Vaders en dochters
Stefaan is groothandelaar in groenten, zijn dochter Sofie échte vrachtwagenchauffeur. Frans en Inge zijn bouwvakkers. Op een werf houden ze Inge voor een gast-met-een-staartje. Over vader- en dochterliefde en mannen- en vrouwenwerk.
Vader Frans (54) en dochter Inge (28), bouwvakkers
Het lijstje van dringende klussen in en rond mijn huis was angstwekkend lang geworden, toen ik û goddank ! û Frans tegen het lijf liep. Een nieuw terras aanleggen ? Buitenverlichting installeren ? Kranen vervangen ? Kastjes ophangen ? Rolluiken herstellen ? Een hor maken ? Een extra internetverbinding ? Een hangmat in de woonkamer ? “Geen probleem,” zei Frans opgewekt, en een week later stond hij met Inge voor mijn deur.
Hoe zijn jullie in de bouw terechtgekomen ?
Frans : Voor ik op mijn eigen begon, heb ik een tijdlang op een tekenbureau gewerkt, en daarna jarenlang internationaal transport gedaan. ’s Maandags vertrok ik met de camion, de hele week de weg op : naar Frankrijk, Duitsland, Nederland, Hongarije.
Inge : Toen ik twee was, mochten we al met hem mee, mijn broer en ik. We sliepen, aten en leefden in de camion. Er stond zelfs een pispotje in de cabine.
Frans : Zo hoefde ik niet meer te stoppen als ze een plasje moesten doen. Op een keer, terwijl ik aan het lossen was, zag ik de cabine heen en weer zwaaien : zo bont maakten ze het. Sindsdien nam ik hen nooit meer samen, maar elk om de beurt mee.
Vanaf de jaren negentig gingen de grenzen open en werkte ik almaar langere dagen. Ik wist nog wel wanneer ik vertrok, maar nooit wanneer ik thuis zou komen. Daarom heb ik op een goede dag beslist : “Ik stop ermee, en word mijn eigen baas.” Ik had gehoord dat er een grote behoefte was aan klus-jesmannen : een herstelling hier, een aanpassing daar. Dat leek mij wel wat, want ik ben redelijk handig en heb mijn huis volledig zelf verbouwd : geen stielman is daar binnen geweest. Eerst heb ik een tijdje met mijn zoon samengewerkt, daarna met een gast, en toen werd Inge mijn compagnon.
IInge : Ik was een jaar of tien toen we ons huis verbouwden, en hielp met alles mee : metselen, cement naar boven dragen, met twee emmers tegelijk. Mijn vader heeft mij nooit gepusht, maar als ik vroeg om hem te helpen, mocht ik altijd meedoen. Later had ik geen zin om verder te studeren, en heb ik bij DHL nachtwerk gedaan – sorteren, best fijn. Maar toen ze gingen automatiseren, moest ik alleen nog zakken vullen en was de pret er af. Daarna ben ik heel even terug naar school gegaan. A1 Toerisme, dat leek mij wel wat, maar al snel heb ik afgehaakt. Toen ben ik in een magazijn gaan werken : rondcrossen met een charrette. Dat vond ik best prettig, want ik ben heel graag fysiek bezig. Nog later ben ik met mijn vader gaan samenwerken : dat was vier jaar geleden, ik was toen 24.
En Frans, tevreden ?
Frans : Absoluut, ik kan mij geen betere medewerker voorstellen. Vind maar eens een gast die geen last van rugpijn heeft, hard wil werken en letterlijk álles kan : elektriciteit, sanitair, plafonds, tegels, schilderen, behangen, voegwerken, dakgoten herstellen, met een rol roofing op het dak klimmen, heffen, tillen, grondwerken.
De laatste jaren zijn we steeds meer naar de grotere werken geëvolueerd, volledige badkamers en keukens installeren bijvoorbeeld. Dat betekent : alles afbreken en iets nieuws installeren. Sommige mensen vertrekken zelfs op vakantie, terwijl wij het huis in orde brengen.
