De naam Rouffaer verwijst al lang niet meer naar Senne alleen. Zoon Vincent verdiende zijn strepen als BRTN-regisseur en werkt sinds enige jaren freelance. Momenteel rondt hij de montage af van de prestigieuze tv-reeks ?Kongo?.

Bart Vandergeten Foto Guy Kokken

Het heeft lang geduurd, maar met ?Kongo? komt binnenkort de eerste dramareeks over ons koloniaal verleden op het tv-scherm. Voor de realisatie lees : financiering moesten BRTN, FilmNet en het productiehuis Favourite Films de handen in elkaar slaan. Kongo heeft 190 miljoen frank gekost en is daarmee de duurste serie uit de Belgische tv-geschiedenis. Vorig jaar trok regisseur Vincent Rouffaer vanaf januari met een 90-koppige tv-ploeg door de oostelijke hooglanden van Zimbabwe, om zes maanden later terug te keren met voldoende beeldmateriaal voor zeven afleveringen van een klein uur. Pas nu, een half jaar na de opnamen, kan Rouffaer uitblazen. Afrika is in meer dan één opzicht in de kleren blijven zitten.

Doet het pijn terug te zijn ?

Vincent Rouffaer : De afgelopen maanden ben ik nog bijna dagelijks door het montage- en mixagewerk met ons verblijf in Zimbabwe geconfronteerd. En het doet pijn, ook bij de acteurs. Een van hen vroeg me onlangs nog wanneer we aan een tweede serie beginnen, want daar denken we inderdaad aan.

Het verhaal van Kongo speelt zich af in de Zaïrese Kivu. De situatie in Zaïre was een paar jaar geleden wel niet zo gespannen als nu, maar er waren toch voldoende redenen om in Zimbabwe te draaien.

Toen in ’94 het licht op groen is gezet voor de serie, ben ik naar Afrika gereisd om te kijken of de realisatie ervan ter plekke mogelijk was. Eerdere projecten, zoals ?Dipenda? van Dominique Deruddere, waren in Zaïre en Rwanda al op onoverkomelijke moeilijkheden gestuit. Het is er onmogelijk om overal toelating voor te krijgen en om de nodige accommodaties te vinden. Van de andere landen bleek Zimbabwe het meest geschikt. Ik ben herhaaldelijk ter plaatse geweest om contacten te leggen, acteurs te zoeken en locaties te bekijken.

Maanden aan een stuk met een grote tv-ploeg werken in Afrika. Dat moet geen sinecure zijn.

Het was een ingrijpend opzet, want de meeste medewerkers hadden toch een gezin. We moesten ervoor zorgen dat de kinderen lessen konden blijven volgen. Eerst hebben we uitgekeken naar een leerkracht die ons zou vergezellen, maar uiteindelijk heeft iedereen een leerprogramma meegekregen van de school en hebben de ouders zelf lesgegeven aan hun kinderen. Mijn vrouw was elke morgen enkele uren met onze dochter bezig.

Jullie moeten zowat een dorp op zich hebben gevormd daar in Zimbabwe ?

We hebben een stad ingepalmd. Heel Mutare was van ons bij wijze van spreken. Ons hoofdkantoor en productiebureau lagen daar en de meesten logeerden in de bergen errond, in huizen die eigendom waren van planters en van waaruit je prachtige vergezichten had. Maar daar heb ik weinig van kunnen genieten.

We werkten zes dagen per week. ’s Morgens om 5 u. vertrok ik naar de locatie in de wildernis en ik kwam pas terug als het donker was. Toch waren er tijdens de opnamen heerlijke momenten. Je hoefde maar de andere kant op te kijken en je stond midden in de natuur. In België word je zowat overal geconfronteerd met stress, ook buiten de set. Bovendien geven sommige acteurs tussendoor nog les of moeten ze ’s avonds in theatervoorstellingen spelen.

In Zimbabwe werkten we met de hele groep uitsluitend aan dat ene project. En dat zie je aan het resultaat. Er is op een ontzettend hoog niveau geacteerd. Iedereen trok aan hetzelfde zeel. Ook als ze een dag vrij hadden, kwamen veel acteurs met hun jeep naar de set om goeiedag te zeggen en om mee te eten in de tent.

Zo’n verstandhouding is niet evident.

Nee, maar er is vooraf serieus nagedacht over wie zou meegaan. Het waren niet alleen goede acteurs, maar ook mensen met wie ik goed kon opschieten. Meestal hangt dat samen : hoe beter de acteurs, hoe aardiger ze zijn. Alleen diegenen die ernaast grijpen of minder goed zijn, maken altijd heibel.

