X-Ray
Frank Vander linden, frontman van De Mens en vast panellid bij Nonkel Pop, noemt zichzelf een weggooier. Gitaren om bij tot rust te komen, cd’s en boeken die hem ontroeren, vrienden die hem doen lachen, meer heeft hij niet nodig.
Ben je een verzamelaar?
Nee, eerder een weggooier. Ik woon klein en heb graag weinig. Ik kan makkelijk dingen van de hand doen zonder daar achteraf spijt van te krijgen. Met als enige uitzondering een Gibson gitaarversterker die ik op m’n 16de verkocht heb. Toen was ik me er niet van bewust hoe zeldzaam dat stuk was.
Hoeveel gitaren heb je?
Een elftal. De liefde moet wederzijds zijn. Elke gitaar heeft haar eigen karakter. De bespeelbaarheid kan enorm verschillen. Een goeie gitaar vastpakken, is als thuiskomen.
Ik zie veel tijdschriften. Ben je een knipselmens?
Ja, en bij elke lenteschoonmaak maak ik mij het goede voornemen om die gescheurde artikels eindelijk eens te ordenen. Vergeefs. Ik heb een zwak voor glanzende magazines als Mojo, Q en The Face.
Wat betekent het voor jou om op een podium te staan?
Zoveel dat ik er soms bang van word. De kick werkt heel verslavend. Elk geslaagd optreden heeft momenten waarop je even gaat zweven, weliswaar met nog één been vast aan een boom. Dat genot verhevigt met de jaren.
Welke drie cd’s zou je uit een brand redden?
“Tonight’s The Night” van Neil Young, “Wu-Tang Forever” van Wu-Tang Clan en “Patti Blues” van mezelf, omdat dat intussen een collector’s item is geworden.
Wie is het best vertegenwoordigd in je cd-collectie?
Bob Dylan. Als je zo’n artiest door en door kent, kan je ook genieten van zijn mindere platen.
Wat was het laatste boek dat je geraakt heeft?
“Ever After” van William Wharton, over de dood van zijn dochter. Zij is, samen met zijn schoonzoon en twee kleinkinderen, omgekomen in een kettingbotsing, veroorzaakt door grote grasbranden. Geen sentimenteel, maar een hard boek. Het is lezen en wenen tegelijk.
Wat is je dierbaarste bezit?
Mijn geheugen.
Heb je een ochtendritueel?
Niet echt. Eerst geef ik de kat te eten, dan zet ik Studio Brussel aan en lees ik de krant.
Ga je vaak uit eten?
Vrij vaak. Maar ik ben niet echt een fijnproever. Geef mij maar pizza. Zoals de Amerikanen zeggen: “Pizza is like sex. Even when it’s bad, it’s good.”
Vind je kleren kopen een kwelling?
Een examen. Ik moet me heel erg concentreren om het juiste te kopen. Dat heb ik door schade en schande geleerd. Spullenhulp heeft al veel plezier beleefd aan mijn gebrek aan oordeelkundigheid. Na 36 jaar in dit leven weet ik wel wat me staat, al kan het gezelschap van een vrouw bij het shoppen nog altijd nuttig zijn.
Wat kan je tot rust brengen?
Zwemmen en gitaar spelen.
Wat kan je dag verknallen?
Verkeersagressie. De confrontatie met agressie brengt me uit m’n evenwicht.
Wie kan je aan het lachen brengen?
Vrienden. Ik kies die er zelfs speciaal voor uit. Je kan mijn vriendenkring onderverdelen in Tommy Cooper-, Freek de Jonge-, Woody Allen- en Dennis Leary-achtigen.
Wat heb je altijd bij je?
Mijn gsm, twee condooms die nooit gebruikt worden en een plectrum uit een soort bijgeloof, voor het geval ik naar een concert ga en Bruce Springsteen me onverhoopt op het podium uitnodigt.
Welke stad heeft de meeste indruk op je gemaakt?
New York. Ik hoop ooit in Bombay te geraken. Ik heb er al veel over gelezen in boeken van John Irving, Clive James en Salman Rushdie. Dat lijkt me de stad der steden, in al haar zottigheid.
Wat maakt een vrouw mooi?
Haar ogen. Haar onterechte vraag of haar achterste niet te dik is.
Heb je een levensfilosofie?
Wat ik probeer na te streven – ik slaag er nooit in -, is de zogenaamde weg van de hagedis. Als je rust, rust dan écht. En als je in beweging komt, ga er dan voor. En ook: bemin uw naaste zoals uzelf.
Peter Van Dijck / Foto’s Catherine Lambermont
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier