Kinderen hoeven niet te werken of te koken. Wij zorgen voor brood op de plank, en letterlijk zetten we het eten op tafel. Alles wordt voor ze gedaan. Het enige wat van kinderen verwacht wordt, is dat ze spelen. De menselijke soort heeft de taken (h)eerlijk verdeeld : de uitvoerders zorgen voor de uitvinders.

D e kleine filosoof is een openbaring. Ik rol van de ene aha-erlebnis in de andere. “Ja natuurlijk ! Waarom heb ik dat nooit eerder geweten ?” Omdat nooit iemand het zo helder en allesomvattend geformuleerd heeft, tiens. Er komen kwesties aan de orde zoals : hoe ervaren baby’s de wereld ? Voelt een tweejarige al empathie ? Waarom gelooft een driejarige rotsvast in een verzonnen vriendje ? Kortom : hoe werkt het baby- en kinderbrein ?

Ik tik het woord ‘kinderbrein’ en mijn automatische spellingcorrector onderstreept het woord. Dat betekent : fout, onbestaand of onbekend. Ik kijk nog eens goed. Korte ei. Ja toch ? Conclusie : mijn corrector is niet op de hoogte van de recente ontwikkelingen.

De wetenschapsfilosofe en ontwikkelingspsychologe Alison Gopnik, die als hoogleraar verbonden is aan de University of California in Berkeley, en De kleine filosoof schreef, zegt : “Pas de laatste dertig jaar zijn filosofen zich voor het eerst serieus met kinderen gaan bezighouden. Het is niet te geloven, maar in het register van de duizenden pagina’s tellende Encyclopedia of Philosophy (1967) staat niet één vermelding over baby’s, peuters, gezinnen, ouders, moeders of vaders. Slechts viermaal wordt er iets over kinderen in het algemeen gezegd. Dat betekent dat filosofen 2500 jaar lang wijsgerige traktaten schreven zonder iets over kinderen erin. Géén kinderen, maar wel honderden verwijzingen naar engelen en de morgenster.”

Is dat omdat alle filosofen mannen waren ? En kinderen het terrein van vrouwen ?

Alison Gopnik : Waarschijnlijk wel. Hoe ook : nu hebben wetenschappers zich op deze materie gestort, en ze vergaarden een schat aan informatie over de beginfase van het menselijke bestaan. Het jongste proefkonijntje was amper 42 uur oud.

Zullen we eindelijk weten hoe we met ons kroost moeten omgaan ?

Nee hoor. Verwacht niet te lezen hoe je je kinderen op tijd in hun bed krijgt en hoe je ze spruitjes kunt leren eten. Je krijgt geen antwoord op de vraag of ze slimmer worden als je tijdens de zwangerschap begint met voorlezen, of ze veel tv mogen kijken, of ze bij papa en mama in het grote bed mogen slapen. Maar je vindt antwoorden op fundamentele vragen over het geheugen, bewustzijn, identiteit, creativiteit, liefde en de zin van het leven.

Hoe bestudeert men baby’s en peuters ? Een kind van achttien maanden kun je geen vragenlijstjes laten invullen.

Daarom hebben we hun eigen taal geleerd. We hebben geobserveerd of en hoelang ze naar iets kijken, wat ze pakken of weggooien. Vroeger dacht men dat baby’s een soort van huilende, boerende en vervuilende planten waren. Vandaag weten we dat ze ontzettend veel leren, en dat jonge kinderen meer fantasie hebben, en dat ze nieuwsgieriger en bewuster zijn dan we ooit vermoedden.

U noemt ze perfecte leermachines.

In de loop van hun leven leren mensen nooit meer zoveel als in de periode voor ze naar school gaan. Het kinderbrein is ontworpen om te leren. De intelligentie van de prille mens is totaal anders dan die van een volwassene. Die is goed in plannen, uitvoeren en afwerken, maar als het op verzinnen of bedenken aankomt, staan de baby’s aan de top. Van de menselijke soort zijn kinderen de afdeling Onderzoek en Ontwikkeling. Zij leveren de ideeën en de inspiratie. In veranderingen, vooral in verbeeldingskracht, scoren ze veel beter dan volwassenen.

Baby’s zijn de uitvinders, volwassenen de uitvoerders ?

Het is zoals rupsen in vlinders veranderen, maar dan omgekeerd : fladderende vlinders worden saaie rupsen die centimeter voor centimeter over het pad der volwassenheid kruipen. Maar elk is op eigen terrein expert. En ze zijn beide nodig. Op mijn bureau zie ik een potlood liggen, een meetlat, ik zie een oplichtend computerscherm. Al die voorwerpen zijn gemaakt door de mens. Maar aanvankelijk bestonden ze uitsluitend in iemands fantasie.

Het klinkt onnozel, maar het verbaast me telkens weer dat een klein Chineesje met stokjes kan eten en Mandarijnenchinees spreekt.

Maar als een Chinese baby bij westerse ouders terechtkomt, spreekt hij een westerse taal, en eet met mes en vork. Jonge kinderen zijn onvoorstelbaar flexibel, ze passen zich vanzelf aan, in welke cultuur ze ook geboren worden. Wij verwonderen ons erover met welk gemak Indiaanse of Afrikaanse kindertjes overweg kunnen met gevaarlijk tuig zoals machetes. Indianen en Afrikanen zouden vreemd opkijken als ze zagen hoe onze kinderen omgaan met lichtknopjes, waterkranen, de afstandsbediening van de tv.

Omdat kinderen zoveel moeten leren, is hun aandacht anders dan die van volwassenen, zegt u. Hoe weet u dat ?

Door een aantal indrukwekkende experimenten. In een bekend onderzoek kregen studenten een filmpje te zien van mensen die een bal gooien. De opdracht luidt : tel het aantal keren dat de bal van de een naar de ander wordt doorgespeeld. De spelers lopen door elkaar heen, zodat het niet eenvoudig te volgen is. Daarna vraagt de onderzoeker of ze iets vreemds hebben gezien. “Nee, niets”, zegt iedereen. De film wordt opnieuw vertoond, maar nu hoeven ze niet op de bal te letten. En dan pas zien ze dat een als gorilla verklede man langzaam midden door het beeld loopt. Ze keken pal naar de gorilla maar zagen hem niet, omdat hun aandacht op de bal gericht was. Als wij ons ergens op concentreren, richt onze aandacht zich als een schijnwerper. Alléén wat in de lichtbundel valt, trekt onze aandacht. De rest ligt in het donker, dat heet aandachtsblindheid.

En baby’s ?

Die zijn veel beter in het oppikken van toevallige informatie, ze lijken een onverzadigbare honger te hebben naar het nieuwe en het onverwachte. Ze zouden eerder het volgen van de bal opgeven dan de gorilla te missen. Als de aandacht van een volwassene een schijnwerper is, dan is die van een baby een lantaarn die alles even helder verlicht. Een baby leeft in een meteorietenwereld van beelden die willekeurig inslaan. Alles trekt hun aandacht, en dat maakt ze tot zulke leerwonderen. Misschien dat ze zoveel slapen en vaak onrustig huilen, door die verhoogde bewustzijnstoestand. Want als ze wakker zijn, is hun brein één en al activiteit, vol verbindingen die voortdurend worden aangemaakt. En de verbindingen die we vaak gebruiken, worden sterk uitgesleten paden.

Het saaie pad der rupsen…

Bij kinderen is er geen gewenning. De wereld is nieuw, álles is nieuw. Het volwassen brein staat vaak op automatische piloot. Na je werk rij je gedachteloos naar huis, intuïtief houd je rekening met obstakels, je brein maakt zeer ingewikkelde berekeningen van de snelheid van de auto, de bewegingen van het stuur, de toestand van de weg. Zonder nadenken kun je uien snipperen, tanden flossen, veters knopen.

Terwijl een jong kind dat moet leren.

En dat doet het kind proefondervindelijk. Een peuter laat dingen gebeuren en bestudeert het effect ervan. Hij leert hoe de wereld werkt, wat er kan gebeuren en wat andere mensen denken. Elk wakker moment is hij bezig met experimenteren. Wat gebeurt er als ik mijn lepel in mijn bord laat vallen ? Wat gebeurt er als ik die lepel op de grond gooi ? Wat als ik op de salontafel klim ? Kijkt mama anders als ik lach ? Kijkt ze anders als ik huil ? Als ik een sigarettenpeuk opeet ? Als ik met een blokje op haar pc timmer ?

Kan een volwassene ooit weten hoe het voelt om een baby te zijn ?

Reizen is uitstekend om dat te bereiken. Een Chineesje leert spelenderwijs hoe de wereld van Chinezen werkt, maar als je als volwassen westerling in Peking aankomt, word je in veel opzichten weer een baby, want je wordt met een massa nieuwe informatie gebombardeerd. Dan lijkt het leven veel intenser en staan al je zintuigen op scherp. We beleven alles veel bewuster dan ons routinematig, dagelijkse leven thuis. Hoe uitgeput kunnen wij zijn van een reis ? Misschien worden wij ook wel in opperste verwarring wakker om drie uur ’s nachts.

Jammer dat je voor het ervaren van zo’n babybewustzijn naar verre exotische oorden moet.

Hoeft niet. Het kan thuis ook. Maar dan kost het moeite en oefening. Bepaalde vormen van meditatie zoals shikantaza, het ‘alleen maar zitten’, zijn juist bedoeld om aandachtsblindheid te overwinnen. Je verhoogt je aandachtsniveau, je schakelt je schijnwerper uit, en plots word je je helder bewust van alles om je heen, zonder geconcentreerd te zijn op één ding in het bijzonder. Je bereikt de ongerepte geest van de beginner, zoals een zenmeester het noemt. En op dat ogenblik ervaar je dat lantaarnbewustzijn, dat gepaard gaat met een soort vervoering en een zeer sterk geluksgevoel. Als een baby ga je dan volledig op in de stralende en opwindende nieuwheid van muren, schaduwen en stemmen. Dat opgloeien van het alledaagse kun je ook ervaren bij mystieke en religieuze extase, bij verliefdheid en naar verluidt ook tijdens het jagen.

Jonge kinderen zouden een relatief hogere dosis anesthesie nodig hebben om ze onder narcose te brengen.

Het mysterie van het menselijke bewustzijn is nog steeds niet opgelost. Sommigen zeggen dat bewustzijn dát is wat narcose tot zwijgen brengt. Wij volwassenen hebben niet alleen een klein mannetje in ons hoofd, een mannetje dat de lakens uitdeelt, ervoor zorgt dat je die reep chocola niet verslindt, die woeste mail niet verstuurt of andere dingen doet, waar je eeuwig spijt van krijgt. Ons innerlijk bewustzijn is een snelweg waarlangs aanhoudend gedachten, gevoelens en herinneringen razen. Bij jonge kinderen is dat nog geen snelweg. Ze zwerven wat, ze peddelen rond op de vijver van het bewustzijn, die veeleer modderige warboel…

Hoe denkt de wetenschap nu over het belang van de eerste levensjaren van een kind ?

Iedereen herinnert zich de verschrikkelijke beelden van de Roemeense weeshuizen na de val van Ceauçescu. Die kinderen waren extreem emotioneel verwaarloosd. Ze hadden niemand om mee te spelen, er was niemand die tegen hen praatte. Uren, dagen, weken lagen ze daar alleen in hun wiegje.

Kinderen uit die weeshuizen waren drie, vier jaar oud toen ze geadopteerd werden door modale Britse gezinnen. Ze waren kleiner, achter in hun ontwikkeling, ze praatten nauwelijks en vertoonden bizar sociaal gedrag. Maar twee jaar later was die achterstand grotendeels ingehaald. De Roemeense wezen waren niet meer te onderscheiden van de andere kinderen. Maar sommigen bleven sukkelen. Hoe langer ze in het weeshuis hadden gezeten, hoe groter de kans dat ze later problemen hadden en des te ernstiger waren die problemen. Het voorbeeld van de Roemeense kinderen illustreert zowel de veerkracht van al die kinderen die herstelden, als van hun kwetsbaarheid.

Tot slot : wat adviseert u onzekere ouders van nu ?

Ach. De mensheid heeft opvoeding wereldwijd en in alle tijden als vanzelfsprekend beschouwd. Maar moderne westerse ouders lijken te denken dat het een beroep is waarvoor je moet hebben gestudeerd. Helaas. Er zijn geen wondermiddelen, geen toverformules, geen experts die kunnen zeggen hoe het moet. Laat kinderen met rust. Ze moeten niet slimmer worden dan ze al zijn. Groeien gaat vanzelf, en leren ook. Ze hebben geen duur speelgoed nodig, wel een aandachtige liefhebbende volwassene. Meer moet dat niet zijn.

Alison Gopnik, ‘De kleine filosoof. Wat het kinderbrein ons vertelt over waarheid, liefde en de zin van het leven.’ Uitgeverij Nieuwezijds, in België verdeeld door Epo, 272 blz., 19,95 euro, ISBN 97-890-5712-292-7.

DOOR GRIET SCHRAUWEN – FOTO SASKIA VANDERSTICHELE

“In de loop van hun leven leren mensen nooit meer zoveel als in de periode voor ze naar school gaan. Het kinderbrein is ontworpen om te leren.”

“Een peuter laat dingen gebeuren en bestudeert het effect ervan. Kijkt mama anders als ik lach ? Als ik huil ? Als ik met een blokje op haar pc timmer ?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content