We overnachtten ook niet allemaal in hetzelfde hotel. Dan zouden er vroeg of laat meer problemen gerezen zijn, denk ik. Toen we één keer een maand lang in hetzelfde dorp moesten blijven, voelde je hoe er langzaam meer spanning in de groep sloop. Sommigen willen vroeg gaan slapen, anderen willen tot een gat in de nacht in het dorp doorbrengen. Maar meestal kon iedereen ’s avonds terug naar zijn eigen huis, terugvallen op zijn eigen ritme.

Die hele filmploeg moet toch een soort ?vreemd lichaam? geweest zijn in een land met een compleet ander ritme en een totaal verschillende manier van leven ?

In feite waren we één groot circus. Elke dag opnieuw kwamen we ergens aan met onze vrachtwagens en stelden we onze tenten op. In de brousse hebben alleen de dieren daar last van, maar in een dorp vielen wij binnen als een soort vloedgolf. Zo kochten we ooit uit twee winkeltjes die net genoeg hadden om het dorp te bevoorraden, ongeveer alles op. De winkeliers moesten zich meteen in de hoofdstad gaan herbevoorraden. Ze hebben waarschijnlijk een omzet gehaald waar ze anders jaren zouden over doen.

Alles moest ook stil zijn voor ons, er mochten geen andere auto’s rijden dan onze oldmobiles. Het straatbeeld was van ons. Zelfs de cafés moesten we omkopen om stil te zijn, want vanaf vier uur begonnen de plaatselijke bands te spelen en werd er constant gefeest. Toen de opnameleider hen de eerste dag wat had toegeschoven, begonnen ze ’s anderendaags natuurlijk al om drie uur te spelen. Maar al bij al werden we met open armen ontvangen en toen we vertrokken, hadden ze de tranen in de ogen. Onze invasies kwamen altijd de plaatselijke bevolking ten goede.

Was het belangrijk dat je al werkervaring had opgedaan in Afrika ?

Omdat ik onder meer voor het NCOS ( Nationaal Centrum voor OntwikkelingsSamenwerking) al documentaires had gemaakt in Afrika, wist ik dat je er op een andere manier moet communiceren. Zonder die ervaring had ik ?Kongo? nooit kunnen doen. Elke dag waren er problemen, hoe miniem ook, die de draaidag konden doen mislukken. Als je dan panikeert of verkeerde beslissingen neemt, kan je het hele project vergeten.

Je moet eigenlijk constant improviseren. Als in België iets misloopt, kan je dat altijd nog rechttrekken. In Zimbabwe moest ik op het moment zelf alternatieven zoeken. Elke week hielden we stafvergadering om te bespreken wat we al hadden, wat er was misgelopen, en wat we er in de toekomst aan konden doen.

Er zijn momenten geweest dat ik behoorlijk kwaad ben geworden. En niet omdat een van de oldsmobiles niet perfect werkte, of omdat we door de hevige regen wel eens kwamen vast te zitten. Zulke dingen gebeuren, dat moet je incalculeren. Ik maakte me wel boos als bepaalde afspraken niet werden nageleefd. Zoals die keer toen een van de zwarte hoofdacteurs, Peter Kampira, het na drie maanden in zijn hoofd kreeg om mee te spelen in een reclamespot waarvoor hij zich kaal moest scheren. De schminkster heeft nog geprobeerd om hem haar op te kleven, maar dat was geen gezicht. We hebben hem dan maar een petje opgezet. Voor de rest weet je dat je alleen maar kan berusten als je in een gebied als Afrika gaat werken. Hier in Brussel gebeurt veel meer waaraan ik mij erger. Mensen die tegen 150 per uur door mijn straat vlammen bijvoorbeeld.

Van Afrikaanse passiviteit heb je geen last gehad ?

Ik verwijt Afrikanen een beetje dat ze er een gewoonte van hebben gemaakt om in geval van problemen hun handen uit te steken, opdat wij er iets in zouden leggen. Terwijl zij evengoed tot grote dingen in staat zijn. Maar in de koloniale tijd hebben wij hen verteld wat zij moesten doen, daarna hebben we nog geschenken gegeven uit schuldgevoel. Ik stelde mijn zwarte medewerkers, zoals de anderen, voor hun verantwoordelijkheid en sanctioneerde hen ook als het verkeerd liep. Als iemand dat had beschouwd als racisme, had hij maar moeten weggaan, dan hoefde het voor mij niet meer.

Het heeft me wel aangenaam verrast dat alles goed verzorgd werd in Zimbabwe. De catering zorgde dat elke ochtend het ontbijt op de set stond. En de meeste mensen waren steeds stipt op tijd. Ook de pellicule die we elke dag vanuit de wildernis naar Nederland zonden, is altijd aangekomen.

Geen Apocalypse Now-toestanden in Zimbabwe ?

Nee, daar zijn we van gespaard gebleven. Mijn vrouw ( Hilde Muylaerts, nvdr.) heeft wel met een videocamera beelden geschoten, waar we nadien een Making of van gemaakt hebben. Als ze elke dag had gefilmd en we hadden al onze problemen aaneengelast, dan hadden we onze eigen Hearts of Darkness gehad (Hearts of Darkness is de documentaire die de vrouw van Francis Coppola maakte over het bijna catastrofale verloop van de opnamen voor Apocalypse Now in de Filipijnse wildernis).

Was het voor de vrouwen en kinderen altijd even leuk in Afrika ?

Sommige vrouwen konden met elkaar afspreken, maar mijn vrouw woonde nogal veraf, zo’n 20 km van de stad, in de bergen. Ook om bij de andere Belgische vrouwen te geraken, was het enkele kilometers rijden. Dat doe je niet elke dag. Eenzaamheid heeft dus zeker gespeeld bij de vrouwen en mannen die overdag achterbleven. Dat gegeven vind je overigens terug in Kongo : de mannen in de kolonie vertrokken overdag naar de plantage, terwijl de vrouw haar plan moest trekken en de boys instructies geven. Zoiets leidde niet alleen tot vereenzaming, maar ook tot racisme tegenover de zwarten, omdat ze hen niet op de juiste manier wisten aan te pakken.

Het is intussen tien jaar geleden dat Paul Pourveur begon aan de scenario’s van Kongo. Hij werkte hiervoor nauw samen met de inmiddels overleden Albert Van Hoecke, een voormalig gewestbeheerder in Kongo die enkele romans over onze koloniale tijd schreef. Toch kregen jullie enkele boze reacties van ex-kolonialen. Ligt het onderwerp nog steeds zo gevoelig ?

De gewezen kolonialen die we geraadpleegd hebben, werkten volledig mee. Ze hebben het scenario gelezen en waren altijd bereid om commentaar te geven. Alleen van ex-kolonialen die zich gepasseerd voelden, kregen we kwade brieven. Ze vreesden dat we het proces gingen maken van de kolonie. Toen ze Kongo in ’60 moesten verlaten, was de reactie van de meeste Belgen : eigen schuld, dikke bult. De kolonisten hadden de zwarten uitgebuit en dus waren ze terecht aan de deur gezet. Terwijl de realiteit wel iets genuanceerder lag. Mede daarom heeft het zo lang geduurd voordat er een scenario over gerealiseerd is. Het onderwerp lag inderdaad gevoelig.

Wat heb je van jezelf in Kongo willen of kunnen leggen ?

Samengevat gaat Kongo over drie mensen die in ’45 met veel idealisme naar Kongo zijn vertrokken en in ’60 met veel desillusies zijn terugkomen. Ik wou niet het proces maken van de kolonisten, ik wou laten zien hoe het er destijds aan toe is gegaan in de kolonie. Natuurlijk loopt het eigenlijke verhaal van Kongo door tot vandaag. Vandaar dat we ook aan een tweede serie denken.

Zit er een stelling in de film ?

Als we de zwarten beter hadden behandeld, zaten we nu nog altijd in Afrika, maar niet als kolonisatoren, wel als partners. Dat zal zeker uit de reeks naar voren komen : dat je niet tegenover je medemens moet staan met een superioriteitsgevoel. Partnership bestond niet in de kolonie. Werden de zwarten er beter van ? Hun land werd leeggezogen en er kwam niks voor in de plaats.

Je bent al 22 jaar regisseur. Heb je nu meer greep op je product ?

Allereerst heb ik nu meer keuzemogelijkheden dan vroeger. Ik zoek producties die iets te vertellen hebben. Ik moet een sterke affiniteit met een project voelen. Bij Kongo was dat het geval en ik heb me dan ook ingezet om het te mogen realiseren. Verder zie ik de problemen tijdens het productieproces vroeger aankomen, waardoor ik ze kan oplossen voor ze uitbarsten. En ik laat de technische aspecten meer en meer over aan anderen, terwijl ik me meer met de acteurs bezighoud. Het acteerwerk komt daardoor veel natuurlijker over en het eindresultaat wordt er stukken beter door. De laatste jaren is uit Amerika de methode overgewaaid om met een beeld- én met een acteursregisseur te werken. Ik ben daar compleet tegen. Als je iets snel wil opnemen, zonder te veel op de kwaliteit te letten, is dat een goed systeem. Maar wil je het product een eigen visie meegeven, dan moet je alleen de regie voeren.

Je hebt je vader en je broer geregisseerd in Kongo.

Voor mijn vader was het de eerste keer dat hij een wat grotere rol kreeg in een van mijn producties, en dan is hij er in de montage nog helemaal uitgesneden ! Niet omwille van hem hoor, hij is een fantastisch acteur. Maar ik merkte dat het verhaal te traag op gang kwam. Daarom heb ik de scènes met hem in België, in het begin van de serie, eruit geknipt. Mijn broer Peter is wel meegegaan naar Afrika. Het is natuurlijk delicaat om je eigen broer te casten, toch ben ik blij dat hij meegegaan is. Ik vond hem de geknipte acteur voor zijn rol en het is leuk om hem te regisseren. De band met hem gaat verder dan die van acteur-regisseur.

Word je nu minder als ?zoon van? beschouwd ? Ja, nu ben ik ?de neef van Greet? geworden ! (Greet Rouffaer acteert in de VTM-soap Wittekerke, nvdr.)

Uw vader is de 70 voorbij en staat nog op de planken.

In december wordt hij 72. Hij houdt enorm veel van zijn vak, wie weet sterft hij wel op de planken. Niemand gaat graag op pensioen, denk ik, als hij zijn job zielsgraag doet. Ons beroep biedt zoveel vrijheid en afwisseling. Je bent elke dag creatief bezig.

Is het een voordeel dat je vrouw, Hilde Muylaert, zelf werkt als regisseur voor de BRTN ?

In zekere zin wel, want de laatste twee jaar heeft ze weinig aan mij gehad. Het Kongo-project heeft mij totaal opgeslorpt, ook de afgelopen maanden met de postproductie in Nederland.

Je bent eerder al gescheiden. Is het regisseursbestaan een risicofactor voor het huwelijk ?

Mijn beroepsactiviteit was een van de redenen, zo niet de hoofdreden dat mijn eerste huwelijk compleet misgelopen is. Ik sta op met mijn vak en ik ga ermee slapen. Als ik ’s nachts iets in mijn hoofd krijg, sta ik op en begin te schrijven. Mijn vrouw heeft twee jaar lang haar plan moeten trekken met onze dochter.

Heeft Zimbabwe jullie veranderd ?

Absoluut. Onze klankman heeft ginds een vriendin gevonden en vliegt nu constant over en weer. Eén van de hoofdacteurs is zich met zijn vrouw vragen gaan stellen, van : ?Waar zijn we in godsnaam mee bezig ?? Ze hebben een heleboel opgegeven hier en als ze morgen terug naar Zimbabwe kunnen, zijn ze weg. De Afrikaanse levensvreugde, die vind je hier niet. De menselijke omgang is er zoveel hartelijker. Ik heb België in al die maanden niet gemist. Ook ik ben veranderd, mijn prioriteiten liggen anders. Ik heb het hier vrij goed, maar als het moet, kan ik overleven in een hut in Afrika. Hoewel, misschien is het wel makkelijk praten vanuit mijn bevoordeelde positie, wij kunnen ginds kopen wat we willen, en wordt de toestand te ernstig, dan kunnen we nog altijd het vliegtuig nemen, naar huis terug.

Waren die maanden in Afrika fysiek zwaar ?

Ik was compleet op. We werkten zes maanden aan een stuk door, zes dagen per week. Na drie maanden namen we acht dagen pauze en toen was ik echt blij dat ik kon gaan liggen. Na de opnamen heb ik eigenlijk nauwelijks rust genomen, ik ben bijna onmiddellijk doorgereisd naar Boston voor het huwelijk van mijn dochter. En omdat ik toch in Amerika was, heb ik van de gelegenheid geprofiteerd om enkele contacten te leggen in Los Angeles. Ik heb eigenlijk niet de tijd genomen om uit te blazen, wat ik beter wel had gedaan. Pas nu begint de veer zich eindelijk te ontspannen.

?The Making of Kongo? wordt door FilmNet ongecodeerd uitgezonden op 4 april om 18 u. (info : tel. 02/716.53.53) en zal later te zien zijn op BRTN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content