Al doende heeft Inge de stiel geleerd : zij is uitzonderlijk snel en handig. Als ze iets twee keer doet, heeft ze het onder de knie. Nu kan ik haar met een gerust hart elke job toevertrouwen. Alleen heel ingewikkelde elektriciteitsconstructies doe ik liever zelf.
Wie is de baas ? Doen jullie allebei alles, of is er een taak- verdeling ?
Frans : ( mild) Als ik er niet ben, is zij de baas.
Inge : Hij is the Big Chief. Hij neemt de beslissingen en draagt de verantwoordelijkheid.
Frans : Maar zij heeft wel inspraak, en brengt ook veel werk en ideeën aan. Ach, het loopt eigenlijk vanzelf. Wij doen allebei alles.
Inge : ( plagend) Hoho, waarom is het rondlopen dan altijd voor mij ? Even iets uit de camionette halen, de boel opruimen.
Frans : ( verontschuldigend, tegen mij) Maar zij ziét ook al het werk, ik hoef haar zelden iets te vragen. Als de klus bijna geklaard is, begint zij al op te ruimen. Als ik de laatste schroef vastdraai, heeft zij alles al ingepakt. Met haar gaat alles ook zoveel makkelijk en sneller dan met mijn zoon. Zij is gewoon voor deze job in de wieg gelegd. Toch zal ik haar niet tegenhouden als zij straks iets anders wil doen. Dan regel ik mijn werk wel op een andere manier. ( ernstig) Al is deze stiel natuurlijk het plezantst met ons tweeën, zoveel leuker dan alleen.
Jij bent heel gespierd, Inge. Ontziet hij je dan nooit bij het zware werk ?
Inge : O neen, dat zou ik ook niet willen. Geloof maar niet dat ik vooral de lichtere werkjes krijg. En neen, hij behandelt mij niet anders dan een mannelijke gast. “Als je kunt klimmen en diepzeeduiken, kun je dit toch ook”, zegt hij altijd.
Frans : Dat is toch waar ? Dit is geen job voor watjes en sissi’s ! Inge geeft trouwens niet af, zij heeft ook haar trots. ( spottend) Pas op, als ze een zak cement uit de camionette moet halen, steek ik haar wel een handje toe.
Inge : Voor alle duidelijkheid : als er zeven zakken zijn, pakt hij er vier, en ik drie. Verder gaat hij niet.
Vader en dochter samen in de bouw, dat is een hoogst ongebruikelijke combinatie. Krijgen jullie daar soms commentaar op ?
Frans : Als we arriveren, denken de mensen vaak dat ik een ‘gast-met-een-staartje’ bij me heb. Dan komen ze eens goed kijken en zeggen ze : “Oeioeioei, ’t is een maske !” Of : “Amai , met de dochter op stap ?” Of nog, zoals vorige week : “Is dat uw vriendinneke ?” Ja, we krijgen veel commentaar, maar vooral positieve.
Inge : Tegen mij zeggen andere bouwvakkers vaak : “Kom je niet bij ons werken ? Altijd welkom, hoor.” Sommige mannen vinden het wat gênant dat een vrouw in hun huis de klussen komt opknappen. ( lacht) Vorige week, terwijl ik met zware kruiwagens liep te zeulen, stond de man des huizes eerst een tijdje toe te kijken, en stelde mij toen voor een handje te helpen. Maar toen hij de kruiwagen optilde, schrok hij zich een ongeluk, en tot zijn grote gêne slaagde hij er niet in met dat gevaarte rond te stappen. Dan lach ik wel eens in mijn vuistje.
Dag in dag uit samenwerken, geeft dat geen conflicten ?
Inge : Natuurlijk maken we wel eens ruzie, meestal om een futiliteit, even brullen en tieren, maar na tien minuten is de lucht alweer opgeklaard. In deze job kun je toch geen hele dag bokkig zijn ? Dan gaat het werk niet vooruit, dat kun je ook niet maken tegenover de bewoners van het huis.
Frans : Onze buien zijn altijd rap gepasseerd. Geloof me, van alle mensen met wie ik ooit heb samengewerkt, trek ik het liefst met Inge op. Zij kan lol trappen, en erg gevat uit de hoek komen. Ze leert ook gemakkelijk en snel, en werkt tenminste door. Ik werk altijd erg vlug, zij is de enige die mij kan volgen.
Inge : Klinkers leggen, dat doe ik het liefst. Dan zijn we allebei goed bezig, en vordert het werk zienderogen.
Frans : Voor mij maakt het niet uit, als het maar buiten is. En het liefst niet in de regen, want dat is geen pretje : spullen doorweekt, heen en weer naar de camionette rennen. In den bouw stoppen ze met werken als het nat wordt. Maar wij niet, hé ! Wij werken in weer en wind.
Inge : Gelukkig hebben we veel plezier samen, en lachen we wat af. Gisteren nog waande ik mij in een tekenfilm. We hadden een stelling geplaatst, gelukkig niet te hoog, en mijn vader liep er overheen met een plastic dakgoot in zijn armen. Plots klapten die planken weg, en viel hij naar beneden. Net een scène uit een slapstickfilm.
Frans : Inge reageerde heel typisch. Eerst verbouwereerd, dan bezorgd en afwachtend : eens checken of ik niets mankeerde, hoe ik het opnam. Toen begon ze te gieren.
Inge : Ook de mensen observeren bij wie we werken, is een dagelijkse bron van pret.
Zo hebben wij een lange lijst clichés die wij dagelijks horen. Bij warm weer bijvoorbeeld : “En ? Kunt g’u verwarmen ?” Of, goedkeurend : “Een schoon werk, mannen !” Dan antwoorden wij steevast : ” Ja, als het af is.”
Frans : Onuitstaanbaar zijn de bewoners die haast onder je voeten, tussen je vingers of in de cement kruipen om te komen kijken. Of zij die voortdurend aanwijzingen geven. Jongere mensen, tot pakweg zestig jaar, laten je meestal met rust. Het zijn vooral de ouderen die zich overal mee bemoeien. In plaats van je te helpen, hinderen ze je alleen maar. Terwijl wij op de stelling staan, geven zij onafgebroken commentaar. ( lachje) Dan gebeurt het wel eens dat er per ongeluk een kwak cement naar beneden valt.
Hartverwarmend, een vader en een dochter die zo goed opschieten. Hoelang gaan jullie nog samenwerken ?
Inge : Ik denk er nog niet over om met dit werk te stoppen, al ben ook niet van plan de zaak over te nemen.
Frans : Dat zou ik haar ook niet aanraden, want dit is geen job om alleen te doen. Vergeet niet dat mijn vrouw de hele administratie voor haar rekening brengt : betalingen, btw, boekhouding, noem maar op. Ik ben nu 54 en zou graag tot mijn zestigste willen voortdoen. Daarna wil ik nog uitsluitend met mijn paarden bezig zijn.
Inge : Ik heb een vriend, een uitstekende kok. Hij soigneert mij heel goed, ( monkelt) veel te goed zelfs. Kinderen ? Dat hoeft niet voor mij en voor hem ook niet. Dit werk valt ook niet met kinderen te combineren. ’s Ochtends ga ik bij mijn ouders ontbijten, en ook na het werk eet ik bij hen en neem daar een douche. Daarna vertrek ik : gaan klimmen of duiken of naar mijn vriend. Meestal slaap ik bij hem, maar mijn spullen liggen bij mijn ouders. Samenwonen is gewoon mijn ding nog niet. Nu ik er goed over nadenk : eigenlijk woon ik tussen twee plaatsen in. Overal en nergens dus.
Tot slot een tip graag. Wat is het geheim van jullie samenwerking ?
Frans : Samen lol trappen.
Inge : ( spottend) Héél véél oefening en geduld. Neen, serieus, weet je wat het grote voordeel van mijn vader is ? Dat hij er gewoon van uitgaat dat vrouwen dit werk ook aankunnen. Dát vind ik fantastisch.
Vader Stefaan (47), groothandelaar in groenten en dochter Sofie (24), camioneur
Zij nodigt mij uit in haar salonnetje : de kraaknette cabine van haar enorme vrachtwagen. “Zullen we samen een ritje maken ?” vraagt ze me in sappig West-Vlaams. Dat wil ik best, en hoog boven al het andere verkeer uit, maakt zij mij deelgenoot van dat lichte, roezige Robin Hood-gevoel dat elke trucker zo goed kent.
Deze ochtend zijn jullie opgestaan om 1.30 uur. Wat een onmogelijk uur.
Stefaan : Zeg dat wel. Op maandag, woensdag en vrijdag staan wij altijd zo vroeg op, en dat blijft een zware dobber. Op dinsdag en donderdag beginnen we iets later : dan is het namiddagmarkt. Op de vroegmarkt verkopen wij vanaf drie uur ’s ochtends onze groenten aan de marktkramers. Daarna, van zeven tot elf, gaan we naar de veiling in Roeselare waar we simultaan, in Mechelen én in Roeselare, onze waren aankopen.
Sofie : Zo’n veiling is niet simpel, hoor. Alles gaat razendsnel : je moet zes klokken tegelijkertijd in het oog houden, perfect aanvoelen wanneer de prijs gaat stijgen of dalen en precies op het juiste moment beginnen te bieden. Soms, als mijn vader er niet is, moet ik die klus van hem overnemen. Heel stresserend, hoor.
Stefaan : Precies dat vind ik de mooiste kant van mijn job. De veiling, dat is een casino. Op het juiste moment reageren, zorgen dat je niet te veel en niet te weinig koopt. Precies erop zitten, dat geeft een kick, een adrenalinestoot. Tijdens de veiling moet iedereen mij gerust laten. Dan beantwoord ik geen enkele telefoon, ben ik met niks anders bezig.
Sofie : Wat ik het allerliefste doe ? Met de camion rijden natuurlijk, en vooral : het racen tegen de tijd. Zorgen dat alles precies in elkaar past. Terwijl mijn ouders de aangekochte groenten in het magazijn gaan lossen, rijd ik naar Sint-Katelijne-Waver om daar de aankopen op te halen. Dat is werken tegen de tijd : de groenten laden, op het allerlaatste moment naar de cabine crossen, deuren dicht slaan en terug naar huis, zo snel mogelijk. Heel spannend. Want als ik te laat ben – door een file of een ongeluk – is de kans groot dat we een paar klanten mislopen. Dan zit ik nogal te vloeken, hoor.
Hoe zijn jullie in dit beroep gerold ?
Stefaan : Ik ben een boerenzoon, de jongste van het gezin. Mijn hele jeugd heb ik op het land gewerkt : zeven hectare schorseneren hadden we, en maar wieden, wieden, wieden. Als ik het hele stuk had afgewerkt, kon ik opnieuw beginnen. Eigenlijk was de boerderij voor mij bestemd, maar ik wilde ze niet. “Zo hard werken, om soms niks te verdienen ? Dat nooit !” nam ik me voor. Ik wilde afwisseling, én mensen zien. Dus heb ik, op mijn 21ste, deze zaak overgenomen van mensen die geen kinderen hadden. Nu werk ik ook keihard, slechts één vrije dag per week, jaarlijks één week vakantie, maar geniet ik van de leuke kanten van deze stiel : veel contacten, veel variatie en een goede sfeer.
Sofie : Zes jaar geleden, na mijn middelbare studie, wilde ik niet voortstuderen, maar met de camion gaan rijden. Vroeger, als kind, mocht ik vaak met mijn vader mee naar Mechelen. Ik herinner me nog hoe ik op zijn schoot zat, en dat grote stuur mocht vasthouden. En hoe boos ik was als ik niet mee mocht. Nochtans was het niet evident, zo’n klein kind op de veiling : met al die heftrucks is een ongeluk snel gebeurd.
Niet zozeer de groenten, maar die camion interesseerde mij : hoe groter, hoe liever. ( trots) Een grotere vrachtwagen dan de mijne bestaat trouwens niet. Strikt genomen mag je pas vanaf je 21ste met zo’n vrachtwagen rijden, maar als het je eigen vervoermiddel is én je een regeling treft met de verzekering, maken ze een uitzondering. Zo behaalde ik op mijn achttiende mijn rijbewijzen B, C en CE.
Vrouwelijke buschauffeurs zie je tegenwoordig wel vaker, maar nog altijd zijn er niet veel meisjes die met een truck rijden : meestal zijn het Nederlandse vrouwen of koppels die samen internationaal transport doen.
In het begin moest ik mij voortdurend bewijzen en kreeg ik vaak neerbuigende opmerkingen : “Zozo, een vrouw ! Wat komt die hier doen ?” Nu kennen ze mij, en weten ze maar al te best dat ik niet op mijn mondje gevallen ben. “Hé, poepke !” hoor ik nog wel eens roepen, maar als ik ze dan flink van antwoord dien, zwijgen ze al snel.
Krijg je wel eens extra hulp omdat je een meisje bent ?
Sofie : Absoluut niet. Ik werk even hard als de mannen, en zou het ook niet anders willen. Toen ik nog geen elektrische pomp had, was het soms verschrikkelijk zwaar om die groentebakken op elkaar te stapelen. Twee meter hoog, dat is niet simpel, hoor. En ik ben niet erg groot, ( trots) al heb ik best wel sterke spieren. Zelfs met alle hulpmiddelen waar we tegenwoordig over beschikken, blijft dit een job die veel fysieke arbeid vraagt : kisten klaarzetten, met bakken tomaten zeulen, bestellingen opstapelen. Geloof me, het blijft keihard werken, en aan het einde van de week ben ik bekaf.
Ook al werken jullie vaak apart, toch zijn jullie sterk op elkaar aangewezen.
Sofie : O ja, de hele dag door houden wij contact met elkaar. Terwijl hij op de veiling is, ben ik onderweg naar Mechelen. Terwijl hij met zijn vrachtwagen naar het magazijn rijdt, laad ik de groenten in Sint-Katelijne-Waver. Terwijl hij alles klaarzet voor de verkoop, rijd ik zo snel mogelijk naar huis.
Sinds mijn echtscheiding woon ik ook terug bij mijn ouders, net als vroeger. Als je al enkele jaren elders hebt gewoond, is dat niet altijd eenvoudig. Maar à la limite ben ik heel blij dat ze mij na mijn scheiding hebben opgevangen. Als ik nu op mijn huwelijk terugkijk, denk ik vaak : “Had ik maar naar mijn vader geluisterd.” Maar ja, de liefde is blind, hé ?
Vindt u het leuk dat uw dochter mee in de zaak is gestapt ?
Stefaan : Om eerlijk te zijn, vroeger vond ik het erg dat ik geen zoon had om mijn commerce aan over te laten. Maar na een tijdje was ik erg blij met mijn twee dochters : “Fijn, dan kan ik op mijn vijftigste stoppen.” Nu vind ik het weer leuk dat Sofie in de zaak is gestapt. Want met eigen volk werken is zoveel leuker en gemakkelijker dan met personeel. Waar vind je trouwens nog iemand die om halftwee wil opstaan, en ’s nachts wil werken ? In deze stiel kun je je ook niet permitteren om ziek te worden. Als we koorts hebben, werken we toch. Dat gaat gewoon niet anders.
Sofie : Maar voor alle duidelijkheid : ik ga de zaak niét overnemen. Niet alleen omdat ik chauffeur wil blijven, maar ook omdat de zaken pijlsnel bergaf gaan. Nog even, en we vliegen ertussenuit.
Hoezo ?
Stefaan : De voorschriften voor hygiëne en koeling worden steeds strenger, de kleine winkeliers haken bij bosjes af. En de warenhuizen maken het ons erg moeilijk. Stel je voor, vandaag las ik het blaadje van de Carrefour : “Tomaten : 99 cent.” Die mannen maken op voorhand heel scherpe prijsafspraken en kopen op de veiling zulke enorme hoeveelheden groenten aan dat er voor ons haast niets meer overblijft. Zo worden de kleintjes uit de markt gebonjourd. Zeker weten, onze handel is op sterven na dood : een zaak die stopt, wordt tegenwoordig niet meer overgenomen. Dus gun ik Sofie van harte een ander perspectief.
Welke plannen smeed jij dan wel, Sofie ?
Sofie : Internationaal transport, dat zie ik wel zitten. Waarom niet ? “Na vijf jaar ben jij die camion kotsbeu”, zei mijn vader altijd, maar niets is minder waar. Ik doe mijn job almaar liever, zelfs met dat waanzinnige verkeer van tegenwoordig. Alternatieve routes zoeken, je weg proberen te vinden… dat is precies de uitdaging. Ik ben ook zeer erg aan mijn camion gehecht.
Vader : Een echt salonnetje heeft ze van de cabine gemaakt.
Sofie : Eerst was ik boos toen mijn vader een nieuwe vrachtwagen voor mij had gekocht, maar nu ben ik verslingerd op die nieuwe aanwinst. Mijn vriend, die ik trouwens op de veiling heb leren kennen, rijdt ook met een grote oplegger. Die passie delen we dus. En kinderen ? Dat zit er bij mij niet in. Ik zie wel graag kinderen en speel er graag mee, maar tegelijkertijd vind ik het fijn dat ik niet de hele dag met hen bezig hoef te zijn. Een moederinstinct heb ik nog nooit gevoeld. Maar goed ook, want dit beroep kun je onmogelijk met kinderen combineren.
Maken jullie wel eens ruzie ?
Sofie : Ach ja, natuurlijk vlieg ik wel eens uit, maar na enkele minuten ben ik de hele zaak alweer vergeten. Conflicten duren nooit lang. Zo steken wij niet in elkaar. Ach ja, ik erger mij wel eens aan mijn vaders verstrooidheid. “Een bestelbon aanpassen ? Ja, ja, dat komt in orde,” zegt hij tegen de klanten, maar soms vergeet hij gewoon wat hij heeft beloofd. Of hij begint aan iets, maar laat de job half afgewerkt achter als er een klant binnenkomt. Daar kan ik mij kwaad over maken. ” Onzen jobstudent is weer bezig“, snauw ik dan. ( lacht hem liefjes toe) Maar verder ben ik dol op hem. Hij is heel vriendelijk, altijd aanspreekbaar, nooit moeilijk. Wij zijn perfect op elkaar ingespeeld, kennen het werk door en door, en begrijpen elkaar zonder veel woorden. Wij tweeën samen, dat werkt perfect.
Stefaan : Ook al is zij soms wat kort van stof en wat opvliegend van karakter, toch is zij de beste collega die ik mij kan voorstellen : altijd correct en keihard aan het werk. “Een flinke, een harde,” zeggen ze over mijn dochter. En mijn vrouw en ik zeggen wel eens tegen elkaar : “Al hebben wij geen zonen, Sofie is onze jongen.”
Sofie : Vroeger was ik veel bruter, maar door de jaren heen ben ik mijn vrouwelijkheid wat meer gaan accentueren. Misschien heb ik mij onbewust toch aangepast aan de commentaren van sommige mannen : “Een béétje vrouwelijker mag toch wel, Sofie.”
Stefaan : Terwijl mijn andere dochter altijd met mijn vrouw optrekt, is Sofie mijn oogappel. Wat er ook gebeurt, nooit, nooit, nooit zou ik haar laten vallen. Ik zie haar veel te graag. n
Frans : “Vind maar eens een gast die geen last van rugpijn heeft en letterlijk álles kan :
elektriciteit, sanitair, plafonds, tegels,
schilderen, voegwerken, op het dak klimmen, grondwerken.”
Inge : “Sommige mannen vinden het gênant dat een vrouw hun klussen komt opknappen. Vorige week wou de heer des huizes me helpen met die zware kruiwagen. Maar toen het hem niet lukte om ermee rond te stappen, lachte ik wel eens in mijn vuistje.”
Sofie : “Als kind mocht ik al meerijden.
Ik herinner me nog hoe ik op zijn schoot zat om dat grote stuur vast te houden.
Echt, niet de groenten interesseren mij,
maar het rijden. Een grotere vrachtwagen
dan de mijne bestaat trouwens niet.”
Stefaan : “Vroeger vond ik het erg dat
ik geen zoon had als opvolger. Nu vind ik het leuk dat Sofie in de zaak werkt.
Met eigen volk werken is zoveel makkelijker. Waar vind je trouwens personeel dat om
halftwee ’s nachts wil beginnen ?”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier