SPECIAL GESCHENKEN. Het potlood staat weer sjiek
Uitgekeken op zijn flikkerende computerscherm
grijpt de mens van de jaren negentig weer naar
het degelijke potlood en de ouderwetse pen.
Ze passen perfekt in de trend van de “new modesty”.
SOFIE MESSEMAN
PIET DE MOOR
FOTO’S : KRISTIEN BUYSE
Vanwaar ze komen, herinnert bijna niemand zich, en toch heeft iedereen ze in huis : potloden. Vaak gaat het om afgesleten stompjes : er is op gekauwd en geknaagd, de lak bladdert er in schilfers af en sporen van tanden zijn zichtbaar in het hout. Maar op potloden staat geen versheidsdatum. Om ze weer bruikbaar te maken, volstaat het er een nieuwe punt aan te slijpen. Het uithoudingsvermogen van een potlood is uitzonderlijk. Een nieuw eksemplaar schrijft makkelijk 50 kilometer.
Experts voorspellen dat het nog wel even duurt voor het potlood uit het dagelijks leven verdwijnt. De ondergang van het potlood werd de jongste decennia nochtans meer dan eens voorspeld. Een eerste keer werd aan de alarmbel getrokken bij de opkomst van de balpen. Het modern ogende plastic, gekombineerd met de doeltreffende punt, beloofde een nieuw schrijfelan. Schrijven met een potlood werd not done en vulpennen hadden zoveel ongemakken dat je ze maar beter thuisliet. Wie bij de tijd was, schreef met een vlotte balpen.
Maar helemaal verdwijnen deed het potlood niet. Niet toen de viltstift zijn intrede deed en niet toen zowat elke kantoortafel werd uitgerust met een computer. Integendeel, vrijwel alle fabrikanten stellen momenteel een stijging vast van hun potlodenverkoop.
Kommunikatiedirekteur Roland Wenger van het Zwitserse merk Caran d’Ache is overtuigd dat de heropleving van het potlood in het computertijdperk geen kontradiktie is. Wel bestaat er een verband tussen beide. Wenger vermoedt dat de mens van de jaren negentig een beetje is uitgekeken op zijn flikkerende computerscherm en terug wil naar eenvoudige gebruiksvoorwerpen, liefst met een referentie aan het verleden.
Die new modesty komt ook tot uitdrukking in de voorkeur voor zwart-witfoto’s boven kleurenfoto’s, omdat ze zowel kunstiger als ouder aandoen. Een andere indikatie voor deze nieuwe belangstelling voor het verleden is de voorkeur voor pennen. De pen roept associaties op met beroemde schrijvers van weleer. Grote merken brengen de laatste jaren overigens pennen uit die luisteren naar namen van illustere schrijvers als Oscar Wilde of Voltaire.
Nostalgie is volgens Wenger dé sleutel om de revival van het potlood te verklaren. Hij maakt zich sterk dat die trend zich de komende jaren nog sterker zal doorzetten. “Het potlood blijft symbool staan voor de geschreven tekst, ” meent Wenger. “Potloden zijn niet duur en toch sympatiek. Wellicht spreken ze ook aan omdat ze eetbaar zijn. “
Bij Caran d’Ache vertaalt de nostalgie zich in de verkoopcijfers. Exclusieve sets kleurpotloden worden steeds makkelijker aan de man gebracht. “Mensen voelen opnieuw de behoefte om met hun handen bezig te zijn, zelf iets te creëren, ” aldus Wenger. “Het mechanische van hobby’s als filmen en fotograferen begint ze te vervelen. Door te tekenen kunnen ze hun eigen emoties uitdrukken. Want zolang de mens een ziel heeft, zal hij tekenen, ” luidt het lyrisch. Met een set van 17 tekenpotloden van uiteenlopende grijswaarden, speelt Caran d’Ache handig in op de nieuwe teken- en schrijfhype.
De Nederlandse firma Bruynzeel, die in Brasschaat de enige potlodenfabriek runt die de Benelux nog rijk is, heeft ook oren naar de nieuwe potlodenwoede. De jongste serie designpotloden kreeg de naam Full Colour mee, waarmee de aandacht meteen gevestigd is op het hoge pigmentgehalte van dit tekenmateriaal. De licht-echtheid van de kleuren is aangegeven met zonnetjes en de ongelakte potloden zijn luxueus afgewerkt met een fijn “sigarenbandje”. Ze zijn opgeborgen in een genummerd kistje uit cederhout. Aan de uitzonderlijke reeks hangt een al even exclusief prijskaartje. Een set van 100 design-kleurpotloden kost 4700 frank, voor een set van 12 potloden tel je 590 frank neer. Zaakvoerder Hans A. Wilhelm is ervan overtuigd dat er pakweg tien jaar geleden geen plaats was voor dit soort aardigheidjes. “Toen gingen mensen voor dit bedrag liever gezellig eten, ” lacht hij. “Nu koopt het publiek liever iets moois. “
Potloden doken voor het eerst op in het 16de-eeuwse Engeland. In 1564 legde een storm in Cumberland, onder de wortels van een gevelde boom, een glanzend materiaal bloot, dat sterk geleek op lood. Het goedje gaf zwart af en was makkelijk uitwisbaar. In zijn pure vorm deed het dienst als primitief schrijfmateriaal, een soort voorloper van het potlood.
Het was wachten tot de 18de eeuw voor de Duitse scheikundige Karl Wilhelm Scheele kon aantonen dat de substantie uit de mijnen van Cumberland geen lood was, maar net als diamant een gekristallizeerde vorm van koolstof. Hij noemde zijn ontdekking grafiet, naar het Latijnse graphium, wat schrijfstift betekent. De term “potlood” heeft dus niets te maken met lood, hij verwijst enkel naar de oorspronkelijke misvatting over het materiaal.
In 1839 kwam de Nürembergse potlodenmaker Lothar Faber op het idee om grafiet met klei te vermengen. Hij ging die brij bakken en het resultaat was een produkt dat beter geschikt was om mee te schrijven dan zuiver grafiet. Rond dezelfde tijd kwamen Nicolas Jacques Conté uit Frankrijk en Harmuth uit Oostenrijk tot gelijkaardige bevindingen.
Nog steeds bestaan potloodstiften uit een mengeling van klei en grafiet. Door de verhoudingen tussen beide materialen te variëren ontstaan de verschillende hardheidsgraden van potloden. Meer grafiet dan klei geeft een zachtere stift, meer klei dan grafiet resulteert in een hardere stift. Momenteel wordt grafiet vooral aangetroffen in Sri Lanka, Madagascar, Mexico, de Verenigde Staten en Zuid-Duitsland.
Een ander basismateriaal voor het maken van potloden is cederhout. Dat is een lichte houtsoort, waardoor potloden niet zwaar in de hand liggen. Bovendien heeft dit hout heel rechtlijnige nerven, wat voordelen geeft bij het slijpen. Het cederhout voor de potloodindustrie is afkomstig van Amerikaanse plantages, waar tegenwoordig een ekologisch principe gehanteerd wordt. Voor elke gekapte boom komen er twee jonge boompjes in de plaats. De bomen worden verzaagd tot plankjes of slats van 70 bij 185 millimeter. In die vorm komen ze terecht in de potloodfabriek.
De voorstelling als zou de potloodstift in de houtstaaf worden geschoven of geslagen, behoort tot het rijk der fabels. In werkelijkheid worden er negen groeven geslepen in twee van die slats, waarop een flinterdun laagje lijm komt. In de groeven van een van de plankjes komen negen grafietstiften. Daarop komt een tweede ingesneden plankje, waarna het dichtgelijmde geheel in een freesmachine belandt. Die snijdt negen ronde of zeshoekige potloden uit het plankje. Vervolgens gaan de potloden vier tot zeven keer door een lakbad, waar ze bedekt worden met dunne laagjes niet-toxische lak. Tegenwoordig wordt de laklaag vaak vervangen door een transparante beschermlaag. Blankhouten potloden passen nu eenmaal beter in de heersende ekotrend.
Als ze gelakt zijn, moeten de potloden nog worden gescherpt. Daartoe rollen ze langs een schuurband, of en alleen Bruynzeel doet dat nog langs een reeks messen. Ten slotte wordt de naam van de producent door middel van foliedruk op het potlood gestempeld. Het verpakken van potloden gebeurt nog steeds manueel, om zeker te zijn dat de naamstempel naar boven is gericht en natuurlijk ook als laatste kontrole.
In het luxesegment tart de Duitse potlodenfabrikant Faber-Castell alle verbeelding. Onder het motto “Het potlood is dood, leve het potlood” reist de Duitse graaf Anton Wolfgang von Faber-Castell heel Duitsland af om zijn “nieuwste” produkt, het luxepotlood, voor te stellen. De potloden zijn vervaardigd uit cederhout. Aan een set van vijf luxepotloden, inclusief alle toebehoren, zoals een witte radeergom met een verzilverd afsluitkapje en een ingebouwde scherper, hangt een prijskaartje van 11.000 frank. Het geheel is dan wel verpakt in een opbergdoos uit essehout met verzilverd deksel, waarop het familieschild van de Faber-Castells prijkt. De potloden kunnen mee op reis, maar staan vooral sjiek als statussymbool op het bureau. Er schuilt een ietwat opgeschroefde marketingstrategie achter de luxereeks. Een van de slagzinnen van die strategie : “De tijd is rijp voor een nieuwe trend”, appelleert aan de “terugkeer naar echte en natuurlijke waarden. ” Daarbij wordt gedacht aan de toegenomen aandacht voor de natuur, aan kreativiteit en emotionaliteit. “En wat is er nu kreatiever dan te schrijven met een potlood ? “, luidt de retorische marketingvraag. Of nog : “Geen ander schrijfgerei is beter geschikt om te plannen, kladversies te maken, te korrigeren of ideeën te herzien. ” Er wordt nog aan toegevoegd dat het weer sjiek staat om afspraken met een potlood in een agenda te noteren. Zakenlui hoeven dus niet bang te zijn voor ouderwets te worden versleten als ze hun potlood bovenhalen, op voorwaarde dat het een luxepotlood is met designallures, in aangepaste klassieke materialen als hout en zilver.
Toen Graaf Anton Wolfgang von Faber-Castell in 1978 het potlodenimperium van zijn vader erfde, ging dat niet gepaard met een laaiend entoesiasme. De potlodenbusiness was met uitsterven bedreigd, zo vreesde hij. Maar in het midden van de jaren ’80 keerde het tij. Er werd gezworen bij al wat eenvoudig en natuurlijk was. Die trend werd back to basics of new modesty gedoopt. Toen Graaf Anton Wolfgang von Faber-Castell vijf jaar geleden het plan opvatte om een potlood te promoveren tot statussymbool, verklaarde zijn omgeving hem voor gek. Een potlood kon nooit een luxegoed worden, zoveel stond vast. Om de potloden te ontdoen van hun goedkope imago engageerde de graaf een ontwerper met de opdracht een reeks 19de-eeuwse potloden in een hedendaags kleedje te stoppen. Om het luxekarakter nog te onderstrepen, verleende hij zijn eigen adellijke titel aan de reeks. Hij doopte ze “Graaf Anton Wolfgang von Faber-Castell”.
Evelyne Caron, zaakvoerster van de gelijknamige winkel voor luxeartikelen, sigaren en exclusief schrijfgerei in Gent, nam het risico en sloeg enkele van die luxueuze Faber-Castell-potlodensets in. “Ik hield mijn hart vast, ” vertelt ze. “Maar nauwelijks waren die potloden binnen, of ik had ze al verkocht. Mensen kopen ze om aan iemand te schenken, maar evengoed voor zichzelf. Ik stel vast dat heel wat klanten geld opzij leggen om voor zichzelf mooie dingen te kopen. ” In haar winkel ondervindt ze dagelijks de toegenomen interesse voor “ouderwets”, mooi schrijfgerei. Voortdurend wordt er door de klanten gevraagd naar kalligrafiepennen en -kursussen. De pennen worden gebruikt om zieleroerselen in dagboeken of naamkaartjes te schrijven. Zelfs de sets Rotring-pennen die ze tegen het advies van de verkoper insloeg, gingen als zoete broodjes over de toonbank. Hetzelfde gold voor de Rubinato-pennen, hebbedingetjes uit muranoglas, met bijpassende glazen inktpotten. Stempels om naar middeleeuws voorbeeld een eigen zegel mee te creëren, vinden gretig afnemers. De vraag naar ouderwetse inktsoorten getuigt van dezelfde trend naar retro-kleinoden. Tien jaar geleden zou dat ondenkbaar zijn geweest.
Faber Castell is niet de enige producent van schrijfgerei die handig inspeelt op die behoefte. Pennenfabrikanten hebben tegenwoordig de gewoonte om genummerde oplagen voor verzamelaars uit te brengen. Niet zelden zijn die reeksen al uitverkocht nog voor ze op de markt komen. Heruitgaven van vroegere reeksen en pennen die de naam van een bekend schrijver meekrijgen, zijn zeer gegeerd. Mont Blanc bijvoorbeeld, biedt pennen aan die luisteren naar illustere namen als Voltaire, Lorenzo De Medici, Lodewijk XIV, Oscar Wilde, Agatha Christie of Hemingway. Het zijn stuk voor stuk retromodellen die in een beperkte oplage op de markt worden gebracht. Ook allerlei verjaardagen zijn goed voor het lanceren van nieuwe modellen, denk maar aan de pen rond honderd jaar film of de Marconi-pen van Omas.
Dat ouderwetse vormgeving erg in trek is, bewijst ook het Franse bedrijf Stylochap, dat het klaar speelde om een autentieke reeks uit de jaren 1925-45, na vijftig jaar gewoon weer op de markt te gooien.
Caron stelt al een paar jaar vast dat de balpen de duimen moet leggen voor de vulpen, die er vrij traditioneel gaat uitzien. Alleen heel dikke, zware pennen vind je niet meer in het assortiment. De nieuwigheden zitten ook niet langer in de vorm, maar in de finishing touch en in de kleuren. Als materiaal komt zowat alles in aanmerking, van het traditionele goud en zilver tot eboniet, celluloïd, en zelfs hout. Echt nieuw zijn wel de (meerkleurige) duo-, trio- en quatro-kogelpennen. Paradoksaal genoeg kunnen heruitgaven van balpennen wel op massaal sukses rekenen. Zo werd de oorspronkelijke doorschijnende Bic, het model met het zichtbare buisje, heruitgegeven in goud en zilver. Het werd een kassukses.
Volgens Evelyne Caron past dit alles in de sfeer van nieuwe gezelligheid waar mensen vandaag behoefte aan hebben. Zelf is zij lid van de Cercle Européen des Professionnels du Stylo, een internationale groepering van professionele distributeurs van kwaliteits-schrijfgerei, die het nieuwe materiaal probeert in kaart te brengen. De enorme interesse voor de Objets de Passion komt tot uitdrukking in een hele reeks gespecializeerde tijdschriften, met niets dan informatie over de allernieuwste hebbedingetjes. Of hoe de mens uit het computertijdperk de kilte probeert te bezweren met een nieuwsoortig fetisjisme.
Vrijwel alle fabrikanten stellen momenteel een stijging vast van hun potlodenverkoop.
Potlooddoosje van Faber-Castell met luxeslijper en gom.
Hans A. Wilhelm van de firma Bruynzeel : “Mensen geven vandaag makkelijker geld aan iets moois. “
Evelyne Caron : “Het past in de sfeer van de nieuwe gezelligheid. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier