Thuis bij de bobo’s

Jesse Brouns kent als geen ander de laatste nieuwtjes van Parijs, hij volgt het bouwen en verbouwen, ziet winkels openen en weer sluiten en wijst de weg naar het hipste adres. Kortom, hij is de ideale gids voor Weekend-Knacklezers (zie ook p.19). Dit is alvast een voorproefje.

Tien jaar en enkele maanden geleden ben ik op goed geluk van Brussel naar Parijs verhuisd. Als ik terugkijk op het voorbije decennium, heb ik soms de indruk dat er weinig veranderd is. Alsof Parijs een schilderij is dat identiek bleef, terwijl de wereld eromheen nagenoeg onherkenbaar werd. Onzin, natuurlijk. De verschillen tussen nu en vroeger zijn weliswaar subtiel, maar het hedendaagse Parijs is een andere stad. Moderner misschien, en zeker losser, avontuurlijker, minder stijf en minder wereldvreemd.

Toen ik pas naar hier verhuisde, dreef er nog een zwembad op de Seine. Het zonk enkele weken later weg in de rivier (voor alle duidelijkheid : daar had ik niets mee te maken). Op de grasperken in stadsparken was zitten, liggen of picknicken nog streng verboden. Het winkelcentrum onder het Louvre was nog een ruwbouw en de Fondation Cartier, door architect Jean Nouvel geheel uit glas opgetrokken, moest nog worden ingehuldigd. Er is sinds 1994 één metrolijn bijgekomen en twee bruggen over de Seine en ontelbaar veel winkels. Mijn woonkamer was tien jaar geleden geen woonkamer, maar de refter van een leegstaande kartonfabriek. Het parkje aan de overkant van de straat was een ruïne, of misschien al een door planken afgeschermd terrain vague. De treinreis naar Brussel duurde tien jaar geleden nog honderd tachtig minuten (een half uur minder voor wie zich een zitje kon veroorloven in de Trans Europe Express) : de Thalys doet er thans niet meer dan vijfentachtig minuten over.

Wijken komen en gaan, in een steeds duizelingwekkender tempo. In het dertiende arrondissement is de voorbije jaren een volledig nieuw stadsdeel gebouwd, geconcentreerd rond de vier torens van de Bibliothèque Nationale, die evenveel opengeslagen boeken symboliseren. Het gebouw van architect Dominique Perrault, de chauffeurloze metrolijn die ernaar toe leidt en aantrekkelijke huurtarieven hebben de voorbije jaren verscheidene kunstgaleries naar de wijk gelokt, waaronder Kreo, een essentieel adres voor designafficionado’s, of Emmanuel Perrotin, wellicht de belangrijkste jonge dealer van hedendaagse kunst in de Lichtstad.

Enkele maanden geleden opende naast de bibliotheek een bioscoopcomplex van de groep mk2, met een handvol trendy cafés en restaurants, een behoorlijke boekenwinkel en de beste dvd-zaak in een straal van, oh, misschien wel duizend kilometer. Parijs telt lang niet meer zoveel onafhankelijke cinema’s als tien of twintig jaar geleden, maar het filmaanbod blijft groter dan in vergelijkbare metropolissen : een honderdtal zalen, enkele honderden schermen (het vergt een leven om ze allemaal te leren kennen). Vlak bij de bibliotheek wordt momenteel een oude graanmolen verbouwd tot universiteit. Het lijkt alsof er in dit stuk van het treizième elke week een nieuwe school, een vers appartementsgebouw of een blinkend kantoor uit de grond schiet. Straks komt de jeugd. En dan wordt de wijk, wie weet, een bruisend hoofdkwartier van de eenentwintigste eeuw.

Aan de overkant van de Seine, in de wijk Bercy, is de heropleving anders aangepakt, minder monumentaal. De oude wijnstapelhuizen zijn er omgevormd tot een openluchtwinkelcentrum met een bijna voorstedelijk karakter, dat vooral tijdens de weekeinden massa’s volk aantrekt. Net als het recente park ernaast, dat wordt geankerd door een voorlopig leegstaand gebouw van Frank O. Gehry, de architect van het Guggenheim Museum in Bilbao.

Andere wijken, andere verhalen. In het derde arrondissement werd het noordelijke gedeelte van de Marais (voorbij de legendarische place des Vosges en het gereputeerde Musée Picasso) lang verwaarloosd door de middenstand. Nu vindt men er een aantal van de belangrijkste galeries van Parijs en zaken met Frans design uit de jaren vijftig en zestig. Bij de nieuwkomers : Food, een door designer Christian Ghion ontworpen culinaire boekhandel en galerie in rue Charlot ; en R’Aliment, een flashy biorestaurant aan de overkant van de straat. Oostwaarts van de Marais, in en rond rue du Faubourg Saint-Antoine, ligt de oude slagader van de meubelindustrie. Die is de voorbije jaren bijna leeggebloed, maar daar kwam nu een einde aan. De handwerkers en de specialisten in meubilair van de verschillende Lodewijken zijn verdwenen, vervangen door nieuwe filialen van grote kledingmerken, een gloednieuwe meubelzaak van Habitat, en een aantal drukbezochte bars en clubs, waaronder Barrio Latino en La Fabrique, dat sinds kort ook een filiaal heeft in Tokio. In de bogen van het prachtige oude spoorwegviaduct tussen place de la Bastille en de buitenwijken, langs avenue Daumesnil, hebben zich de voorbije jaren nogal wat klassiekere interieurzaken gevestigd, veelal gespecialiseerd in artisanaal werk. De sporenpartijen werden vervangen door een park in de lucht, de zogeheten Coulée Verte, een prachtige groene lijn door de stad, die vooral ’s zondags druk wordt bewandeld. Het Canal Saint-Martin met zijn sluizen en ophaalbruggen is een andere streep door Parijs. ’s Winters geven de in vrolijke kleuren geschilderde winkelpanden de stad een warmer gezicht. Antoine & Lili, een speelse concept store aan het kanaal, is een favoriet adres van jonge Parisiennes. Designliefhebbers schuiven aan bij brasserie L’Est Parisien, ingericht met meubilair van de Braziliaanse broers Huberto en Fernando Campana, en bij Prune, in de trendy rue Beaurepaire.

Museum met kraakpandallures

Zelfs het stoffige, overkeurige zestiende arrondissement kreeg nieuw leven ingeblazen en mag opnieuw straffeloos worden gefrequenteerd. De impuls werd gegeven door het Palais de Tokyo, een gebouw uit de jaren dertig in Mussolini-stijl met twee enorme vleugels en een binnenplein (dat ’s zomers de uitverkoren skateramp is van jonge boarders). In de linkervleugel, gezien vanaf de straatkant, huist het stedelijke museum voor moderne kunst, dat momenteel gesloten is voor renovatiewerken. De rechtervleugel, eigendom van de staat, stond jaren leeg. Het Franse filmmuseum zou er oorspronkelijk een nieuw onderdak krijgen, maar dat instituut trekt binnenkort naar Bercy, naar het voormalige American Center van Frank O. Gehry (zie hoger). In de plaats kwam er een ‘interdisciplinair laboratorium voor hedendaagse kunst en cultuur’, Palais de Tokyo genaamd. Geen klassiek museum (er is bijvoorbeeld geen permanente collectie), maar tegelijk ook meer dan een doordeweekse expositiehal voor tijdelijke tentoonstellingen. De programmatie is erg avontuurlijk. De kunstenaars zijn meestal jong en behoorlijk obscuur (maar niet altijd : vorig jaar liep er een tentoonstelling van LouiseBourgeois, die stokoud is). De interieurs hebben iets van een kraakpand, mijlenver dus van de door supersterarchitecten opgetrokken musea van glas en titanium in andere delen van de wereld. Het Palais de Tokyo is bovendien open van twaalf uur ’s middags tot middernacht : voor Parijs zijn dat revolutionaire openingsuren.

Het winkellandschap is de voorbije tien jaar misschien wel het sterkst geëvolueerd. Ergens in de jaren tachtig was Parijs in slaap gevallen. De wedergeboorte begon officieel in 1997, heel stilletjes, met de opening van Colette, het warenhuis op miniatuurformaat dat van de stad opnieuw een bijdehandse shoppingbestemming maakte. Het succes van Colette was wereldwijd, een bezoek aan de winkel van rue Saint-Honoré werd bijna een verplichting voor toeristen en zakenreizigers.

De hele buurt werd ingepalmd door min of meer trendy zaken en een rist imitatoren, die sindsdien ongeveer allemaal failliet zijn gegaan. Comme des Garçons, het Japanse merk, begon op place du Marché-Saint-Honoré een juweel van een parfumzaak (de gevel is van de beroemde Britse architectenpraktijk Future Systems). De antieke koffermaker Goyard, enkele nummers westwaarts, maakte een opgemerkte comeback. John Galliano, de excentrieke Britse ontwerper van het huis Dior, streek eind vorig jaar neer met zijn eigen zaak, kort daarop gevolgd door Helmut Lang. Martin Margiela opende twee zaken op een zucht van het tijdloze Palais Royal, waar parfumeur Serge Lutens en vintagespecialist Didier Ludot hun fragiele, lichtjes decadente schrijnen aan de elegantie uitbaten, in de schaduwen van de arcaden rond het park.

Er komen elke maand ambitieuze winkels bij. Op de linkeroever, in Saint-Germain-des-Prés, openen de grote internationale meubelfabrikanten de ene nieuwe flagshipstore na de andere. Cassina heeft er sinds oktober een zaak, op slenterafstand van onder meer Kartell, Maxalto, Boffi, Kvadrat en Molteni. In de Marais dicteert de mode van het moment kunstboekenwinkels.

Artistiek tafelen

Het was wellicht van de jaren twintig van de vorige eeuw geleden dat er in Parijs nog gedecideerd moderne gelagzalen werden gebouwd (zoals La Coupole in de wijk Montparnasse, een absoluut monument). Het aantal nieuwe restaurants is nauwelijks bij te houden. Georges, op de bovenste verdieping van het Centre Pompidou, heeft een van de mooiste panorama’s van Parijs (let op de Eiffeltoren in de verte : die flikkert ’s avonds op het uur). Het is een van ’s werelds meest gelauwerde designrestaurants, wat zoals het woord al suggereert minder te maken heeft met de keuken (die is behoorlijk doorsnee) als met het werk van ontwerpers Dominique Jacob en Brendan MacFarlane.

Georges is het paradepaardje van de familie Costes, eigenaars van ongeveer een dozijn toonaangevende restaurants, cafés en hotels in Parijs. Die zijn bijna allemaal ingericht door designers met naam : Café Costes, in de vroege jaren tachtig hun eerste geruchtmakende zaak, was een project van Philippe Starck. De klassieke decorateur Jacques Garcia ontfermde zich over Hotel Costes, dat verstopt ligt achter een onopvallende façade in rue Saint-Honoré. Café Marly, waarvan het terras uitkijkt over de piramide van het Louvre, heeft meubilair en verlichting van Olivier Gagnère. En CaféBeaubourg, aan de voet van het Centre Pompidou, werd toevertrouwd aan architect Christiande Portzamparc, die later de Pritzker-architectuurprijs won. Het is het oudste nog bestaande café van de broers. En het jongste ? Dat is Etienne Marcel, in een voormalige slagerij in de straat met dezelfde naam. De inrichting van dat restaurant is van de hedendaagse kunstenaars Philippe Parreno en Pierre Huyghe, in samenwerking met het duo M/M, de art-directors van onder meer het modetijdschrift Vogue (tot enkele maanden geleden) en platenhoezen voor Björk en Madonna.

Kong, het recentste walhalla van de glitterati, bevindt zich in een gebouw uit de negentiende eeuw dat kort geleden nog een onderdeel was van La Samaritaine. Dat legendarische warenhuis kampte al jaren met financiële problemen. Het werd uiteindelijk ingelijfd door de luxegroep LVMH, eigenaar van champagnes, luxemerken en de elegante warenhuizen Le Bon Marché (op de linkeroever) en Franck et Fils (in de verschrikkelijk deftige wijk Passy). Sinds de overname is La Samaritaine gereduceerd tot één gebouw, het oude vlaggenschip in art nouveau-stijl. In de oude sportafdeling, een apart gebouw, huist sinds vorige lente een aantal filialen van LVMH : Kenzo en de megaparfumerie Sephora, alsook twee restaurants. Beneden zit Lô Sushi, een sushibar ontworpen door Andrée Putman. De bovenste verdiepingen worden ingenomen door Kong. De vijfde verdieping dient als bar. Het in zoetzure kleurtjes aangeklede restaurant kreeg een plek op de zesde verdieping, onder een reusachtig, grotendeels glazen plafond, met uitzicht over de Seine en de Pont Neuf, de favoriete brug van een meerderheid Parisiens.

Alle macht aan de bobo’s

Ik weet niet wat de toekomst brengt en ik heb er geen idee van hoe Parijs er over tien jaar zal uitzien. De huidige burgemeester, Bertrand Delanoë, leidt een coalitie van socialisten en groenen die vooral het welzijn van de bobo’s lijkt na te streven. Die bourgeois-bohémiens zijn behoorlijk bemiddeld, behoorlijk hip en behoorlijk jong, van nature of van geest. De bobo’s lijken in korte tijd de belangrijkste bevolkingsgroep van Parijs te zijn geworden, tot grote ergernis van de conservatieve partijen en hun kiezers, die vooral in het seizième zijn gelegerd. De voorbije twee jaar richtte het stadsbestuur zijn aandacht vooral op het verkeer (minder dan de helft van de huishoudens in Parijs heeft een auto), met een controversieel resultaat. Drukke ave- nues en boulevards kregen aparte rijstroken voor bussen, taxi’s en fietsers. In verscheidene arrondissementen werden (alsnog experimentele) verkeersarme wijken ingericht en de autowegen langs de Seine zijn nu het hele jaar door autovrij op zondag (en de hele maand augustus, wanneer ze worden ingepalmd door de artificiële stranden van Paris Plage). Fietsen is Parijs is al veel aangenamer dan pakweg drie jaar geleden en moet dat nog veel meer worden.

Echt spectaculaire architectuur is er al een tijd niet meer gebouwd. Parijs is tegelijk moderner en dorpser geworden. Sinds de monumentale projecten van president Mitterrand in de jaren tachtig is de skyline haast ongewijzigd. Het is wachten op de renovatie van het Grand Palais, dat momenteel een glazen dak krijgt, en op Jean Nouvels museum voor primitieve kunsten in de schaduw van de Eiffeltoren. Parijs wil in de toekomst ook de Olympische Spelen binnenhalen. Het laatste belangrijke braakliggende terrein van de stad, in de wijk Batignolles, is voor dat evenement gereserveerd. Burgemeester Delanoë schijnt nu werk te willen maken van architectuur. Als alles goed gaat, drijven er binnen enkele jaren twee grote zwembaden op de Seine, met openschuifbaar dak, solarium, hammam en sportzaal. De stad wil zich, voor het eerst sinds de jaren zeventig en naar het voorbeeld van een stad als Londen, opnieuw aan hoogbouw wagen. Er is geen anders plaats meer en men zei toch altijd dat the sky the limit is. Concrete plannen voor nieuwe torens zijn er nog niet en een meerderheid van Parisiens houdt de stad liever plat. Maar in 2014 kijk ik misschien neer op Parijs vanuit mijn futuristisch appartement op de vijfenzestigste verdieping. In feite moet de eenentwintigste eeuw nog beginnen. n

Tekst Jesse Brouns Foto’s Guy Kokken

In het 13de arrondissement is rond de vier torens van de ‘Bibliothèque Nationale’ een nieuw stadsdeel gebouwd met galeries, een bioscoop, cafés, restaurants en dé dvd-winkel.

Tussen place de la Bastille en de buitenwijken werden de rails vervangen door een park in de lucht, de zogeheten ‘Coulée Verte’ : een prachtige groen wandelpad door de stad.

Parijs wil de Olympische Spelen binnenhalen. Het laatste belangrijke braakliggende terrein van de stad, in de wijk Batignolles, is voor dat evenement alvast gereserveerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content