Vormgeving is zingeving

In het Gentse Design museum loopt deze zomer ‘Tupperware transparant’, een tentoonstelling over de geschiedenis van het beroemde plastic-dozenmerk. Bob Daenen had jarenlang de leiding over het Europese designcenter van de Amerikaanse firma. Een interview.

Trek de keukenkast van een willekeurig Vlaams huishouden open en de kans is groot dat je er een leger Tupperware-dozen aantreft. Mijn moeder heeft er nog in flauwe pasteltinten uit de jaren zestig, bij mijn zus is de Ice Cream Scoop zeer populair, en zelf heb ik een zwak voor de kommen die je recht vanuit de microwave op tafel kan mikken. Toegegeven, niet iedereen is een fan, maar sedert het ontstaan in 1939 hebben de plastic opbergdozen de wereld veroverd. Zowat 60 jaar na de eerste doorbraak en bijna 40 jaar na de oprichting van het Europese designcenter in Aalst organiseert het Gentse Design museum een overzichtstentoonstelling. “Als geen ander bedrijf is Tupperware erin geslaagd om zich te profileren met de vormgeving van zijn producten”, schrijft museumdirecteur Lieven Daenens in zijn voorwoord in de cataloog. Dat Vlaanderen en Vlaamse ontwerpers daarin een rol hebben gespeeld, is weinig bekend. Daenens : “In Vlaanderen groeide Tupperware uit van een lokaal designbureautje tot een hooggewaardeerd internationaal designteam.” De ontwerpers werken veelal in de anonimiteit. Dat de naam Bob Daenen u niets zegt, hoeft dus niet te verbazen. De kans dat u minstens een van zijn ontwerpen in huis hebt, is veel groter. Daenen, geboren in Leuven in 1942, kreeg als jong designer de opdracht om het Europese design center in Aalst op te richten. Hij eindigde zijn 37-jarige carrière, die in 2003 bekroond werd met de Henri Van de Velde Prijs voor Loopbaan, als vice-president Innovation. Vorig jaar stopte hij bij Tupperware. Sindsdien woont en werkt hij halftijds in de Provence en halftijds in Aalst, waar wij hem gingen opzoeken.

Het huis ligt verscholen in het groen, letterlijk en figuurlijk een oase van rust. Grote ramen aan de tuinzijde laten het licht rijkelijk binnen. “Ontworpen door een volgeling van Frank Lloyd Wright“, licht Bob Daenen toe. Vandaag wordt de huiskamer gedomineerd door enkele grote schilderijen. Nieuw werk, vers uit de Provence meegebracht voor een tentoonstelling in oktober, waarin hij schilderijen en poëzie, foto’s en industrial design in een organisch geheel wil samenbrengen. Hij ziet het als een designopdracht. Want is niet alles creëren ? Daenen : “Vormgeving is zin geven aan een opdracht, aan ideeën, aan een concept. De definitie van de opdracht durven herdenken en altijd vragen stellen, om van daaruit tot nieuwe creatieve benaderingen te komen. Ik heb de pest aan misbruik van het woord design. Alsof het een soort magische saus is die je over een object giet. Nonsens natuurlijk.”

Daenen zit niet om een boude uitspraak verlegen, wijdt graag uit en wil het vooral niet alleen maar over Tupperware en design hebben. Zoveel andere dingen en vraagstukken houden hem bezig.

Op uw visitekaartje staat ‘design, painting, writing, photography’. Vier creatieve en uiteenlopende disciplines. Waar ligt uw hart ?

Bob Daenen : Goede vraag. Als ik geïrriteerd ben, kan ik mij moeilijk concentreren op design en ga ik schrijven. Als ik de geuren en het licht van de Provence wil vangen, ga ik schilderen of fotograferen. Ik kies het medium dat het dichtst aanleunt bij wat ik wil uitdrukken en dat mij de middelen aanreikt voor die expressie. Mijn hart ligt dus overal, het heeft vele horizonten.

Als jong designer solliciteerde u bij Tupperware. En u bent er 37 jaar gebleven.

Ja, mijn hele professionele carrière. Dat was ik niet van plan. Na vijf of tien jaar zou ik wel een plastic korst rond mijn hersenen hebben, dacht ik. Maar dat bleek niet te kloppen en de uitdaging bleef groot. Ik kreeg ook een enorme vrijheid. Je mag niet vergeten dat in de jaren zestig een designer vaak niet meer betekende dan een veredelde tekenaar. Bij Tupperware had ik lokaal geen echte baas, ik rapporteerde rechtstreeks aan Amerika. En vermits de afdeling in Europa goed draaide en de ontwerpen van mijn groep zeer goed verkochten, waren ze happy en lieten ze me begaan. In het begin ontwierp ik zeer veel zelf, stond ik vaak aan het tekenbord. Later bepaalde ik vooral de strategieën, zette ik de grote lijnen uit, brainstormde ik over concepten, onderzocht ik de haalbaarheid… De kunst van designmanagement is alle mensen op het juiste spoor te zetten. Boeiend om te doen.

Wat was het allereerste dat u voor Tupperware ontwierp ?

Een kaasdoos. Of een botervlootje. Of was het een eierdopje ? Begin jaren zestig was het productengamma van Tupperware exclusief afgestemd op Amerika. Mijn opdracht was duidelijk : analyseren. Wat past voor de Europese cultuur en waar zitten de grote hiaten ? Een bewaardoos voor kaas voor Frankrijk, een eierdopje… daarmee ben ik begonnen en dat waren meteen successen. In Amerika stonden ze daarvan te kijken en vroegen ze zich af wat ze gemist hadden. Het pure extrapoleren van Amerikaanse objecten naar de Europese markt is altijd een gevaarlijke strategie. Gelukkig zag Tupperware dat vrij snel in en richtte het in 1966 een lokaal designcenter op om te kunnen beantwoorden aan lokale behoeften. Erg vooruitstrevend, zeker in die tijd.

Wat is volgens u de belangrijkste evolutie van de afgelopen veertig jaar ?

In de jaren zestig, toen we nog in een groei-economie zaten, was er weinig concurrentie. Bovendien was de consument minder veeleisend en wist hij ook minder wat hij wilde. De consument van vandaag is rotverwend, heeft geen geduld meer en koopt zoals een vlinder van bloem naar bloem fladdert. Het is nu veel moeilijker dan vroeger om een loyaal publiek op te bouwen, en als je trouwe klanten hebt is het ook moeilijk om ze te houden.

Is er een ontwerp waar u erg trots op bent ?

Goh, ik heb 266 patenten op mijn naam staan. Maar als ik moet kiezen, zijn het eerst en vooral de S pace Savers. Omdat ze zo tijdloos zijn. Tijdloosheid heeft op mij een grote aantrekkingskracht. Kijk naar een Thonet-stoel of een fauteuil van Alvar Aalto, ontwerpen die nog niets aan kracht hebben ingeboet. De Space Savers kregen een prijs in Japan omdat ze na twintig jaar nog altijd fris en modern oogden, maar ook nog steeds beantwoordden aan een behoefte. “Ontwerp een cornflakesdoos”, luidde de oorspronkelijke opdracht. Maar al snel besefte ik dat het alles te maken had met ruimtemanagement. Elke vrouw vindt haar keuken te klein, alle keukenkasten staan bomvol. Ruimte optimaal benutten is dus een primaire behoefte. Als je daarop inspeelt met een goed en kwaliteitsvol ontwerp, heb je een succesproduct. Een ander voorbeeld is de Expressions Range, een frisse kleurrijke reeks van producten die we samen met een Deens bureau ontwikkelden. Goedkoper en minder streng trekt ze een jonger en minder kapitaalkrachtig publiek aan. Eigenlijk tekende ik ze voor Zuid-Amerika en Zuid-Europa, maar al snel bleek dat ze ook in bijvoorbeeld Duitsland een groot succes werden. Omdat je ook daar mensen hebt met lagere inkomens. En voor Tupperware betekende dat dat we een heel nieuw segment van consumenten bereikten.

Wat is volgens u de kracht van Tupperware ?

De combinatie van factoren. Product, party, people. Die drie P’s lopen als een rode draad door de geschiedenis van Tupperware. Direct selling heeft vele voordelen. Dat persoonlijke en rechtstreekse contact is niet te onderschatten. Hoe vaak maak je het niet mee dat de communicatie tussen de verkoper in een winkel en de consument mank loopt ? Dat je geen antwoord krijgt op je vragen omdat de verkoper zijn zaak niet kent ? Tupperware pakte die communicatie altijd zeer professioneel aan. Als je daarbovenop nog eens met een product komt dat met zorg werd ontworpen, functioneel is en van een hoge kwaliteit, dan heb je een sterke puzzel.

Waaraan heeft u een gloeiende hekel ?

Aan hypocrisie, arrogantie en pretentie. In de politiek, in de commercie, overal. Het commercialiseren van menselijke gevoelens vind ik zeer decadent : persoonlijke drama’s worden breed uitgesmeerd en nadien worden mensen gewoon gedumpt, om te eindigen in een depressie. Ik erger mij ook blauw aan die blinde drift naar nieuw. Het nieuwe om het nieuwe. Men neemt niet meer de tijd om over het wezen van de dingen na te denken. Dan doe je aan façadedesign : de buitenkant wordt belangrijker dan de binnenkant. Ontwerpen vanuit de ziel van het product en vanuit de menselijke behoefte, dat is voor mij nog altijd de essentie van design.

Verzamelt u ?

Dat deed ik vroeger veel. Eenden, omdat ik dat zulke mooie vogels vind, en maskers. Maar in de loop van de jaren heb ik afstand genomen van het materiële. Het object op zich heeft voor mij nog weinig echte waarde. Ik verzamel dus niet meer. Tenzij kunstboeken. De meeste van mijn boeken gaan over oude kunst. Ik bewonder de holistische eenheid van de kunstenaars toen. Een Leonardo Da Vinci was zoveel meer dan alleen een schilder. De grenzen waren nog veel vager. Men maakte nog niet dat strakke onderscheid tussen astrologie en astronomie, tussen filosofie en wetenschap… Het zoeken naar verborgen schoonheid is de rode draad in mijn leven. Schoonheid in de breedste zin van het woord. Ze zit overal, alleen zien wij dat niet meer. Elke mens heeft een aparte schoonheid, alleen gaan we ons zo snel ergeren aan zijn uiterlijk, zijn woorden… In grootsteden moet je erg je best doen om iets moois te vinden. Maar de natuur is er vol van. Die schoonheid naar boven filteren, al schrijvend, schilderend, fotograferend, dat houdt mij bezig.

Hecht u zich helemaal niet aan voorwerpen ?

Ik probeer me zoveel mogelijk te onthechten omdat dat vrijheid geeft. En vrijheid is de basis voor creativiteit en geluk. Gehechtheid is inkrimpen, verstijven en verkrampen.

Is er dan geen enkel object dat u uit de brand zou slepen ?

Misschien mijn schilderijen, maar dat is dan pure egotripping. De boeken en de stoelen van Otto Wagner… Tja, zo onthecht ben ik blijkbaar toch niet. En niet te vergeten : mijn cd-verzameling. Ik heb een gigantische muziekcollectie. Vooral Bach en oude muziek. Ik zou toch wel een paar valiezen nodig hebben.

Wat is uw grootste angst ?

Ik heb geen angst meer. Ook niet voor de dood. Als je de dood ziet als een van de vele fasen van de reïncarnatieketen, dan is het gewoon een volgende stap. Misschien heeft het ook wel te maken met leeftijd en het feit dat ik wel wat heb meegemaakt. Ik heb cursussen stervensbegeleiding gevolgd en ik heb twee vrienden geholpen die een panische angst hadden om dood te gaan… Dat tekent je. Misschien komt die angst terug als ik zelf voor dat ultieme moment sta. Maar anderzijds ben ik ervan overtuigd dat veel angsten geprojecteerd zijn. En dat de kracht van positief denken zeer groot is maar het gevaar van negatief denken even groot. Je kan zo gaan geloven in je eigen doemdenken dat je niet meer positief kan reageren op kansen die je geboden worden. Mijn vrouw en ik zijn veel bezig met alternative healing door meditatie. Meditatie is eigenlijk niet meer of minder dan afstand nemen, je denken stoppen en jezelf leegmaken. En in die leegte komt je eigen potentieel weer naar boven. Het is een manier om uit je verwarring, uit je doemdenken en je cirkelende gedachten te geraken. Een manier om weer oog te krijgen voor schoonheid en kansen. n

Tekst Hilde Verbiest I Portret Lieve Blancquaert

Elke vrouw vindt haar keuken te klein. De Space Savers beantwoorden na 20 jaar nog steeds aan een behoefte.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content