Ode aan de vader
Moeders en dochters : wetenschappers en uitgevers knuffelden het onderwerp intussen halfdood. Vaders en zonen ? Die duo’s lijken minder populair. Zeker nu vaders vooral als ‘afwezig’ en ‘vluchtend’ de media halen. Met het boek ‘In de naam van de vader !’ hoopt psychologe Marleen Heylen een en ander recht te zetten.
Marleen Heylen, ‘In de naam van de vader ! Over de relatie tussen vaders en zonen’, Acco Uitgeverij, 244 blz., 22,20 euro.
De Belg is de best zorgende vader van Europa, zo bleek uit een Europees tijdsbestedingonderzoek vorig jaar van Eurostat. Goed nieuws van het vaderfront, en dat was echt wel een verademing. Want onze vaders krijgen het door de bank nogal hard te verduren. Of toch hun reputatie : afwezig, verwaarlozend, vluchtend, mishandelend, zelfs ronduit gevaarlijk. Maar meer nog dan dat, blijken vaders zich vooral in een grote blinde vlek te bevinden in het gezichtsveld van wetenschappers en media : vaders, net als vader-zoonrelaties, worden meedogenloos aan de zijlijn geplaatst waar ze hoogstens mogen toekijken op de wedstrijd van moeder de vrouw. Of dat is toch wat Marleen Heylen, familietherapeute en lector aan het departement Sociale School Heverlee van de KH Leuven, opviel. “Elk jaar verschijnen er minstens drie boeken over moeder-dochterrelaties. Minstens. Het is een never ending story. De vader, en zeker de vader-zoonrelatie blijken dan weer quantité négligeable. Dat frustreert me mateloos, want het is zo volkomen onterecht. Alsof vaders enkel bij de conceptie van het kind belangrijk zijn, en voor het verdere leven amper een meerwaarde bieden.” Nieuwe initiatieven en tijdschriften als Papa ! ten spijt : als het erop aankomt blijkt de vader bij de opvoeding meer dan eens een duidelijke heupstoot te krijgen van de klokkende moeder, die liever geen would-be Bill Cosby-vaders over haar schouder ziet mee gluren.
Heylen kon het nog moeilijk langer aanzien. Ze besloot de apologie van de vader te schrijven. En tegelijkertijd een eerlijke schets te tekenen van die meest vergeten relatie : die van vaders en zonen. In de naam van de vader ! is geen handleiding voor de moderne vader, geen bundeling tips als ‘Voorlezen met één oog kijkend naar het voetbal, werkt niet’. Wel een goed onderbouwd en eerlijk totaalbeeld van de doorsnee vader en vader-zoonrelatie anno 2005. Een makkelijke queeste werd het niet. Want als ze al iets leerde, dan wel dat de weinig woordelijke taal van vaders en zonen nauwelijks door een vrouw te vatten valt. Stef Bos waarschuwde ons al in zijn vaderlijke ode : “En we zitten naast elkaar, en we zeggen niet zoveel.”
Het is veelzeggend bovendien : Stef Bos die aan zijn vader zingt dat hij steeds meer op hem lijkt, hem ook steeds liever ziet. Hij zíngt het, heeft hij het ook ooit gezegd ? De kunst blijkt wel vaker een vehikel voor mannen om de fascinatie en liefde voor hun vader uit te drukken. Dikwijls dient de fascinatie ook als uitgangspunt. Zoals voor Tot ik jou vind, de nieuwste turf van John Irving : grofweg over de zoektocht van een verwarde ziel naar zijn biologische vader. Irving zelf heeft evenmin zijn biologische vader gekend. Achteraf, via enkele teruggevonden brieven, kwam hij te weten dat zijn moeder zijn vader altijd geweigerd had contact met hem te zoeken. “Voor het eerst had ik bewijs dat mijn vader wel degelijk geïnteresseerd was geweest in mij.” Een ongewild afwezige vader dus. En dat zijn ze, volgens Heylen, vooral.
Een boek over vaders en vader-zoonrelaties. Had een man dit niet moeten schrijven ?
Marleen Heylen : Ik had in elk geval wel schroom om het geheime wereldje van vaders en zonen binnen te dringen. Dat zeker. Er is iets vreemds met die vaders en hun zonen. Het was alsof ik iets achterna jaagde, maar zodra het tastbaar werd, dan ontglipte het me het weer. Nee, het was niet makkelijk, ik waagde me ook op vreemd terrein. Al voelde het tegelijk, voor mij persoonlijk, ook weer niet zo vreselijk vreemd aan : ik ben de jongste van acht kinderen waarvan zes broers, en zelf heb ik twee zonen. Ik ben dus wel gewoon om onder mannen te zijn. Om dit boek te schrijven, ben ik jarenlang voltijds hun voyeur geweest. Non-stop gekeken hoe vaders met hun zonen omgingen. Ik heb ook antwoorden gezocht in de literatuur, en lardeer het boek zelfs onder meer met het verhaal van Pinokkio. Wellicht had een mannelijke auteur die vergelijkingen niet nodig gehad. Maar ik vind wel dat ik het mag doen als vrouw. Mannen hebben altijd al over vrouwen geschreven. Waarom zou een vrouw nu ook eens niet over mannen mogen schrijven ? Bovendien hoop ik, net omdát ik het als vrouw schrijf, dat ook andere vrouwen zullen inzien wat ik al jaren in mijn praktijk ondervind : we onderschatten onze vaders.
Vaders worden vergeten en zo niet, dan verschijnen ze vooral in hun ‘afwezige’ of ‘nalatende’ rol ten tonele, ondervindt u. Vanwaar die beroerde reputatie ?
Dat is een evolutie die al een tijdje aan de gang is. Na de Tweede Wereldoorlog werden vrouwen ‘moeder aan de haard’ en kregen ze plots alle tijd om zich volledig op de opvoeding van de kinderen te storten. Vanaf de jaren zeventig veroverden ze opnieuw de arbeidsmarkt, maar die opvoedingsfocus bleven ze wel behouden. Tot vandaag de dag beschouwt de moeder het nog altijd als haar terrein, ook al zijn de omstandigheden volledig veranderd. Bovendien heeft de wetenschap hier een kwalijke rol gespeeld. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd de welbekende hechtingstheorie ontwikkeld en die heeft zich altijd exclusief op de moeder-kindrelatie gericht. Alsof een kind zich niet aan zijn vader hecht. Belachelijk natuurlijk.
De psychoanalyse is dan weer wel sterk bezig met de vaderfiguur.
Ja, maar daar verschrompelen ze de functie van de vader tot diegene die een symbiotische relatie tussen moeder en kind moet verhinderen. De vader fungeert daar als het ‘derde punt’ waaraan de moeder duidelijk haar liefde moet laten blijken, zodat het kind zich kan en moet losmaken van de moeder. Dat derde ‘punt’ – het woord alleen al – hoeft volgens psychoanalytici dan nog niet eens de vader te zijn. Zolang het maar iemand is naar wie de moeder verlangt. Het kan, met andere woorden, ook een vrouw zijn. Kijk, van zulke theorieën gaat mijn bloed koken. Wat een vernedering en verwaarlozing van de vader en zijn waarde ! Volgens de verklaring van de rechten van het kind, heeft elk kind recht op zijn moeder én zijn vader. Ook psychologisch is dat zo. Een vader tot een bijrol degraderen in het hechtingsproces van moeder en kind, dat vind ik verschrikkelijk. Het is die vernederende kijk op vaders, die er mee voor gezorgd heeft dat vaders nu al te vaak in de kou staan.
Wat dan met homoseksuele koppels en ouders ?
Ook daar : een kind heeft recht op zijn moeder én zijn vader. Het kind van een lesbisch koppel heeft toch een biologische vader ? En die blijft hoe dan ook de primaire vader. Er kunnen wel familievrienden zijn, leraars of ooms die enkele vaderfuncties op zich nemen. Maar die relaties moeten altijd respect hebben voor die eerste primaire relatie met de echte vader. Met het principe van anonieme spermadonors heb ik het dan ook erg moeilijk. Een kind blijft onrustig tot het weet wie en waar zijn vader is. In het bijzonder mooie boek De eerste man van Albert Camus kun je lezen hoe hij, op veertigjarige leeftijd, voor het eerst aan het graf van zijn vader staat, die als soldaat gesneuveld was toen hij één jaar was, en hoe hij als door de bliksem getroffen werd. Dit was het wat hij al zijn hele leven miste. Hij kwam thuis. Zijn vader was dan wel dood, maar hij had hem gevonden. Kijk, lesbische koppels mogen voor mijn part gerust kinderen hebben. Maar ze moeten wel heel duidelijke en uitgesproken vadergebaren toelaten in het leven van het kind. En eenoudergezinnen ? Dat hoeft absoluut geen probleem te zijn : zolang het kind maar recht heeft op zijn beide ouders. Met de vorm waarin geleefd wordt, heeft het niks te maken.
Moeders blijven het kind en zijn opvoeding nog altijd als hun domein beschouwen, zegt u. Maar worden ze daar ook niet vaak toe gedwongen ? De nieuwe vader zou trouwens nog lang niet aangekomen zijn, bleek ook uit een studie vorig jaar aan de Universiteit Antwerpen.
O, maar hij ís er hoor, de nieuwe vader. Wees gerust. Het probleem ligt meestal niet bij hem, wel bij haar, en de hele maatschappij. We – en dan ben ik de eerste moeder om dat toe te geven – wíllen de opvoeding ook graag als ons domein houden. Waarom bemoeien we ons meteen met de manier waarop de papa de baby in het badje legt : als het niet op onze manier gebeurt, dan is het niet goed, denken we. We geven hem zo weinig ruimte. “Hij doet enkel de leuke dingen”, dat hoor je ook vaak. “Spelen bijvoorbeeld.” Dan zeg ik aan de moeder : “Wel, speel dan Monopoly met je kind.” “Nee dat kan niet, de was en de strijk en zo.” Uitvluchten ! Een moeder doét dat niet graag : Monopoly spelen met haar kind, of worstelen in de tuin, of de zonen meenemen naar het voetbal. Vaders wel. Laten we daarover dus maar niet al te hypocriet doen. In mijn praktijk zie ik heel veel nieuwe vaders. Het mooiste bewijs leveren de columns van Bernard Dewulf voor De Morgen : uit het leven gegrepen, treffend en ontroerend. Zoals Dewulf zijn 85 procent van de vaders : toegewijd, en vader voor de volle 100 procent. Toch jammer dat we ons altijd met dat overige 15 procent bezighouden ? Of kijk hoe genegeerd ze worden bij scheidingen : van voltijds vader worden ze gedegradeerd tot vader-om-de-twee-weken. Dat is crimineel. Hoeveel vaders bij mij daarover al niet hun wanhoop zijn komen uitschreeuwen.
Is die afschermende neiging van de moeders toegenomen de laatste jaren ?
Ik heb de indruk van wel. Niet onlogisch. Vrouwen en moeders worden overhyped, om het zo te zeggen : we moeten de perfecte moeder zijn en onze kinderen moeten er altijd piekfijn uitzien en al van in de wieg ongelooflijk boeiende wezens zijn. En vrouwen streven dan ook echt naar die perfectie, mannen laten zich niet zo meeslepen in dat superouders-gedoe. Bovendien hebben we nu ook minder kinderen dan de vorige generaties en dus veel meer tijd om ons er helemaal op focussen. Mijn moeder had er acht : die had geen tijd om zich uitgebreid met mij bezig te houden. Het was een heuse organisatie, waarin mijn vader evenveel deed als mijn moeder. “Mama moet het doen”, hoor je kinderen vaak zeggen, als bijvoorbeeld de vader het kind uit bed wil halen ’s morgens. En dus trekken vaders zich – helaas – vaak terug. Moeders reageren daar dikwijls dubbel op : “Moet ik het nu weer doen ?” Maar tegelijk voelen ze zich wel diep gevleid door dat verlangen van het kind. Het kind voélt dat en speelt dan ook vaak dat spel mee. De grootste fout die we maken, is dat we onze kinderen constant onderschatten. Ze voelen en begrijpen meer dan we denken.
Wat kunnen vaders dat moeders niet kunnen ?
Heel wat, zoals omgekeerd moeders ook veel kunnen dat vaders niet kunnen. Een vader kan bijvoorbeeld goed ruimte geven. Ze kunnen kinderen vertrouwen en de nodige ademruimte laten. Beter dan een moeder. Is het kind ziek, dan kan een vader relativeren en wachten om een arts te roepen : “Het zal heus niet doodgaan vannacht”, lijkt misschien een detail, maar voor mij is het toch een druppel die de oceaan weerspiegelt. Vaders spelen ook met hun kinderen, dat zei ik al. En ze leren hun kind abstract denken : hij zal zijn zoon of dochter een wegenkaart in de hand drukken en vragen om als copiloot op te treden. Vrouwen kunnen geen kaart lezen ? Toch wel, maar ze moeten het leren van hun vader. Vernieuwen en experimenteren, ook dat is iets wat een vader vooral bijbrengt : durven onnozele dingen te doen, die soms leiden tot wonderlijke bevindingen.
Wat is het grootste verschil tussen een vader-zoonrelatie en een moeder-dochterrelatie ?
De vader-zoonrelatie is veel abstracter van aard. Moeders en dochters praten, zijn concreet, raken elkaar aan, staan elkaar met hand en tand bij. Bij een vader en een zoon gaat alles veel minder direct, de boodschap wordt vaak via een omweg overgebracht, op een abstracte manier. De communicatie tussen vader en zoon verloopt helemaal anders. Veel minder woordelijk. Ik zou ze bijna osmotisch durven te noemen : huid op huid. Als vrouwen begrijpen we dat niet. We omschrijven het als koelheid, onkunde, onverschilligheid : “Bekijk ze eens, ze zeggen amper iets.” En dus keuren we het – in onze steeds vrouwelijker wordende maatschappij – af, we vinden de relatie minderwaardig. Fout, vaders en zonen zeggen net heel veel. Alleen niet zoals wij het doen. Ze hebben niet de nood om alles open en bloot te analyseren. Die abstracte wezenlijkheid lijkt trouwens eigen aan vaders. Dat is een van de belangrijkste bevindingen van het boek. Terwijl moeders heel tastbaar en met hun hele wezen aanwezig zijn, blijken vaders veeleer in de abstracte zin van het woord alomtegenwoordig. De figuur van de vader is dan ook vaak geabstraheerd tot vaderlijke functies, tot symbolen : dat van het vaderland bijvoorbeeld, of van het autoritaire gezag.
Als mannen niet de neiging hebben hun onderlinge relaties van naaldje tot draadje te analyseren, is het dan typisch dat een vrouw dit boek schrijft ?
Misschien wel. Al merk ik in mijn praktijk altijd dankbaarheid als mannen in hun rol van vader-zijn gesteund en gesterkt worden. En dat is toch een van de belangrijkste doeleinden van dit boek.
En wat met de vaak uitgespitte concurrentiestrijd tussen vaders en zonen ? In het spoor van Oedipus die zijn vader vermoordt en zijn moeder huwt ?
Daar zeg je het, Oedipus, de sleutelfiguur van de psychoanalytische visie. Dat lijkt me allemaal zo overtrokken : de zoon die de vader beconcurreert voor de gunst van de moeder, van de vrouwen. Ik heb absoluut niet het gevoel dat tussen vaders en zonen meer concurrentie heerst, als die er al is, dan tussen moeders en dochters. Nee, het is meer een verhaal van identificatie. De zoon kijkt hoe zijn vader het leven en de liefde te lijf gaat en onderzoekt wat en hoeveel hij daar zelf mee kan. “Hij doet het zo, eens zien hoe dat bij mij werkt.” Misschien kan er in die zin een gezonde vorm van wedijver ontstaan, maar dan veeleer om zijn vader te evenaren, niet zozeer om hem te overtroeven. Van zijn kant moet de vader wel even slikken om de focus van zijn generatie naar die van zijn zoon te verleggen, maar dat is eigen aan ouder worden en beperkt zich niet tot de vader-zoonrelatie.
Welk advies geeft u vaders in de 21ste eeuw ?
Durf je rol als vader op te nemen en ervoor te vechten. Dúrf volop vader te zijn en geniet ervan. Aan moeders wil ik vooral vragen om niet te vergeten dat ze ook de vrouw blijven van hun man. Daarover hoor ik nogal veel verzuchtingen van mannen tegenwoordig : “Sinds ze moeder is, ben ik mijn vrouw kwijt.” Dat zie je inderdaad vaak gebeuren. Vrouwen worden alleen nog moeder en laten de vader mondjesmaat het rijk van moeder en kind betreden. Vrouwen die wél bewust moeder én partner blijven, geven ook de vader meer ruimte. En dat komt zowel vader, moeder als – en daar gaat het toch vooral om – het kind ten goede. Kijk, ik wil niemand in het harnas jagen. En de meeste moeders handelen louter uit goede wil en beseffen dan ook nauwelijks dat ze hun kind overvleugelen of de vader buitensluiten. En nog eens : ik ben de eerste om de hand in eigen boezem te steken. Maar het wordt tijd voor een lichte koerswijziging. Als ik met mijn boek daartoe heb kunnen bijdragen, dan ben ik gelukkig.
Door Guinevere Claeys
Een vader tot een bijrol degraderen in het hechtingsproces van moeder en kind, dat is verschrikkelijk. Daardoor staan vaders al te vaak in de kou.
Terwijl moeders heel tastbaar en met hun hele wezen aanwezig zijn, blijken vaders veeleer in de abstracte zin van het woord alomtegenwoordig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier