Stijn Meuris Ik ben weleens een kwartier gelukkig

“De halve wereld is gek gemaakt.” Het was een binnenkomer van formaat, die eerste zin uit Noordkaaps comeback-single “Pretentious Moi” en tevens de regel die de nieuwe cd “Massis” opent. Zanger Stijn Meuris doet intussen hardnekkige pogingen om niet dol te draaien en de kalmte te bewaren.

L uc Janssen, de man die zich ondanks zijn grijze haren nog altijd geroepen voelt om op Studio Brussel te bepalen wat hip is en wat niet, noemt Noordkaap “een deel van de boetiekcultuur”. En Herman Schueremans achtte de groep enkele jaren geleden niet geschikt voor Torhout/Werchter wegens “niet left of the centre genoeg”. Eigenlijk moeten we daar héél hard om lachen.

Voor wie zich uitput om trendy te zijn, vaak genoeg herhaalt hoe integer hij wel is, de juiste vrienden kiest en de zere tenen omzeilt, wordt in dit land de rode loper uitgerold. Wie daarentegen, zoals Stijn Meuris, z’n hart op z’n tong draagt, misschien niet altijd even genuanceerde, uitgesproken meningen ventileert, tot geen enkel kamp behoort en het waagt singles te maken die op Radio Donna gedraaid kunnen worden ( Ik Hou Van U, Satelliet Suzy), die verliest zijn street credibility. Echt om te lachen, ja.

Wie een stel betrouwbare oren en geen vooroordelen heeft, moet vaststellen dat Noordkaap op de nieuwe cd Massis eens te meer grondig z’n huiswerk heeft gemaakt en rechtuit zegt waar het op staat. Vanuit de buik, de plek waar alle goeie rock-‘n-roll vandaan komt.

In vergelijking met Programma ’96, hun vorige gewone album (tussendoor maakte de groep nog wel de soundtrack van Alles Moet Weg), heeft Massis een warmere, bijna ouderwetse sound. De plaat is deels opgenomen in Vitanova, een tot studio omgebouwde vishandel langs de Antwerpse kade, eigendom van Nova Star-zanger Joost Zweegers en Jo Francken, die Massis produceerde. In dit klein maar oergezellig honk staat apparatuur met een geschiedenis. Volgens de overlevering heeft de mengtafel de geboorte van de Queen-klassieker Bohemian Rhapsody nog meegemaakt.

Ik hoor dan wel geen Queen in Massis door, maar echo’s uit de new-waveperiode.

Stijn Meuris: Dat was een optie. Gezien de sfeer die in de teksten al sluimerde, bleek dat ook te kloppen. Het centrale thema was de drukte die mij omringt en waar ik steeds minder tegen kan. Hoewel ik natuurlijk ook zelf deel uitmaak van die drukke wereld. Toen we dat muzikaal moesten vertalen, kwamen we al snel uit bij die klanken uit de jaren ’80. Het moest een stadsplaat worden. Wij zijn met Noordkaap stilaan tot het besef gekomen dat een studio meer is dan een ruimte waar je je muziek registreert. Het is evengoed een instrument. Jo Francken is in die optiek een interessante figuur. Hij vroeg zich al weken op voorhand af: waar willen we naartoe? Hij was ook de eerste die op die rode draad van dat unheimlich gevoel wees. Dat ongemak is een constante in m’n leven. Ik vind het allemaal niet zo prettig. Ik kan best lol maken, maar au fond is er toch altijd die ontevredenheid. Noordkaap staat niet meteen bekend als de meest grappige groep ter wereld. Ik vind dat een goeie zaak, al cultiveren we dat imago nu ook weer niet. We zijn geen zwartjassen. Staan echt niet voortdurend naar de tippen van onze schoenen te kijken. Maar die ernst is moeilijk weg te vegen. Wat, ik geef toe, voor een groot stuk door mij komt. Nuance: we zijn geen negativisten. Anders hadden we in acht jaar tijd geen zeven cd’s gemaakt. Die sound is uiteraard ook te verklaren door onze leeftijd. We zijn allen opgegroeid in de jaren ’80. Toen ben ik trouwens muziek beginnen maken.

We hebben meer op ons gemak aan deze cd kunnen werken dan aan Programma ’96, en dat hoor je. De omstandigheden waren totaal anders. Precies een jaar geleden was Noordkaap plots herleid tot een duo: gitarist Lars Van Bambost en ik. Even was er paniek. Ik ben blij dat we zeer snel de mouwen opgerold hebben. Het was direct duidelijk dat Lars en ik verder wilden. De drie nieuwelingen geven dynamiek. Ze wilden heel graag bij Noordkaap spelen. Dat vonden wij, in alle bescheidenheid, heel eigenaardig. Al zijn we geen supergroep, blijkbaar staan we toch voor iets. In de ogen van de jonge muzikanten die op de audities afkwamen, waren wij blijkbaar een band die het wel meende. Sommigen gaven toe dat ze ons in feite niet echt goed vonden, maar toch hadden ze respect voor de manier waarop we werkten.

Had je het zien aankomen dat drie mensen uit de groep zouden stappen?

Bij twee van de drie was het zonneklaar. De familie-omstandigheden speelden mee. Ze hadden een huis gebouwd, kinderen en veel werk. Eerlijk, dat zijn de verhalen waar ik van gruwel. Alsof die dingen je er plots van weerhouden van alles te doen. We treden op binnen een zeer gelimiteerd gebied. We zijn hooguit één keer drie dagen van huis. Het is een kwestie van ingesteldheid. Ik heb ook een vast lief, een eigen woonst en een veeleisende job. Eigenlijk is de combinatie moeilijk vol te houden, maar als je zoals Lars en ik gebeten bent door de microbe, laat je de groep om die redenen niet vallen. Daarom had ik bij die twee al snel iets van: ga alsjeblief weg!

Ze zijn ook volledig met muziek gestopt. Wat ik, vooral in het geval van de drummer, heel jammer vind. Een fantastische muzikant. Bij Wim, de toetsenman, lag het anders. Ik durf onomwonden te zeggen dat dat een genie is. Compositorisch een kei, en met een ontzettend goeie smaak. Zo’n muzikanten zijn niet dik gezaaid. We hadden die soundtracks gemaakt, Manneken Pis en Alles Moet Weg, waar hij zich heel goed bij voelde. Hij ontdekte dat dát zijn wereld is. Van het circus dat rond rock hangt, had hij genoeg. Hij vond het veel leuker om thuis in zijn home studio maanden te prutsen aan een soundtrack. Na z’n vertrek heeft hij trouwens meteen de prachtige score van Terug Naar Oosterdonk gemaakt. Nu is hij bezig met Man Van Staal, de debuutlangspeelfilm van Vincent Bal. Daar ben ik fier op. Dankzij Noordkaap heeft Wim een job gevonden, want voordien was hij werkloos.

Met de nieuwe leden krijgen Lars en ik sterk de indruk dat wíj ons nu moeten bewijzen. Zij hebben heel snel hun plaats in de band gevonden.

Je worstelt al wel langer met het ongemak waarover je sprak. Toch heb ik de indruk dat er iets veranderd is. In “Druk In Leuven” noemde je jezelf nog “een opgejaagd dier”. In die termen zing je niet langer over jezelf. Een nummer als “De Belofte Jong Te Sterven” zie ik je nu ook niet meer schrijven.

Nee, dat klopt. Wat niet wegneemt dat ik dat nog altijd mooie liedjes vind. Het ongenoegen manifesteert zich nu op een ander niveau. Ik zal nooit gemoedsrust vinden, daar heb ik me bij neergelegd. In alle eerlijkheid: ik ben weleens een kwartier gelukkig. Maar daar blijft het dan bij. Ik vrees dat ik te veel nadenk over wat dat is, gelukkig zijn. Ik ben kalmer geworden dan vroeger, ja. Maar dat achtergrondgeruis blijft. Ik speel blijkbaar voortdurend in een film waarin je het onheilspellende themaatje van Jaws hoort. Alleen duurt het erg lang voor er een explosie komt. Het lijkt alsof ik constant in de wachtfase zit. Ooit moet het gigantisch mislopen, dát vermoeden. Misschien is het een waanidee en moet ik het eindelijk eens loslaten. Het wordt bijna een dwangneurose. Ik probeer voorzichtig te zijn. Het zal wel met m’n karakter te maken hebben. Ik zie dat ook bij wielrenners. Wint zo’n renner na een ongelooflijke krachtinspanning, 260 kilometer in de zeikende regen, de Omloop Het Volk, iets waardoor ík ontroerd raak, dan heeft hij amper z’n remmen dichtgeknepen of hij begint nuchter de wedstrijd te analyseren. Die gasten genieten dus ook niet. Misschien is het eigen aan de topsport, want in zekere zin is muziek dat ook. Met veel meer doping overigens. (lacht) Als ik nog nahijg van een goed concert voel ik me even fantastisch, maar dat ebt snel weg. Ik weet me omringd door groepsleden die dat ook hebben. Die lopen ook niet een hele avond jubelend rond. Dan zegt Lars bijvoorbeeld: “Ja, het was niet slecht, maar in dat vierde nummer heb ik enkele fouten gespeeld.”

Ik ben zeker geen pessimist. Eerder een realist. Ik heb nooit verzocht om op deze planeet te leven. De carpe diem-gedachte is niet aan mij besteed. Ik wou dat alles oké was en heb alle respect voor de mensen die dat willen geloven. Ik heb een vaag theorietje dat het zo móet zijn. Als op dit eigenste moment alle werknemers van Ford in Genk collectief zouden beseffen dat het allemaal maar niks is, hun jas zouden aantrekken en buiten stappen… stel je voor wat dat zou geven. Het systeem laat zoiets niet toe.

Nogmaals, ik heb bewondering voor mensen die hun lot dragen en daar verder ook niet moeilijk over doen. Eigenlijk zijn we luxediertjes. Ik herinner mij dat ik me, toen ik 16 was en op het Koninklijk Atheneum in Overpelt zat, altijd een plaatsje aan het raam zocht. Het was 11u40, de zon scheen en er liepen mensen over straat. Had men me toen gevraagd: “Wat wil je later doen?”, dan zou ik geen pasklaar antwoord gehad hebben. Wat ik wel wist, was dat ik een beroep wilde dat me toeliet om, zoals die mensen, op dat uur van de dag over straat te lopen. Ik wilde vrijheid.

Je hebt me vroeger weleens opgebiecht dat je soms, als het je allemaal wat te veel werd, zin kreeg om je auto aan de kant te zetten en een interview af te bellen. Heb je dat intussen al een keer gedaan?

M’n auto aan de kant zetten wel. Een interview afbellen niet. Als ik straks naar huis rij en m’n kop zit vol, dan durf ik inderdaad even een parking op te rijden. Om gewoon even op de berm te gaan zitten. Ik weet dat mensen zoiets niet van me verwachten, maar ik krijg steeds meer behoefte aan die rust. Ik wil niet klinken als m’n opa zaliger, maar ik weet echt niet meer waar het met deze wereld naartoe gaat. Er is nu echt té veel input. We zijn allang voorbij die fifty channels and nothing on waar Bruce Springsteen het ooit over had. Er zou een globale informatiestop moeten uitgevaardigd worden. Relax, gentlemen! Ik ben niet meer bij machte de hoofdzaak van de bijzaak te scheiden. Werkelijk alles heeft tegenwoordig nieuwswaarde. Gisteren zei m’n lief nog: “Vind je het niet raar dat Joyce De Troch een maand vrijt met de vreselijke Peter Hoogland en daarover bij Goedele Liekens verslag moet komen uitbrengen?” Inderdaad, die relatie heeft nog niet eens de kans gekregen om uit te kristalliseren. Maar daar moeten dus wél 1,8 miljoen kijkers notitie van nemen. Het gekke is dat Hilde mij op zoiets moet wijzen. Zelf had ik daar, ook al was het maar drie minuten, zonder enige bedenking naar gekeken. Je wordt zó meegezogen in de valse evidentie van die onzin. Iemand moet je wakker schudden. Ik kan en wil het niet langer volgen. Ik heb al genoeg tol moeten betalen… de inzinkingen en de momenten van zwakte.

Ja, het is nu iets kalmer. Gelukkig maar. De enorme pieken en dalen blijven weg. Niet dat ik nu in een saaie, lethargische fase ben beland. Ik heb de indruk dat ik de dingen nu gewoon scherper zie.

Je zou je tv-toestel gewoon moeten buitenkieperen.

Dat doet me denken aan een uitspraak van Mauro Pawlowski van Evil Superstars: “Popsterren gooien tegenwoordig geen tv meer uit het raam, maar de afstandsbediening.” (lacht) Weet je, zelf zou ik enkel de handleiding durven buitenzwieren. De brave burger in mij zegt: je mag toch niks kapotmaken. Het is heel vreemd dat uitgerekend iemand als ik soms als des duivels wordt aanzien. De stoute Meuris. Terwijl ik de braafste jongen ben die er rondloopt.

Kom, kom. Je weet best hoe je aan dat imago komt. Je hebt toch enkele rellen uitgelokt, onder andere met Jos Van Oosterwijck, in verband met “Tien Om Te Zien” en de weigering om jullie op Marktrock te programmeren.

Ja maar, je hebt hier in dit land toch wel heel rap een rel. Als ik in een interview met Het Laatste Nieuws zeg dat ik Hoogland een vreselijke gast vind, heb ik al een rel. Dat is allemaal heel relatief. Echt, ik heb dat nooit begrepen. Ik flap die dingen er in alle spontaniteit uit. Daar zit heus geen script achter.

John Massis, de man met het sterkste gebit ter wereld, werd ook niet begrepen. Mensen gingen naar hem kijken om eens goed te lachen.

Massis wás ook moeilijk te begrijpen. Het was zonder meer een tragische figuur. En toch koester ik bewondering voor hem. Ik hou van mensen met een overtuiging, wilskracht en boosheid. Dat ingebakken vuur dat constant op stand vijf staat. Ik heb lang gedacht dat hij niet goed wist waarom hij zo gedreven was. Ik neem aan dat het niet echt een aangename mens in de omgang was. Volgens mij zag hij in zijn krachtpatserij de schepping van een universum. Voor de winkelende huisman op de parking van het grootwarenhuis, met een schreeuwend kind naast hem dat bang was van die boze meneer, had dat echter maar zes seconden amusementswaarde. Massis kwam in het pre-VTM-tijdperk op voor de visuele artiest. Hij vond dat hij niet de aandacht kreeg die hij verdiende. Dat frustreerde hem. Hij stichtte dan ook een eigen partij, de Positief Radikalen. Alleen die naam al. Op de foto die we uitkozen voor onze hoes staat hij als een mooie, Franse acteur. Iemand moet trouwens eindelijk een film over hem maken. Jean-Marie De Decker, de judocoach, moet de hoofdrol spelen.

In het cd-boekje bedank je alle mensen die de moeite blijven doen om Noordkaap te begrijpen.

Ja, omdat het blijkbaar niet evident is om een liefhebber van Noordkaap te zijn. Ik heb het gevoel dat ons publiek een heterogene groep vormt. De fans hebben niet allemaal hetzelfde T-shirt aan. Ik denk dat we een pluralistische band zijn. Maar tegelijk stel ik me voor dat die mensen zich op een feestje weleens moeten verdedigen omdat ze thuis een plaat van Noordkaap hebben.

Het is evidenter om De Mens goed te vinden.

Waarom, vraag ik me nog altijd af. Nee serieus, ik heb echt respect voor de mensen die ons blijven volgen. Die doen moeite, dat weet ik. Ik merk dat aan hun reacties. Ik denk dat velen doorhebben dat we een rare groep zijn. Met een rare zanger, die aan geen enkel verwachtingspatroon voldoet. Ik ben geen rolmodel, dat is wel duidelijk. Frank Vander linden is dat misschien iets meer. We maken wellicht ook minder lawaai. Ik bezoek minder feestjes. Ik ben te oud en te moe geworden om me daar mee bezig te houden. We hebben een jaar, bijna ambachtelijk, aan de nummers voor Massis gewerkt, zonder ons te veel te laten afleiden.

Weet je waar ik het voor doe? Omdat ik hoop dat ik mensen die ons niet kennen kan bereiken en raken. Dat de openingszin van onze eerste nieuwe single Pretentious Moi – “De halve wereld is gek gemaakt” – links en rechts voor kippenvel zorgt. Dat klinkt misschien arrogant, maar dat is het niet. Het is net de zuiverste motivatie die je kan hebben. Voor mij is dat de essentie van muziek. Verder geen trucs in de mouwen. Ik merk dat 90 procent van de hedendaagse groepen die motivatie niet heeft. Het draait enkel om: ik wil beroemd zijn. Dat is, ik zweer het op m’n communicantenzieltje, nooit mijn beweegreden geweest. Deze jongen is in ’82 muziek beginnen maken omdat hij in het Nederlands via de radiogolven iemand een krop in de keel wou bezorgen. En die iemand mag mij voor de rest gerust een lelijk, veel te druk mannetje vinden. Die ontroering van enkele minuten is het enige dat telt. Ik hoef al die pseudo-ernst niet die rond muziek verkocht wordt. Muziek is geen exacte wetenschap.

“Massis” is uit bij Double T.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content