Antwerpen droomt al jaren van een modeweek naar buitenlands voorbeeld. Volgende week is ze een feit. Weekend Knack sprak met de organisatoren over de bewogen voorgeschiedenis van het evenement, de bedrijvigheid aan de Schelde, en de rol van het FFI.

Eind december 2004 liet het Flanders Fashion Institute (FFI) het al verstaan : er kwam een Antwerpse modeweek, en wel gauw. Op het evenement zouden inkopers en journalisten uit de hele wereld kennismaken met ’s lands mode. Ook buitenlandse ontwerpers en modelabels konden er hun nieuwe collecties tonen, en er zouden prijzen uitgereikt worden. De Bourlaschouwburg was zelfs al geboekt voor de “Oscars van de mode.” Niemand zou voorbij kunnen aan Antwerpen als modestad. Ook dat was één van de doelstellingen van het zes jaar eerder opgerichte steunpunt voor Vlaamse ontwerpers.

Volgens de eerste berichten reageerde de sector wild enthousiast. Maar in juni 2005, drie maanden voor de aanvang, blies het FFI het hele evenement af. Te weinig belangstelling vanwege de ontwerpers én de sponsors, liet het instituut vanuit de Modenatie weten. Op Dries Van Noten en jonge ontwerpers als Tim Van Steenbergen na, werden nauwelijks grote namen bereid gevonden om de deuren van hun showroom te openen. Voor Walter Van Beirendonck ging het allemaal te overhaast, A.F. Vandevorst en vele anderen zagen er simpelweg geen brood in. Individualisme, de angst om hun naam misbruikt te zien worden, de tegenvallende conjunctuur, het belang van Parijs voor de Belgen – toenmalig FFI-voorzitster Linda Loppa zag obstakels genoeg.

Klantgericht

Toen het FFI begin 2006 in opspraak kwam wegens vermeend wanbeheer, en zich aan de top een personeelswissel opdrong, werden de plannen voor een Antwerpse modeweek niet opgeborgen. Al helemaal niet op het kabinet van de Antwerpse cultuurschepen Philip Heylen. Dat stelde in februari de Waagnatie ter beschikking van Tim Van Steenbergen, die er zijn huidige wintercollectie voorstelde. Heylen kondigde aan dat hij andere Belgische ontwerpers wil overtuigen om buiten het circuit van Parijs, Milaan en Londen te treden, en zich in Antwerpen aan de wereld te presenteren.

De modeweek die op 25 januari start, komt echter uit een andere hoek. Niet die van het vernieuwde FFI of het stadsbestuur, maar uit de privésector. De initiatiefnemer, de BVBA Dragonfly Dream in Antwerpen, is geworteld in de modebranche : Roger Elsten en Matthys Vos leiden het modeagentschap Blue Fashion, dat onder meer Iceberg en Frankie Morello verdeelt, Muriel Van Nieuwenhove en echtgenoot Hugo Denizli zijn behalve mode- agenten ook boetiekhouders en kledingfabrikanten.

“Als modeagente stond ik destijds niet achter het oorspronkelijke opzet van de modeweek”, zegt Elsten. “Het FFI wilde winkeliers met een shuttle van showroom naar showroom brengen. Die zouden voortdurend in de auto zitten. Er was bovendien geen garantie dat je showroom volk over de vloer zou krijgen. Het beantwoordde gewoon niet aan de vraag van de markt.”

De aanpak van het viertal is dan ook sterk klantgericht : het organiseert sinds januari 2006 de halfjaarlijkse vakbeurs A Fair. De goed gefaciliteerde beurs voor de betere merken lokte op de jongste editie 219 labels en 4000 bezoekers naar de Waagnatie. Ondertussen is er het jongere broertje Station, een beurs voor ” shit hot brands” uit de denim-, urban- en streetwear. De modeweek nieuwe stijl, zeg maar, omkadert de beurzen met defilés, party’s en jong talent (zie kader). Met het evenement, waarop 7000 bezoekers verwacht worden, is een investering van naar schatting een miljoen euro gemoeid.

“De beurzen kwamen er op vraag van modedistributeurs in de Benelux”, zegt Van Nieuwenhove. “Merken voorstellen aan winkeliers is niet zo gemakkelijk, want Belgische boetiekhouders reizen niet graag naar buitenlandse beurzen. Maar dat is wat de winkelsector net doet draaien : nieuwigheden ontdekken, je aanbod vernieuwen. Het publiek verwacht dat. Het is in die zin dat we de Antwerpse mode willen aanwakkeren. Er was een nieuwe dynamiek nodig, en met de modeweek leggen we de link tussen commercie en creativiteit.”

“Antwerpen heeft een grote reputatie op modegebied,” vult Elsten aan, “er is de Modenatie en het Modemuseum, er zijn internationaal bekende ontwerpers, maar eigenlijk was de bedrijvigheid er wat ingeslapen. Met de beurzen en de modeweek informeren we de winkeliers, we brengen de betere merken naar hen toe. En we wijzen op de creativiteit die er is, met shows van jonge designers en kledingmerken. We zijn Parijs of Milaan niet, maar in Antwerpen kunnen ook zij een ruimer publiek bereiken.”

Bescheidenheid

Dat de focus op de Beneluxmarkt inspeelt op een reële vraag, is duidelijk : 95 procent van de bezoekers van A Fair komt uit België en Nederland. Door de sterke segmentering lijkt de beurs bovendien een leefbaar alternatief te vormen voor de grote broertjes in het buitenland : een plek waar ontdekkingen te doen vallen.

Ondanks het wegblijven van de bekendste Belgische ontwerpers – een kwestie van tijd, meent Elsten – gaat ook van de modeweek een mobiliserende kracht uit : het Antwerpse stadsbestuur zette zijn schouders eronder en op de valreep ook het FFI. “Aanvankelijk hield het FFI de boot af,” zegt Elsten, “naar eigen zeggen om hun eigen projecten niet te hypothekeren. Wellicht vonden ze onze aanpak te commercieel.”

Onder het nieuwe management verzorgt het FFI het publieke luik van de Antwerpse modeweek, voert het mee promotie en bracht het de jonge ontwerpers aan die door hoofdsponsor Campari een defilé aangeboden worden. “Die rol sluit aan op onze missie om ontwerpers nationaal en internationaal te promoten”, zegt Edith Vervliet, die sinds oktober vorig jaar aan het roer staat van het FFI.

Over het verleden kan ze zich moeilijk uitspreken, stelt Vervliet. “Het FFI zag de modeweek toen niet als een beurs en wilde ontwerpers een eigen locatie laten kiezen in het centrum van Antwerpen, naar analogie van de modeweek in Parijs. Uiteraard moeten we lessen trekken uit het verleden, maar ik ben toekomstgericht. We willen nu bijdragen tot het welslagen van de modeweek.”

En toch. Nu er zich tijdens de modeweek al een derde vakbeurs aandient (zie kader) en meer initiatieven op de kar springen, rijst immers de vraag naar centrale coördinatie. Indien Antwerpen de concurrentie wil aangaan met zeg maar Kopenhagen of Barcelona, beamen zowat alle betrokkenen, is iedereen gebaat met samenwerking. Van de zijde van het FFI valt alvast een bescheiden houding op. “We appreciëren het feit dat organisaties ons als aanspreekpunt voor de ontwerpers consulteren,” zegt Vervliet, “en dat we projecten met ontwerpers in samenspraak kunnen uitbouwen. Maar initiatieven in de mode hoeven niet alleen van het FFI uit te gaan. Als projecten van derden aansluiten bij onze objectieven, zoals het bevorderen van de werkgelegenheid in de mode, en ze beantwoorden aan onze kwaliteitsnormen, dan staan we ervoor open.”

Als de nieuwe aanpak van de Antwerpse modeweek een succes blijkt, en daar lijkt het sterk op, heeft cultuurschepen Heylen (die weldra samen zit met het FFI om een actieprogramma voor de mode uit te werken) er een aandachtspunt bij.

Door Wim Denolf I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content