Roeselare Rustige stad maar druk, druk, druk
Als op onze redactie de naam Roeselare valt, denken wij maar aan één ding : het moederhuis van de Roularta Media Group, waar Weekend Knack gedrukt wordt. De stad is natuurlijk veel meer. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het bedrijf gingen wij er op verkenning en ontdekten hippe winkels, een wielermuseum en Rodenbach.
Roeselare ligt in het hart van West-Vlaanderen. Een kloppend commercieel hart, zoveel is zeker. Als we de stad binnenrijden, is de wekelijkse markt volop aan de gang. Iedere dinsdagochtend palmen de kraampjes drie pleinen in : de Grote Markt, het Polenplein en de Botermarkt vormen het toneel van oer-Vlaamse verkoopsijver.
Laverend tussen de kooplustigen botsen we langs de Botermarkt op het beeldje van een slungelachtige knaap, Peegie genaamd. “Het is een fictief personage uit verhalen over de plaatselijke leurders”, vertelt Daisy Roels van de toeristische dienst ons. “Roeselare stond vroeger bekend om z’n trotse Nieuwmarkters die in de stad sterk vertegenwoordigd waren. Het waren venters die tot in Zuid-Frankrijk hun koopwaar aan huis aanboden. Nu is de volkse wijk achter de begraafplaats nog altijd het terrein van die toch wel aparte bevolkingsgroep. De leurderfamilies waren erg begaan met de graven van hun overledenen.” Op het kerkhof vind je een aantal prachtige grafkapellen. Die ‘huisjes voor de doden’ zijn versierd met glasramen en vergulde letters. Ook opmerkelijk aan deze begraafplaats is, dat er zowel burgers als gesneuvelde militairen uit de wereldoorlogen liggen.
Flandriens
Kort na de inval van de Duitse troepen in 1914 werd de stad een kampplaats van de bezetters. Als laatste bolwerk voor de frontlinie kreeg Roeselare het zwaar te verduren : bombardementen verwoestten toen bijna het hele centrum. Ondanks de bommen zijn toch heel wat historische gebouwen overeind gebleven. Zo heeft de Sint-Michielskerk bijvoorbeeld een bewogen geschiedenis. In 1488 werd ze vernield door huurlingen van Maximiliaan van Oostenrijk. Enkele honderden jaren later knakte de spits van de 91 meter hoge toren af. Na herstelling meet hij nog maar 65 meter. Het praalgraf van ridder Jan van Kleef en zijn vrouw Johanna van Lichtervelde lag oorspronkelijk ook in de Sint- Michielskerk. Na vloerwerken werd het verhuisd (onder andere naar Gent) om pas in 1998 weer op z’n originele plaats terecht te komen. De kerk telt nog wel meer pareltjes, zoals de barokke preekstoel en de stadsbeiaard.
In de schaduw van de kerk ligt het Stadhuis aan de Grote Markt. Het werd gebouwd in Lodewijk XV-stijl tijdens de 18de eeuw. Ook het Nationaal Wielermuseum op het Polenplein loont de moeite. Ooit bood het gebouw onderdak aan het brandweerkorps, de burgerwacht. Nu kun je er de geschiedenis van de fiets in Vlaanderen ontdekken. Er is een hele collectie rijwielen te zien, van driewielers en beenhouwersfietsen, en karikaturen van Vlaamse wielerkampioenen. De regio van Roeselare heeft een sterke reputatie wat wielrennen betreft, met zijn legendarische Flandriens als Jean-Pierre ‘Jempi’ Monseré en Tour de France-winnaar Odiel Defraeye. Met een beetje geluk loop je die andere lokale wielerlegende, Freddy Maertens, tegen het lijf. Hij is wat je kunt noemen een aangeworven ‘stamgast’ van het museum. De stad heeft niet enkel uitstekende coureurs voortgebracht, maar is ook de thuisbasis van de Knack-volleybalploeg en Olympisch zwemkampioen Fred Deburghgraeve.
Niet een sportman maar wel een brouwer gaf Roeselare nationale en internationale bekendheid. De familie Rodenbach verhuisde in de 18de eeuw vanuit Duitsland naar West-Vlaanderen. In 1820 kocht Alexander Rodenbach een brouwerij aan de Spanjestraat, waar de familie door de eeuwen heen het befaamde fruitige, donkere bier ontwikkelde. Diezelfde Alexander Rodenbach was volksvertegenwoordiger en ijverde destijds voor de aanleg van het kanaal Roeselare-Ooigem, dat Roeselare met de Leie verbindt. Daar ontstond een haven die voor de aanvoer van steenkool, vlas, arduin en kasseien diende. Nu zie je er vooral veevoeder- en betonfabrieken. Als je via de haven (de zogenaamde ‘kop van de vaart’) richting Leie rijdt, kom je langs een mooi jaagpad met populieren.
Verspreid over de stad hangen gedichten te lezen van Albrecht, een andere telg uit het Rodenbach-geslacht. Hij maakte in juli 1875 furore tijdens de Groote Stooringhe, een studentenrevolte tegen het verfranste en verstarde onderwijs. Uit liefde voor de Vlaamse zaak zongen Albrecht en zijn medestudenten het Nederlandstalige lied De Blauwvoet tijdens een plechtigheid in het Klein Seminarie van Roeselare. Albrecht, die op het Seminarie beïnvloed was door zijn lesgevers Guido Gezelle en Hugo Verriest, had het lied zelf geschreven. Tijdens zijn korte leven (hij stierf op zijn vierentwintigste) schreef hij ook het toneelstuk Gudrun. In 1919 werd het standbeeld van deze Rodenbach, met blauwvoet in de hand, ingehuldigd op het De Coninckplein.
Kaas zat
In de stadskern van Roeselare staat winkelen centraal. In de buurt van de Ooststraat zijn klant én middenstand koning. Op en rond de Grote Markt zijn er talloze cafés, bistro’s en restaurants. Op het terras van Bistro Bellis ontmoeten we Tine Neyrinck en Katrien De Nolf, twee jonge vrouwen (allebei 29) die opgroeiden, studeerden en nu werken in Roeselare. “De tijd staat hier niet stil”, vertelt Tine. “Toen ik na mijn studies in Antwerpen terug naar Roeselare kwam, ontdekte ik een heleboel nieuwe cafés en winkels. Tegenwoordig zijn hier ook een aantal trendy zaken, zoals het gezonde eetcafé Soepen en Sappen of de kaas- en wijnbar Roeséblan. Tapas eet je in de Lange Litanie en in de omgebouwde GB-hangar De Loods is er laat op de avond altijd ambiance.”
Na de koffie nemen de twee jongedames ons mee op wandel door de shoppingbuurt van Roeselare. De Ooststraat, de winkelwandelstraat tussen het station en de Grote Markt, wordt geleidelijk ingenomen door grote ketens als Hema, Esprit en Veritas. Toch is nog ongeveer de helft van de handelspanden in handen van zelfstandigen, wat de straat toch een eigen karakter geeft. “Zo kun je bij De Kaasbolle boerderijkazen kopen die de eigenaar zelf selecteert op de vroegmarkt van Parijs”, vertelt Tine. “De laatste tijd worden ook de zijstraten geherwaardeerd : de Delaerestraat bijvoorbeeld huisvest een reeks gloednieuwe winkels waaronder Mania K, met exclusieve Franse en Italiaanse dameskleding.” Onderweg lopen Katrien en Tine voortdurend oude bekenden tegen het lijf. Er is telkens tijd voor een babbel. In Roeselare voel je je vaak meer in een dorp dan in een stad.
Ondanks dat dorpsgevoel heeft Roeselare het ambitieuze plan opgevat om vier bestaande groene zones in de buurt van het centrum tot een heus stadspark om te bouwen. Het Geitepark, het Sint-Sebastiaanspark, het gebied rond het Grote Bassin en het Noordhof zijn met elkaar verbonden en vormen nu een groene long die van de stadskern tot aan de Expohallen loopt. Midden in het park ligt het Grote Bassin, een van de twee waterbekkens voor de ooit bloeiende textielindustrie. Tot in de jaren 1930 werd een deel van het reservoir als zwembad gebruikt. In tegenstelling tot de meeste parken heeft dat van Roeselare een uniek assortiment aan niet-courante bomen en heesters. Er groeien onder meer lijsterbesstruiken, kweepeer- en walnootbomen.
Meer en ongerepter groen vind je op het domein Sterrebos in de deelgemeente Rumbeke, dat in verbinding staat met het natuurreservaat De Kleiputten. Al van op straat hoor je het concert van de uit de kluiten gewassen groene kikkers in de slotgracht. Het parkbos rond het 16de-eeuwse Kaasterkasteel in Vlaamse renaissancestijl is een schitterende wandelplek. Het kasteel wordt gerestaureerd en is dus voorlopig niet te bezoeken, maar de brasserie met haar prachtige terras onder de fruitbomen maakt dat ruimschoots goed. Kinderen kunnen zich er uitleven in de speeltuin. Vergeet zeker niet naar de enorme plataan te kijken. Hij is meer dan 170 jaar oud en heeft een omtrek van maar liefst vijf meter. Het Sterrebos is de ideale ‘groene zone’om met een fris glas Rodenbach te bekomen van een bezoek aan Roeselare, dat dus wel degelijk meer is dan de thuisbasis van een mediagigant.
Tekst Dries De Wilde I Foto’s Yves Callewaert
Als laatste bolwerk voor de frontlinie kreeg Roeselare het tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar te verduren : bombardementen verwoestten bijna het hele centrum. Ondanks de bommen zijn toch heel wat historische gebouwen overeind gebleven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier