Tussen deRodeen deDode Zee

“Kom binnen, kom toch binnen”, gebaart een dame terwijl ik loer naar een bruiloft. Een kwartier later dans ik met de mannen een soort van sirtaki, de armen horizontaal gestrekt, als haantjes stampend met de voeten. Gastvrij, zo was JordaniĆ«. Zeventien jaar later is daar niets aan veranderd.

Die eerste keer vloog ik naar de Jordaanse hoofdstad Amman. Tegenwoordig speelt Aqaba de rol van toeristische toegangspoort. “Aqaba is zeer strategisch gelegen, op een knooppunt van Europa, AziĆ« en Afrika”, verduidelijkt gastheer Simon, een uitgeweken Libanees. Hij leerde wijlen koning Hoessein nog waterskiĆ«n, toen Aqaba een onooglijk vissersdorp was met Ć©Ć©n schamel pension. “Als er vrede zou zijn in het Midden-Oosten, dan waren de mogelijkheden op toeristisch gebied ongekend”, dagdroomt de zakenman. Voor velen blijft dit ook na duizenden jaren het beloofde land.

Simon ontvouwt de ambitieuze plannen die tegen 2012 de hotelcapaciteit moeten verdriedubbelen. “Van 2300 naar 8000 bedden”, glundert hij. Allemaal luxehotels, internationale investeerders, vijf sterren, dat spreekt. Met de Aqaba Waterfront New City komt er een moderne hotelstad met een nieuwe kustlijn, inclusief jachthavens en – wie weet – golfbanen. Sinds kort pronkt de lokale luchthaven met het adjectief ‘ International’, op nog geen vijf uur vliegen van Brussel.

Wie niet duikt of snorkelt heeft Aqaba snel gezien. De ruĆÆnes van Ayla en een bescheiden kasteel van kruisvaarders zijn slechts de voorbodes van de archeologische rijkdommen die NabateeĆ«rs, Romeinen, Arabieren of Europese ridders in het land achterlieten. Trekpleisters als Petra, Jerash of de vallei van de Jordaan genieten Bijbelse faam. Al in de oudheid passeerden hier karavanen met specerijen, wierook uit Jemen en Arabische gom.

In de luwte van Farao-eiland, een kruisvaarderburcht op een rots op een uur varen van Aqaba, snorkel ik tussen scholen kleine Nemo‘s, lange smalle vissen en bontgekleurde dikkerds. Terug in Aqaba, met mijn voeten in het zand, rook ik een waterpijp met appelsmaak en nip van een kopje sterke Turkse kardemomkoffie. Minder dan dertig kilometer naar het zuiden begint de woestijn. Op de andere oever van de Rode Zee liggen Taba en Sharm el-Sheikh, waar een Egyptische Ri-viĆØra ontsproten is aan het maagdelijke zand van de SinaĆÆ. De nacht valt snel als een theatergordijn over de Golf van Aqaba. De lichtjes van Eilat, de IsraĆ«lische buur, liggen dichtbij en toch zo ver weg.

Kamp in de woestijn Zodra je Aqaba verlaat, reis je door een woestenij. Een half uur volgen we the desert highway, een vierbaansweg waarover tientonners denderen. Vale bergen aan weerszijden van de vallei rijzen loodrecht op tot 1750 meter hoogte. Een wadi, zo noemen bedoeĆÆenen deze door water, weer en wind uitgesleten canyons. Dan steken we een oude spoorlijn over, een negentiende-eeuwse erfenis van de Ottomaanse bezetter, naar de woestijn van Wadi Rum. Haast ongemerkt verandert de rauwe steenmassa in een poĆ«tisch landschap, met rood zand en okerkleurige bergen. Dit is de legendarische woestijn van T.E. Lawrence, de schrijver-spion-soldaat die de kant van de Arabieren koos. Lawrence of Arabia, het romantische epos van David Lean, werd hier verfilmd. Ik verneem dat de grootvader van een op de twee lokale gidsen aan de zijde van de woestijnprins gevochten heeft, vĆ³Ć³r het verraad van de Britten. Om een straf verhaal zit niemand verlegen in de woestijn.

Met Salah, een jonge leraar van de dorpsschool in Diskit, gaan we op pad. Wadi Rum, ooit een zeebodem, nu een symfonie van zandduinen en gebergte, lijkt door weer en wind geboetseerd tot gigantische bloemkolen, rotsbruggen of monolithische tafelbergen die smelten in de gloed van de namiddagzon. Tussen schraal struikgewas hoedt een herder zijn geiten. Enkele kinderen op kamelen draven over een duin. Salah leidt ons naar zijn geliefde sunset spot, een gemakkelijk te beklimmen klif. Oranje, haast rozig, met vlekken vuurrood, of hevig oker en dan weer grijs ; het zand van Wadi Rum verbaast met een ongekende kleurenrijkdom. Net voor we in ons tentenkamp aankomen, kruisen we een pick-up met een laadbak vol gesluierde meisjes. Ze wuiven naar ons, toeristen. “Studenten uit Amman”, zegt gids Khaled. “Op vrijdagavond komen ze feesten in de woestijn.”

We eten salades, geroosterd vlees en kikkererwtenpasta aan lange lage tafels, zoeken onze weg in het schijnsel van kaarsen en gaslampen en warmen ons aan het kampvuur. De melkweg schittert als een lichtend speldenkussen boven mijn hoofd. Ik besluit een avondwandeling te maken, even uit de kloof, en hoor een basdreun. Aan de andere kant van de berg, in een natuurlijk amfitheater, bots ik op een openluchtfuif. Loeiharde muziek galmt uit metershoge luidsprekers. Het lijkt een visioen, met een lichtorgel en stroboscopen een willekeurige westerse houseparty waardig. Studenten dansen, sommigen gesluierd, anderen in te strakke jeans, enkelingen gesluierd Ʃn in te strakke jeans. Niemand drinkt alcohol, maar de jongelui gaan uit de bol. Ver van de priemende ogen van de hoofdstad lijkt de disconacht een uiting van de tolerantie waarop Jordaniƫ zo prat gaat. De deejay houdt van een geintje en wisselt de vertrouwde oriƫntaalse ritmes af met hiphop, waarvan haast niemand de scabreuze teksten lijkt te verstaan. Ik drink thee en dans mee, opgepept door de oerkracht van de woestijn.

Stad aan de kloof We volgen de Weg van de Koningen door een dramatisch maanlandschap van beendroge wadi’s en valleien. In dit onherbergzame gebergte ligt Petra, een van de nieuwe zeven wereldwonderen, de meest bezochte site van het land. Minstens even indrukwekkend als de vlammende kleuren van het gebergte en de klassieke rotstempels, bekend van Indiana Jones and the Last Crusade, is de toegang door de kronkelende kloof. Na een kwartier wandelen tussen de hoge wanden van de soms maar enkele meters brede Siq leidt gids Khaled twee dames naar de strategische plek, waar je voor het eerst een glimp van Al Khazneh ( De Schatkamer) opvangt. “Geef me je hand en sluit je ogen.” De galante Berber concentreert zich op de verrassing die hij de toeristen bezorgt, en op hun voorspelbare kreten van bewondering. Niets bereidt je voor op overweldigend Petra. De stad in de rotsen blijft, bijna tweehonderd jaar nadat de Zwitserse ontdekkingsreiziger Burckhardt haar ligging aan de wereld kenbaar maakte, een raadselachtige schoonheid. Van de NabateeĆ«rs, een handeldrijvend volk uit de oudheid dat rijkdom vergaarde op de karavaanroutes, is weinig bekend. Zijn de in het gebergte uitgehouwen faƧades tempels, graven of woningen ? En wat gebeurde er op de hoge offerplekken ?

Zelfs midden november is het schaduwloze gebergte erg warm. BedoeĆÆenen leiden paarden en kamelen heen en weer over de agora, op zoek naar klanten. Ik laat mij verleiden door een van de ezeldrijvers die voor enkele dinars zijn bedoeĆÆenentaxi verhuurt voor een tochtje naar Jebel Madhbah, een offerplaats op een bergtop. Niet geschikt voor lui met hoogtevrees, stel ik vast, als de ezel de steile trappen beklimt die de NabateeĆ«rs sinds de vijfde eeuw voor Christus uit de rotswand gehouwen hebben. Het beest houdt geen rekening met de lading die op zijn rug heen en weer zwiept tussen bergwand en ravijn.

Op de hoge offerplek ligt heel Petra aan mijn voeten. Beneden, op de geplaveide zuilenstraat door de stad, bewondert een stoet bezoekers de frontons en koningsgraven. Vele jaren geleden verkende ik hier de afgelegen kloosters en monumenten. Nu daal ik af naar het Romeinse plein via de oude pelgrimsweg, langs een leeuwenfontein en faƧades die uit de rots gegroeid lijken te zijn. In de stille Wadi al Farasa ontmoet ik meer geiten dan toeristen.

“Daar ben ik geboren”, vertelt souvenirverkoopster Fatma. Ze wijst naar een grot schuin tegenover het Romeinse theater. Ik schat haar nog geen dertig, maar de jonge vrouw vertegenwoordigt een afgesloten tijdperk. De huidige generatie wordt geboren in het nieuwe dorp, gebouwd door de overheid omdat steeds meer toeristen het werelderfgoed kwamen bewonderen. Wadi Musa, de bron van Mozes, zo heet Fatma’s dorp. Want de Bijbelse voorvaderen, die lieten hier talloze sporen, bronnen en bedevaartsoorden na.

Het beloofde land

MozaĆÆekstad Madaba ligt in een vruchtbaar gebied. “Al in de oudheid was dit een wijnregio”, weet Khaled. “En nog steeds leven hier vele aanhangers van de Grieks-orthodoxe kerk. In de kerk van Agios Giorgios ligt de unieke Landkaart van Madaba, een vloermozaĆÆek uit de zesde eeuw met Jeruzalem, de Jordaan en het Bijbelse Midden-Oosten in treffend detail. Enkele kilometers verder gedenkt een basiliek de plek waar Mozes stierf, nadat hij van op deze bergtop het beloofde land had aanschouwd. Ook voor wie zich niet verdiept in de religieuze geschiedenis, is Mount Nebo een verplichte stop. Bij helder weer zie je de groene vallei van de Jordaan, de Dode Zee en Jericho, het Bijbelse Judea en Samaria. Een zoveelste Mozesbron ligt hier vlakbij, en ook de rivierbedding waar Johannes Jezus doopte, de plek waar de vrouw van Lot in een zuil van zout veranderde, de verdoemde steden Sodom en Gomorra. Maar de Jordaan is hier geen machtige oudtestamentische stroom meer, het is veeleer een grensbeekje dat zijn debiet heeft prijsgegeven aan talloze irrigatiekanalen.

Jerash, het Pompeji van het Midden-Oosten, ligt op nauwelijks veertig kilometer van Amman. De heuvels kleuren hier groen, met olijfgaarden in de stenige grond. De imposante poort verleent toegang tot het oude Gerasa, een van de tien steden van de Decapolis, een federatie van stadstaten aan deze zijde van het Romeinse Rijk. Een uitzonderlijk ovaal plein omgeven door zuilen, komt uit op de cardo maximus, de geplaveide hoofdstraat dwars door de stad. Van hier klimt een schier eindeloze rij trappen naar het heilige der heiligen, de tempel van Artemis, beschermvrouwe van Gerasa. Van op dit hoogste punt zie je hoeveel hier nog op te graven en te ontdekken valt. Khaled steekt een lepel onder een metershoge pilaar en laat zien hoe de zuil wiegt in de wind. “Een uitstekende bescherming tegen aardbevingen”, glundert mijn gids. In de hippodroom ben ik getuige van een hilarische vertoning, ter vermaak van een internationaal gezelschap. Als Romeinse legionairs verklede stadsbewoners demonstreren de oude krijgstactieken, het mennen van een strijdwagen en het afslachten van gladiatoren. Gelukkig nemen de figuranten in het beloofde land zichzelf niet al te ernstig.

Door Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content