Ontbijt op het kasteel
Normandië bulkt van de kastelen. Een aantal daarvan ontvangt gasten voor de betere bed and breakfast. We probeerden er vijf en kwamen opgetogen terug.
Kastelen zijn heerlijke slaapplaatsen, en Normandië ligt sinds het openen van de verbinding via de Pont de Normandie dichter dan ooit.
Geen enkele regio telt zoveel privé-kastelen als Normandië, terwijl reizigers er ook een waaier aan bezienswaardigheden vinden – van de landingsplaatsen aan de kust over het casino van Deauville, de charme van Honfleur tot de talrijke tuinen. Als je er daarvan enkele wil combineren, kan je beter het boekje Bienvenue au château raadplegen en daaruit een keuze maken.
Van het kasteel van Fontaine-Etoupefour(1) is eigenlijk alleen het poorthuis intact gebleven. In 1538 werd het geheel, zeg maar een versterkt eiland, aangekocht door Nicolas de Vallois d’Escoville, een mecenas uit Caen die fortuin had gemaakt in de lakenindustrie. Sindsdien is het niet meer uit handen van de familie gegaan, maar tussen 1830 en 1970 bleef het onbewoond, en dat had verwoestende gevolgen. Dan werd het door graaf Henry du Laz aangekocht, wiens echtgenote een van de afstammelingen van de mecenas is. Samen ploegden ze zich door een eeuw verwaarlozing, en door de tegenspoed die het landgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog ten deel viel, toen het in de vuurlijn lag van de strijd om heuvel 112. Toen op 11 en 12 juli 1944 het Jupiter-offensief werd ontplooid dat aan duizenden soldaten het leven kostte, sneuvelden ook de laatste daken van het landgoed. Het echtpaar vond alleen een min of meer intact poorthuis met valbrug, de resten van een ruïne, wat muren die tot hun halve hoogte waren herleid en een slotgracht vol rommel. Acht jaar later kreeg het poortgebouw een glazen achterwand en een met ruitjes bezette poort, met daartussen een eetzaal waar we ons ’s middags een poulet au camembert laten smaken. De kip is bereid door de graaf himself, nadat de gravin ons eerder haar versie van een koude schotel uit de Périgord heeft geserveerd.
Het gerestaureerde poorthuis heeft beneden een gezellige zitkamer, terwijl de gastenkamers boven de charme van weleer uitstralen en aan drie zijden het licht vangen. In een schuur over de slotgracht is een bescheiden museum gewijd aan de dagen rond het offensief en gestoffeerd met documenten, foto’s en wat zoal uit de sloot werd gehaald: potscherven, een mitrailleur en gehavende helmen. En fragmenten uit het dagboek van een oma die op 5 juni 1944, aan de vooravond van de landing, met haar schrijfsels begon.
De eigenaars verhuurden het kasteel enkele keren als geheel, maar kozen uiteindelijk voor een hotelformule, waarbij ze zelf de gasten ontvangen. Als het een beetje meezit, wil de gravin zich wel eens uitsloven voor een diner, compleet met kaarslicht en zilverwerk, en dat voor 200 FF.
Dertig jaar geleden kochten Alexis en Luce Straub een vervallen landgoed in Dives, na een coup de foudre waaraan vooral mevrouw ten prooi viel. Haar man sputterde een paar maanden tegen: de plek beschikte over amper één waterbron en weinig of geen elektriciteit. Elk jaar kwamen de Straubs langs, knapten wat klussen op, kampeerden in de diverse stadia van de restauratie. Het overige van de tijd genoten ze van hun ruime appartement in Parijs. Toen Alexis zes jaar geleden onverwacht werkloos werd, zocht het stel noodgedwongen een nieuwe bezigheid en vond dat in het Château de Dramard(2). De kasteelheer in wording stroopte de hemdsmouwen op, en met de hulp van welgeteld één loodgieter en één timmerman maakte hij er een pareltje van. Na negen maanden zwoegen was het povere château een schattig kleinood, te midden van tien hectare bos en natuur. Door die negen maanden spreekt Alexis erover alsof het een baby betreft. “Het was hard werken”, herinnert hij zich terwijl we in het Grand Salon van een coupe genieten. “En het kwam vooral wat laat. Ik was bijna zestig en dan willen de krachten weleens ontbreken.”
Terwijl Alexis puin ruimde, liep Luce uitdragerijen en antiquairs af, en verzamelde alles wat bruikbaar was. Toen het gebouw weer tot leven kwam, bleek het een uitgelezen plek om gasten te ontvangen, en verschenen de damiers normands, een afwisseling van pierre de Caen en silex onder lagen andere bekleding. Het werd steeds duidelijker hoe de ligging, aan het einde van een lange landweg, aan het bezoek een ouderwetse rust kon garanderen.
“Het was niet de bedoeling om veel geld te verdienen. We wilden alleen dat het huis zichzelf kon bedruipen”, zegt Luce. Na vijf jaar hard werken hebben de Straubs dat doel min of meer bereikt, want lebouche-à-oreille heeft zijn eigen trage tempo.
“Het doet ons echt plezier als gasten terugkomen”, zegt Alexis. “Dan merk je pas dat je werk echt geapprecieerd wordt.”
Dramard werd tussen 1610 en 1615 opgetrokken, op last van een belastingontvanger van Lodewijk XIII die het piratennest Honfleur als standplaats had. Tijdens de restauratie bleek dat een deel van de gewelven uit ribben van scheepsrompen was gebouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloeg veldmaarschalk Rommel er zijn hoofdkwartier op en liet het gebouw met trompe-l’oeilgebladerte camoufleren. “Hij was een gentleman”, zegt Alexis, “die het zonde vond om munitie in huis te bewaren. Daartoe liet hij kleine bunkertjes bouwen rondom het kasteel.”
Een van de eerste gasten op het gerenoveerde kasteel was een Griekse operazangeres, die wat ontdaan aan het ontbijt verscheen. De halve nacht had ze bezoek van een jonge vrouw in een lang, wit kanten kleed, genre empirestijl. De jonge vrouw was zwanger en daarom door haar familie verstoten. “Toen haar hond op mijn bed sprong, werd het contact abrupt verbroken”, zei de zangeres. Ik krijg het verhaal opgedist, samen met dat van de liefde tussen een Duitse onderofficier en een meisje uit de buurt, omdat ik die nacht in dezelfde suite slaap, in het felrode hemelbed.
Mevrouw Béatrice Noël-Windsor is een charmante gastvrouw van wie de overgrootouders eind vorige eeuw in Rouen een fabriekje van stoommachines overnamen van hun Engelse baas. Het bedrijf bleef tot in de jaren ’30 functioneren, maar toen had stoom zijn beste tijd gehad. Bij hun overkomst uit Engeland hadden die overgrootouders ook een manoir gekocht waarin, zoals het hoort, een oude juffrouw zat te verkommeren. Le Manoir d’Hermos (3) dateert van halverwege de 16de eeuw, het charmante bordes is een eeuw jonger. De twee torens die ooit het gebouw omkaderden, waren al gesneuveld toen de Windsors arriveerden. “De tweede toren begaf het tijdens de Franse Revolutie, de eerste dans la nuit des temps“, merkt de gastvrouw op, terwijl we bij de haard een calvados van eigen bodem achterover slaan. De Windsors gingen aan de slag. Ze begonnen met de tuinen hun vroegere glans terug te geven, en eindigden met een opknapbeurt van het huis.
Het is een kasteeltje op mensenmaat, al is de entreehal met biljarttafel en trap zeer imposant. De slaapkamers zijn eenvoudig maar smaakvol, één kijkt uit over de boomgaard waar ’s zomers de schapen grazen, de andere over het groen en de vijver aan de voorkant. Bij de haard in de eetzaal luisteren we naar oorlogsverhalen: Duitse soldaten die een granaat onder de poort gooiden en zich op die manier stijlloos een toegang verschaften tot het kasteel. En het verhaal over de teloorgang van le droit de bouilleur de cru. Tot voor enkele jaren bezat elke eigenaar het recht om tien liter zuivere alcohol te stoken, zonder daarop taksen te hoeven betalen. Nu eist de staat vanaf de eerste liter haar rechten op, maar dat heeft de Windsors niet belet om door te gaan met de productie van calvados. Temeer omdat de vader van de gastvrouw een appellation verwierf voor zijn Calvados Hors d’Age. Een Franse overdrijving: in werkelijkheid gaat het om negentien jaar rijpen op vat. Het kasteeltje heeft nog een andere, bescheidener traditie: de vrouw des huizes verkoopt er zelfgemaakte confituur. Gasten hebben de keuze tussen pomme cannelle, rabarber met sinaasappel, pêche-noix, abrikoos of zelfs frambozen.
Het gebouw is opgetrokken in de overgangsperiode tussen de Middeleeuwen en de Renaissance, toen de zware bouwstijl werd verdrongen door een lichtvoetiger architectuur, met meer licht en meer esthetisch verantwoorde proporties. Daartoe werden onder meer kalksteen en briques roses gebruikt. Het gebouw bezit in ieder geval charme, ook al ligt het er op een doorregende maartse dag minder fleurig bij. Ideaal voor wie een lang weekend de wereld wil ontvluchten, zoals de Parijzenaars die er vrijdagavond aankomen en vaststellen dat ze voor het souper de deur uit moeten.
Michel Vermughen, de onlangs overleden Belgische burgemeester van Beuvron-en-Auge, was fleuriste maar vooral een enthousiasteling die het dorp heeft wakker geschud. Nu prijkt het, gerestaureerd en al, op de lijst van de honderd mooiste Franse dorpen. Op een kilometer van het centrum runt Philippe David een befaamde stoeterij. In zijn ouderlijk huis, le Manoir de Sens(4), ontvangt hij sinds vijf jaar betalende gasten. Er zijn vier kamers beschikbaar, waarvan enkele met een extra bed. Het geheel, opgetrokken in vakwerk en omringd door veel groen, bezit niet de charme van een echt kasteel. Het straalt veeleer de geruststellende zekerheid uit van een degelijk huis, gestoffeerd met oude meubels, geen antieke. De gasten ontmoeten elkaar ’s ochtends in de grote ontbijtzaal met een zithoek, waar ze ’s avonds televisie kunnen kijken. Maar de grootste aantrekkingskracht blijkt de fokkerij waar gasten – en dat is uitzonderlijk – vrij kunnen rondlopen, en waar tijdens ons bezoek twee hoogzwangere merries op hun nageslacht wachten.
Het kasteel van Mesnil Geoffroy(5) werd in 1640 door Sieur de la Heuze gebouwd en heeft nagenoeg ongewijzigd de tijd doorstaan. Het is een echt monument: classé monument historique. Wie er na een lange reis in één van de suites arriveert, vindt er een alleraardigst briefje van de vrouw des huizes. C’est parce que nous croyons en l’hospitalité française et aux moments de bonheur que nous apporte la visite des amis que nous avons ouvert six chambres à nos hôtes en 1993. Er is geen woord van gelogen en geen woord van overdreven: wie er te gast is, wordt als een prins ontvangen. Het echtpaar Kayali weet waarmee het bezig is, en doet dat met verve. Monsieur Kayaly is cardioloog op rust. Hij bracht een flink deel van zijn jeugd door op een kasteel in Bourgondië; zijn vrouw, comtesse de l’Echelle, verbleef op een kasteel in de Franse Ardennen. Die herinneringen lieten hen nooit meer los. Toen ze dit kasteel verwierven, besloten ze om het met anderen te delen, en dat lukt ze nog aardig ook. Heel wat beroemdheden waren ons voor: de impressionistische schilder Jongkind, Victor Hugo en ook de schrijver Antoine de Saint-Exupéry, die zelf zijn jeugd op een kasteel doorbracht. Hoewel ze nooit verbouwden, heeft het echtpaar een titanenarbeid verricht: alle houtwerk was aangetast door schimmel. Het moest worden ontmanteld, behandeld en teruggeplaatst. Voor de muurbekleding in textiel werden oude manufacturen gecontacteerd, die op bestelling dezelfde patronen kunnen vervaardigen.
De avond valt en vanuit de majestueuze ontvangstzaal waar beelden in sèvresporselein de schoorsteen sieren, kijk ik uit over de tuin die door Colinet, een leerling van Lenôtre werd getekend en over een labyrint van haagbeuk beschikt. Twee beelden overheersen de lange laan.
De gastvrouw waakt niet enkel over het meubilair en de inrichting, ze serveert ook een diner bij kaarslicht dat geïnspireerd werd op 18de-eeuwse recepten. Als je langs de suites loopt – die op één na aan de oostzijde liggen en op de tuin uitkijken -, val je van de ene verbazing in de andere. De suites verschillen niet alleen in kleur en sfeer, maar alle houtwerk is intact en aan de muren hangen kleine schilderijtjes of etsen. Ik slaap in de suite die genoemd is naar de markiezin de Cany, met aan de muur een ets van Fragonard die niets aan de verbeelding overlaat: A femme avare galant escroc.
In de suite op het gelijkvloers staat een historisch bed, dat van de prins van Momerency zelf, Louis XVI époque natuurlijk. En in de badkamer pronkt een 18de-eeuwse chauffe-bain: een koperen recipiënt als een vaas met twee tuiten, elk afgedekt met een dopje. In de vaas werd brandende asse gedaan. Als de dopjes werden afgenomen, kon de lucht vrij circuleren. Gloeiend heet werd de vaas in het badwater gedompeld. Overal staan kostbaarheden die men veeleer in een museum verwacht. Een aanrader voor wie van geschiedenis houdt en als een prins wil ontbijten. Een overnachting is niet duurder dan een doorsnee hotel: de suites kosten tussen 400 en 650 FF per kamer, het ontbijt 50 FF per persoon, het diner 230 FF inclusief wijn.
In de gids ‘Bienvenue au château’ zijn veel kastelen uit West-Frankrijk opgenomen. De Frans/Engelse gids is gratis bij het Comité Régional du Tourisme de Normandie (Le Doyenné), 14, rue Charles Corbeaun, 27000 Evreux, Frankrijk. Tel. (0033) 232.33.79.00. Fax (0033)232.31.19.04. http://www.normandy-tourism.org
Overnachtingen in het Château du Mesnil Geoffroy ( Tel. 0033-235.57.12.77) 400 à 650 FF per kamer en 50 FF per ontbijt, in de Manoir d’Hermos ( Tel. 0033-232.35.51.32) 250 à 300 FF per kamer, incl. ontbijt, in de Manoir de Sens ( Tel. 0033-231.79.23.05) 350 à 650 FF per kamer, incl. ontbijt, in het Château de Dramard ( Tel. 0033-231.24.63.41) vanaf 700 FF voor een kleine suite, incl. ontbijt en in het Château de Fontaine-Etoupefour ( Tel. 0033-231.26.73.20) 800 FF per kamer incl. ontbijt.
Tekst en foto’s / Pierre Darge
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier