouwen en Meisjes een niet minder bezielde gesprekspartner vond. Het klikte. En ook toen de bandrecorder uitging, bleven de twee vrouwen rustig zitten in de Marokkaanse kledingzaak in Molenbeek en praatten ze geboeid verder. Want hoe weinig de Vlaamse directeur van Weekend Knack en het Marokkaanse toenmalige SP.A-parlementslid ook gemeen leken te hebben, het was alsof ze elkaar hun eigen levensverhaal hoorden vertellen. Allebei opgegroeid in de nuchtere no-nonsensewereld van een hardwerkend arbeidersgezin, boksten ze zich met veel vallen en moeizaam opstaan een weg uit het levenstraject dat van bij hun geboorte nochtans netjes en strak begrensd vast had gelegen. Of hoe ze allebei willens nillens hebben moeten knokken om zichzelf te kunnen, te mogen zijn, en om binnen dat ‘zelf’ ook al eens een fout te mogen maken. De gelijkenis was treffend. En vooral – in deze tijden waarin de multiculturele samenleving naar adem snakt – veelzeggend. Te veelzeggend, besloten Vermeiren en Idrissi, om het bij de die ene namiddag in Molenbeek en het inzicht van hun tweetjes te houden.

Doe-het-zelfgids

Zo kwam Kif-Kif er. Geen fraai verwoorde analyse of goed uitgebalanceerde conclusie van wat het tweespan had ontdekt. Eerder een doe-het-zelfgids. Kif-Kif bundelt, rug aan rug, de levensverhalen van Vermeiren en Idrissi die minutieus in een gelijke structuur werden neergeschreven. Aan de lezer om het zelf te ontdekken. Om aan te voelen hoe een klein verlangend meisje uit een arbeidersgezin van de jaren vijftig een opvallend gelijkaardige strijd heeft moeten leveren als dat dapper dromende meisje uit een migrantengezin van de jaren zeventig. Vermeiren en Idrissi laten de lezer daarvoor in hun ziel kijken. Eerlijk verhalen ze over hun stiekeme grote dromen, ijzeren ambitie, opzwepende toevalstreffers en ontmoetingen, maar net zo integer hebben ze het over hun angsten, verterende schuldgevoelens, striemende tegenslagen en dagen en nachten van ongelukkig zijn. Eerlijke verhalen die nooit neigen naar een jammerende klaagzang, maar liever een dappere en hoopvolle ondertoon aanhouden. Én, dat benadrukken beide schrijfsters, die niet los van elkaar gelezen mogen worden. Het gaat om het inzicht dat de gelijkenissen in de verhalen moeten teweegbrengen. Wie hoopt op een sensationele en lekker voyeuristische dubbelautobiografie komt bedrogen uit. Dat is Kif-Kif net niet.

Tessa Vermeiren : Ja, we hebben ons persoonlijke leven neergeschreven, maar neen dat was niet het uitgangspunt voor het boek. Ik heb niet per se mijn memoires willen neerschrijven, ik ben geen exhibitionist. Onze verhalen zijn geen doel, alleen maar een middel. Het gaat niet over Yamila en Tessa. Wel om de treffende gelijkenissen tussen haar en mijn verhaal. Tussen het verhaal van heel veel jonge allochtone vrouwen nu, en arbeidersmeisjes uit de jaren vijftig. Dáárover gaat het. En over de conclusie die we daaruit moeten trekken.

Is Kif-Kif een politiek boek ?

Yamila Idrissi : Eigenlijk wel. Ik wou dit boek vooral schrijven om de mensen die hetzelfde beleefden en doormaakten als ik een stem te geven. Mijn verhaal is niet uitzonderlijk. En weinig sensationeel. Geen ontvoeringen, eremoorden of ervaringen met uithuwelijken. Mijn verhaal is dat van een stilzwijgende meerderheid, die net als ik alleen maar probeert vooruit te geraken in de samenleving. Dát is het verhaal van de meerderheid. Alleen vergeten we dat al eens, omdat die meerderheid overschreeuwd wordt door enkele extreme heethoofden. En dat maakt me vreselijk kwaad.

Vermeiren : Klopt. Ik zie het boek als een vehikel om iets aan de orde te stellen. Iets wat op dit moment op een verkeerde manier wordt voorgesteld door de grote schreeuwers en ‘bangmakers’ in onze maatschappij. Hoe graag vestigen die onze aandacht op de verschillen tussen ‘wij en zij’, tussen autochtone en allochtone generaties. Met Kif-Kif willen we net het omgekeerde doen. Want de gelijkenissen zijn zoveel treffender en talrijker. Het idee voor het boek speelt al langer in mijn hoofd. Hoe vaker ik met jonge allochtone vrouwen praatte, hoe vaker ik mijn eigen verhaal herkende. En niet alleen mijn verhaal trouwens. Ook dat van vele arbeidersmeisjes van mijn generatie. Met Yamila waren de gelijkenissen wel heel sterk. Tijdens het schrijven werden die nog groter dan we aanvankelijk dachten. Eigenlijk ligt tussen haar en mijn verhaal alleen een generatieverschil. Het gaat om een verschuiving van exact hetzelfde leefpatroon met dezelfde principes en kortzichtigheden in een tijdspanne van twintig jaar, één generatie dus, van de arbeidersklasse naar de allochtone gemeenschap. Met Kif-Kif hopen we mensen aan te zetten om naar elkaar te kijken en te luisteren. Pas dan zie je dat er veel minder verschillen zijn dan we denken.

Kif-Kif verhaalt open en eerlijk over jullie angsten, fouten, zwakheden en tegenslagen. Dat maakt dat de verhalen een speciaal soort kracht en hoop uitstralen. Is het niet moeilijk om je leven en persoon voor heel Vlaanderen te ontvouwen ?

Vermeiren : Als Kif-Kif mensen kracht en hoop kan geven, dan ben ik heel gelukkig. Uiteraard kon dat alleen maar als we ons verhaal eerlijk en open brachten. Maar ja, ik sta normaal gezien zeer huiverachtig tegenover al te persoonlijke ontboezemingen. Ik doe dat zelden. Dit boek is dus uitzonderlijk. Maar, ik zei het al, het was nodig om te bereiken wat we met het boek wílden bereiken : het gaat om het vallen en opstaan van twee meisjes uit verschillende werelden met eenzelfde droom. Het ‘vallen’ speelt in dat verhaal een heel belangrijke rol en kan mensen in eenzelfde strijd, met dezelfde zwakheden en fouten kracht geven. Ik hoop dat allochtone jongeren zich ook in mijn verhaal herkennen en zich geen uitzondering meer voelen. Dat ze er kracht uit putten en hun plaats opeisen. Dat ze beseffen dat ze die plaats verdienen, ook al is die niet van bij hun geboorte voor hen gereserveerd.

Idrissi : Ook voor mij was het een uitdaging. In mijn publieke leven heb ik net altijd geprobeerd mijn privé-leven zo goed mogelijk af te schermen. Ik stond dus niet te popelen, maar uiteindelijk heb ik het wel heel bewust gedaan. Omdat het de enige manier was om ons doel te bereiken. Als ik jongeren heb kunnen inspireren en een duwtje in de rug heb gegeven, dan is dat doel bereikt. Dan ben ik ontzettend blij.

Voor het boek hebben jullie diep gegraven in je verleden en in dat van jullie ouders en familie. Werd het emotioneel een lastig schrijfproces ?

Idrissi : Ik ben in februari enkele familieleden gaan opzoeken in Imrabten in Marokko, hongerig naar al wat ze me konden vertellen over mijn wortels, mijn familie, mijn voorouders. Ik wist niet wat te verwachten, maar ik heb er uiteindelijk vele, diepgaande, verrijkende en ontroerende gesprekken gevoerd. Met mijn grootoom bijvoorbeeld. Ik kende hem absoluut niet goed en het beeld dat ik van hem had, bleek totaal het tegenovergestelde van de man die hij was. Ik heb in die oude Marokkaanse man een soulmate gevonden. Het klikte tussen ons. Hij heeft me zoveel kunnen vertellen over het geslacht Idrissi – ongelooflijk wat dat met mij heeft gedaan. Ook het schrijven zelf was niet altijd makkelijk. Toen ik over de brand van ons huis moest schrijven, en het wonder dat mijn moeder en broers en zussen die hebben overleefd, heb ik het echt lastig gehad. Daar was ik zelf verbaasd over.

Vermeiren : De gesprekken met mijn tantes en oom waren bijzonder emotioneel. Daarbij kwam heel veel naar boven waarvan ik wel een vermoeden had maar waarover ik nooit dieper had durven na te denken. Van het beeld van mijn ouders kende ik enkel de contouren. Het was best confronterend om die ingevuld te zien worden. Een mens heeft met de jaren de neiging om zijn herinneringen een beetje rozig in te kleuren. Het is dan natuurlijk even slikken om in te zien dat je fout bent. Ja, het was best wel therapeutisch allemaal.

Een opvallende gemeenschappelijke rode draad is het gevoel, al van kleins af aan, het buitenbeentje te zijn. Anders dan de anderen. Op school, maar ook thuis. Is dat gevoel jullie geluk geweest ?

Idrissi : Ik denk het wel. We wisten, voelden dat we anders waren. En dat we dus onmogelijk konden blijven meedraaien in die vicieuze cirkel.

Blijft dat gevoel ?

Vermeiren : Bij mij in elk geval wel. Soms vond ik dat erg lastig, andere keren ook niet. Het heeft vaak ook voor complexen gezorgd : “Let maar niet op mij, ik kan het toch niet zoals jullie.” Het creëerde een diepe angst om door de mand te vallen. En het heeft in elk geval een hele tijd geduurd voor ik dat ‘anders zijn’ kon accepteren. Maar met de jaren begin je er de mooie kant van in te zien. Want het betekent eigenlijk alleen maar dat je een autonome persoonlijkheid bent. Dat evenwicht heb ik pas rond mijn vijftigste definitief gevonden.

Idrissi : Heel vaak merk ik bovendien dat anderen moeite hebben om mij te plaatsen. Als ik in Marokko kom, dan behandelen ze mij als een academica uit Rabat. En hier schipperen ze vaak tussen allochtone, maar toch ook weer niet want “je bent intellectueel en spreekt keurig Nederlands”. Die verwarring die ik veroorzaak, sleep ik al mijn hele leven mee. En vaak stoppen ze je dan maar in een soort carcan, om zichzelf gerust te stellen. Daar ben ik allergisch voor. Helaas ben je al vlug ‘ondankbaar’ of ’te kritisch’ als je daar wilt uitbreken.

Vermeiren : Dat ondervind ik ook vaak : het beeld dat mensen van mij hebben, klopt absoluut niet met wie ik ben. Mij omschrijven ze al eens als hard en ongenaakbaar. Dat verbaast me altijd weer. Zo ben ik helemaal niet. Het is bijna een vals soort respect voor wat je professioneel bereikt hebt. Mensen nemen zo weinig de moeite om eens achter de façade te gluren. Maar ook dat trek je je op de duur niet meer aan. Laat maar, denk ik dan.

Jullie hebben allebei personen ontmoet die jullie op het juiste ogenblik hebben geïnspireerd en geprikkeld om je voorbestemde leven te doorprikken. Had jullie leven er anders uitgezien als die mensen er níet waren geweest ?

Vermeiren : Daar ben ik van overtuigd. Zonder Jan Sebrechts, de directeur van het Sint-Angela-Instituut in Puurs, was ik waarschijnlijk mijn hele leven secretaresse gebleven in een of andere farmaceutische firma. Ik kan het mij levendig voorstellen, want ik heb de job ook een paar jaar gedaan. Had Sebrechts mij nooit de ogen geopend, dan had ik niets anders durven doen. Sebrechts was een echte pedagoog, een idealist. Iemand die merkte dat enkele meisjes niet thuishoorden in zijn technische en beroepsschool. Dat die eigenlijk naar de moderne of klassieke humaniora moesten in het college, dat zich – hoe symbolisch – aan de andere kant van de straat bevond. De man heeft mij, en nog enkele medeleerlingen, bestookt met boeken, muziek en films. Hij nam ons mee naar steden, liet ons de wereld zien. Hij heeft deuren geopend, die anders zeker dicht waren gebleven. “Brave meisjes komen nergens, stoute meisjes overal”, zegt men wel eens. Wel, Sebrechts heeft van mij een stout meisje gemaakt. Hij heeft me uitgedaagd. Ongelooflijk dankbaar ben ik hem daarvoor.

Idrissi : Bij mij was dat mijn leraar Herman Frooninckx. Hij keek door het stille meisje heen dat ik in het eerste jaar was en voelde aan dat ik ongelooflijk aan het vechten was. Zo werd hij mijn eerste strohalm. Het was voor mij de erkenning van de problemen waarmee ik zat. Het PMS zag hoogstens een job als huisvrouw voor mij weggelegd – “jij bent toch getrouwd op je achttiende”. Dat iemand als Frooninckx in mij geloofde, mij zelfvertrouwen gaf en mij de ogen opende, dat was mijn redding. Zulke mensen zijn er volgens mij te weinig.

Onderschatten we de rol van de leerkracht ?

Vermeiren : Volgens mij onderschatten leerkrachten die vaak zelf. De school stopt al te vaak aan de deur van het klaslokaal. Of, wat nu heel dikwijls het geval is : ze krijgen de ruimte niet meer om te doen wat ze zouden willen doen. Alles werd de laatste decennia iets te strak gereglementeerd. Goed bedoelende leerkrachten krijgen te weinig armslag en improvisatieruimte.

In een van zijn brieven (aan Yamila Idrissi, GC) schrijft Geert Van Istendael dat er te vaak van uit wordt gegaan “dat ‘gewone’ mensen nooit naar Bach kunnen willen luisteren of nooit iets beters kunnen willen lezen dan Konsalik. De deuren van de kennis moeten altijd openstaan voor iedereen”. Is dat ook een van de ‘conclusies’ van jullie boek ?

Vermeiren : Dat vind ik een heel belangrijk punt. We hebben nogal de neiging tegenwoordig om ‘het volk’ op een piëdestal te plaatsen. Alsof high culture niet meer belangrijk is. “Geef ze maar brood en spelen”, zo wordt gedacht. Dat hebben ze begin vorige eeuw in Duitsland en Italië ook gedaan. En dat is niet zo goed afgelopen. Daar kan ik immens kwaad om worden. Daag jonge mensen toch uit. Ik neem het veel media-, entertainment- en cultuurmensen kwalijk dat ze zo vreselijk onderschatten wat ‘gewone’ mensen kunnen en verlangen. En wat hun aspiraties kúnnen zijn als ze er maar van zouden mogen proeven. De verhalen van Yamila en mezelf leveren het mooiste tegenbewijs. Wat als niemand had geloofd dat wij, ‘gewone mensen’, meer konden en wilden ?

Nog een sterke gemene deler van jullie verhaal : de inspirerende figuur van jullie vader.

Idrissi : Dankzij mijn vader ben ik wie ik ben. Hij is naar Europa gekomen met maar één bedoeling : zijn kinderen een beter leven geven dan hijzelf had gehad. Hij was arbeider in de metallurgie in Mechelen, en heeft keihard gewerkt. En hij heeft altijd zijn best gedaan om mijn droom en mijn standpunt te begrijpen. Dat was niet makkelijk. Maar hij heeft mij wel laten gaan. En daar ben ik hem enorm dankbaar om.

Vermeiren : Mijn vader is mijn drijfveer geweest. Met mijn moeder heb ik niet zo’n goede band gehad. Ik heb al heel vroeg emotioneel afstand van haar genomen. Zij begreep mij niet. En kon me ook niet begrijpen, denk ik. Mijn vader heeft wél altijd de ambitie gehad om vooruit te komen in het leven. Om de cirkel te doorbreken. Net als zijn zussen trouwens, mijn tantes waren ongelooflijke madammen. Mijn vader was een zachtaardige man met een brede belangstelling en dappere ambitie, maar werd helaas altijd terug naar af gestuurd. Door omstandigheden, door zijn vrouw ook vaak. Het was een klein en mager ventje, maar emotioneel en moreel een reus. Mijn voorbeeld.

Kunnen jullie zeggen wat jullie precies heeft doen volhouden om tegen de stroom in te blijven roeien ?

Idrissi : Heel simpel : mijn grote droom om advocaat te worden. Ik moest en ik zou. Toen ik die droom als jong, allochtoon meisje uitsprak, kreeg ik vaak een blik terug van ‘wat een arrogantie’. Op een of andere manier heeft me dat alleen maar extra gemotiveerd.

Vermeiren : In de notities van mijn tante Caroline las ik hoe ze op haar achtste na schooltijd bijverdiende door op de baby van een rijke familie te passen. Toen al voelde ze het sterke contrast tussen zichzelf en de kinderen van die familie. Ze schrijft : “Ik begreep niet waarom ik minder waard was, maar ik besefte heel sterk, toen al, hoe klein ik ook was, dat ik ervoor zou zorgen dat mijn leven veranderde.” Dat omschrijft perfect het gevoel dat ik ook als klein meisje had. De hele clan van mijn vader heeft dat besef aan zijn kinderen doorgegeven, het pad geëffend, en velen van ons hebben het gerealiseerd. De weg die onze familie in twee generaties heeft afgelegd, dat is onvoorstelbaar.

Door Guinevere Claeys / Foto Lieve Blancquaert

Tessa Vermeiren : “Van het beeld van mijn ouders kende ik enkel de contouren. Het was best confronterend om die ingevuld te zien worden.”

Yamila Idrissi : “Mijn verhaal is dat van een stilzwijgende meerderheid, die net als ik alleen maar probeert vooruit te geraken in de samenleving.”

Tessa Vermeiren : “Kif-Kif gaat niet over Yamila en Tessa. Wel over de treffende gelijkenissen tussen haar en mijn verhaal. Tussen het verhaal van heel veel jonge, allochtone vrouwen nu en arbeidersmeisjes uit de jaren vijftig.”

Yamila Idrissi “Ik ben voor het boek familieleden gaan opzoeken in Imrabten in Marokko, hongerig naar al wat ze me konden vertellen over mijn wortels, mijn familie, mijn voorouders.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content