Recepten van de interieurkok
Lieven Musschoot, interieurdesigner van tal van trendy restaurants, weet dat toeval de sleutel kan zijn tot succes. Hij sprak met ons over het geheim van een hedendaags eethuis en het boek dat hij daarover publiceerde.
Succes ken je pas als wat je creëert ook aanslaat. Maar je moet daar wel de kans toe krijgen, want niemand doet een beroep op wie onzichtbaar blijft. Dat beseft interieur- architect Lieven Musschoot maar al te goed. De succesvolle inrichter van trendy restaurants heeft een mooi palmares. Zo richtte hij de afgelopen jaren niet alleen Oud Sluis in, maar ook Pure C (Cadzand), Ben’s (Brasschaat), ’t Vijfde Seizoen (Aalter) en Cuines 33 (Knokke). Hij heeft vooral succes bij jonge chef-koks die zich graag met een nieuwe en persoonlijke zaak profileren.
Voor dit soort werk moet je bijna voor de helft kok en voor de helft designer zijn ?
Lieven Musschoot : Dat klopt eigenlijk wel, ik geef toe dat ik ooit getwijfeld heb tussen interieurarchitect en chef-kok. Koken en eten zijn helemaal mijn ding. Maar na mijn studies voor interieurarchitect aan Sint-Lucas Gent heb ik ook acht jaar gewerkt in een mosselrestaurant in Aardenburg. Daar leer je natuurlijk veel.
Toen ontmoette je Sergio Herman.
Terwijl ik in dat restaurant werkte, was ik in Brugge een juwelenzaak begonnen. En daar kwam Sergio op een dag gewoon binnen om iets te kopen. Het toeval speelde dus een rol. Hij was weg van de inrichting en vroeg me of ik zijn zaak in Sluis kon inrichten. Ik had nog geen ervaring maar hij vertrouwde mij gewoon. Zoiets doe je samen, de rol van de kok is zeer groot. Oud Sluis heb ik trouwens tweemaal ingericht, in 2001 en in 2009. Dat was zeker een visitekaartje. Intussen richtte ik in Brugge, in de Langestraat, ook de Rock Fort en de Bar Salon in. Ook dat was een schot in de roos. Maar ondertussen werkte ik nog vier jaar voor een zaak die kapsalons en wellnesscentra inricht, en ook daar stak ik heel wat op. Ik ben graag tegelijk op verschillende fronten bezig.
Maar bekend ben je toch vooral als ontwerper van hippe restaurants.
Mijn succes heeft te maken met de manier waarop de jonge chef-koks omspringen met hun interieur. Ze zijn zich daar meer dan ooit van bewust en hebben een visie. Het zijn boeiende mensen voor wie het om meer gaat dan alleen koken. Ze beseffen dat een restaurant een totaalgegeven is. Alles moet kloppen, van schotel tot decor. De moderne chef zal bijvoorbeeld ook Interieur Kortrijk bezoeken, iets wat vroeger ondenkbaar was.
Hoe ziet een ideaal restaurant eruit ?
Dat hangt af van keuken tot keuken, van kok tot kok en van plek tot plek. Aan een restaurant als de Siphon in Damme mag je bijvoorbeeld niet raken, dat is een authentiek begrip met een doorleefd decor. Maar een hedendaags restaurant is voor een jonge chef een totaalcreatie. In moderne restaurants is de sfeer heel belangrijk. De bezoeker komt er niet alleen eten, maar zoekt een zintuiglijke ervaring. Ik heb dat vorige week nog gemerkt toen ik Bonte B in Brugge bezocht, en daar mensen zag die de marmeren muren gingen betasten. Mensen houden enorm van mooie materialen en het is leuk om ze daarmee te verrassen. Een hedendaags restaurant heeft ook speelse details nodig in de afwerking, zoals mooie verlichting of sierwanden met bijzondere tegels, hout of marmer. Het mag er niet als een kantoor uitzien.
Je moet je er thuis voelen ?
Enerzijds wel en anderzijds ook weer niet helemaal. De bezoeker moet dingen zien die hij niet eerder zag of waarop hij niet eerder zat. Zoals de meubels van Piet Hein Eek in het pas geopende restaurant Lieven (Brugge). De interieur-architectuur loopt dus altijd wat voor. Ik laat dingen zien die nog niet of nog niet helemaal zijn doorgebroken. Daarom bijvoorbeeld put ik graag uit de collectie van tegelbedrijf Dominique Desimpel, dat steeds andere en nieuwe materialen zoekt. Maar de kunst bestaat er ook in om verschillende materialen samen te brengen tot een harmonie : het moet kloppen ! Veel mensen sprokkelen ideeën bijeen, ze zien wat in een tijdschrift of in een buitenlands restaurant en hopen dat samen te brengen, maar zonder harmonie lukt dat niet.
Het zit ook in de details.
Zeker, zelfs in kleine details, zoals de manier waarop de tafel wordt gedekt of de vormgeving van de menukaart. Ik geef daar ook mijn visie op. In een restaurant moet alles een geheel vormen, tot en met de kleding van wie er werkt. Het decor weerspiegelt wat er in je bord ligt. Daarom vraag ik altijd waar de chef vandaan komt en wat voor soort keuken hij brengt. Dat is heel belangrijk, een tapasbar richt je anders in dan een brasserie. Ook de functionaliteit is van belang. Het restaurant is een goedgeoliede machine. Zelfs de route van de ober wordt bestudeerd. Daarom ontwerp je dus samen met de chef.
Reis je om inspiratie op te doen ?
Ik hou van citytrips. Onlangs werd ik in Stockholm verrast door de eetcultuur en de afwijkende inrichting. Ze doen daar meer met minder middelen en alles hoeft er niet zo perfect uit te zien. Een stukje pleister van de muur is er geen probleem, bij ons wel. Daar combineren ze ook zaken, restaurants met foodwinkels bijvoorbeeld. Maar hou er rekening mee dat de vrijheid voor de ondernemer en de inrichter bij ons soms wordt beperkt door de strenge wettelijke voorschriften. Niet alles kan.
Waar ga je nog naartoe ?
Ik hou enorm van Berlijn en kom veel in Parijs waar het brasserierestaurant van Mama Shelter mijn vaste stek is, ontworpen door Starck. Ook Wenen vind ik prachtig. Als ik zo’n stad bezoek, neem ik geen gids mee maar flaneer gewoon rond om koffiebars, restaurants en boekenwinkels te ontdekken. Ik improviseer graag en hou van tegenpolen, zoals Londen en Parijs.
“Alles moet kloppen, van schotel tot decor”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier