Ode aan de sleet

Amper twee uur rijden van New York City ligt een Nederlandse boerderij in een arcadisch landschap.

Rij twee uur stroomopwaarts langs de Hudson en je komt weer in Europa terecht. De zachtglooiende heuvels doen denken aan Artesië en de oude boerderijen en kerkjes lijken geplukt uit een oud Hollands landschapsschilderij. Hier heten piepkleine nederzettingen en stadjes Bruynswick, Ghent en Middlebury en horen we vertrouwd klinkende familienamen, zoals Van Duysen, Van Damme en Vandenberghe. We zijn vergeten dat er ooit een stukje Holland aan de Hudson lag, op oude kaarten Nova Belgica of Nova Nederlandt genoemd. Onze noorderburen waren de eerste kolonisten in de staat New York. Albany, tegenwoordig de hoofdstad van de staat, heette ooit Beverwijck. In plaats van Manhattan sprak men in de zeventiende eeuw over Nieuw Amsterdam, waar Peter Stuyvesant als laatste gouverneur van de Nederlandse handelskolonie resideerde. Hier waren de Nederlanders heer en meester tussen 1609 en 1664, en nadien nog even tussen 1673 en 1674. Later werd de regio op één hoop gegooid met New England, maar de Nederlandse roots overleefden. Tot in het begin van deze eeuw werd onze taal zelfs voor de kerkdienst gebruikt.

De sporen zijn vooral tastbaar in de architectuur van de streek. In Ulster County alleen al, waar deze boerderij staat, zijn tweehonderd stenen en vele houten huizen uit de zeventiende en de achttiende eeuw bewaard. Ook onder Engels bewind hield de lokale bevolking vast aan haar traditionele bouwstijl met wortels in de gehele Nederlanden, ook bij ons. Dit stenen huis lijkt zowel Nederlands als Frans-Vlaams. Tussen Hazebroek en Saint-Omer ontdek je gelijkaardige woningen. Een van de belangrijkste families van Ulster County heette trouwens de Hasbroucks.

Deze woning ligt in de buurt van New Paltz in een arcadisch landschap dat perfect is bewaard, zonder hoogspanningskabels en vangrails rond de weilanden. Een verademing. Het is hier net zo pittoresk als in Zuid-Engeland en Zeeland. Rond oude boerderijen verschijnen geen industriële loodsen, want de houten schuren worden opgeknapt of herbouwd in de landelijke stijl van de streek. Kortom, een ideale vakantiestreek, te combineren met een reis naar New York City. Het contrast tussen deze drukke stad en dit pastorale landschap is een ontdekking. Wij Europeanen kunnen ons moeilijk voorstellen hoe goed de Amerikanen in bepaalde streken omspringen met de urbanisatie van hun landschap.

Hoe groot het respect voor de oude architectuur is, wordt in dit woonhuis bewezen. Hoewel het geen museum is, leven de bewoners voort met wat de geschiedenis hen aanreikt. Toen ze de boerderij in 1969 kochten, legden ze er elektriciteit en stromend water, maar lieten ze voor de rest alles bij het oude. De daken van de schuren en de woning werden opgeknapt, maar niets werd grondig vernieuwd. Ze vinden het niet erg te leven in een woning met sleet op deuren, vensters en vloeren. Het resultaat is schilderachtig. In ons land is zoiets ondenkbaar, omdat bijna niemand goed weet de sporen van de tand des tijds stijlvol te conserveren. De meesten willen graag een interieur decoreren met een kunstmatige patina op wanden en meubilair, maar weinigen willen leven met natuurlijke slijtage.

Hier lees je ook de genese van de woning af van de muren. Je merkt hoe elke generatie haar steentje bijdroeg. Het verhaal begint in 1720, toen Johannes Cornelius Decker een woning bouwde van één kamer groot, tegenwoordig de eetkamer met bolpoottafel, eertijds de plek waar een hele familie samenhokte. Twintig jaar later vergrootte hij met zijn zuurverdiende centen het pandje met een tweede vertrek, nu de woonkamer. De volgende generatie bouwde in 1750 een grote schuur, die intact bleef: de oudste gedateerde barn van Noord-Amerika. Het bouwjaar werd op het gebinte teruggevonden. In die tijd ging het de bewoners voor de wind. Ze verbouwden tarwe en rogge. Pas tegen het einde van die eeuw werden het zuivelboeren. In 1787 kreeg de woning haar huidige proporties met nog een kamer en een zijvleugel waar de bedienden, de slaven, huisden. Cornelius Decker junior bezat er tien, hij was de tweedegrootste bezitter van slaven van de streek.

Ook in de vorige eeuw werd het huis bewoond door de familie Decker. De nazaten voegden een overdekte gaanderij aan de woning toe en trokken naast de vijver een ijshuis op. Pas in 1911 kwam de woning in het bezit van een andere familie. Vijftien jaar later werd dit het zomerhuis van kunstenaar Edward Edwards uit New York City. Al van in de vorige eeuw zoeken rijke New Yorkers de schilderachtige Hudson Valley op om weekends en vakanties door te brengen. Tegenwoordig is die streek iets minder in trek en vindt de jetset zijn tweede residentie op of rond Long Island aan de kust.

Net als Edwards zijn ook de huidige bewoners tuk op geschiedenis. Voor de aankleding van het interieur inspireerden ze zich op de stijl van de streek. Overal staan antieke meubels uit Hudson Valley. Dit rustieke meubilair komt ons bekend voor, want het is nauw verwant met onze boerenmeubels. In die streek noemen ze een tweedeurskast trouwens nog steeds een kas. De constructie van de twee oudste kamers is vrij simpel. Kleine vensters houden hier de warme zomer en de koude winter buiten. De houten schuiframen stammen nog uit 1787. De zoldering is laag en zwaar gebouwd. Hiervoor werden uitzonderlijk dikke balken gebruikt, waarop direct een brede plankenvloer werd genageld. Omdat de balken zo stevig zijn en de planken zo dik, was het overbodig om te verstevigen met kinderbalken.

Ook de eetkamer ziet er vrij Hollands uit, met in het midden een stevige bolpoottafel. De stoelen die er rondstaan lijken Nederlands, maar werden twee eeuwen geleden in New York City gemaakt.

De donkere, oude keuken aan de achterkant van de woning, ooit het slavenverblijf, bleef tot in 1940 in gebruik. Er werd gekookt op het haardvuur. De tweede eetkamer van het landhuis is rijker van stijl. De houten lambrisering werd gerecupereerd uit een andere woning. De verschaalde blauwe kleur is de originele verf, die zorgvuldig wordt bewaard. In tegenstelling tot de rest van het huis, waar landelijke meubels staan, zie je hier Amerikaans stadsmeubilair van hoge kwaliteit. Het ronde notenhouten tafeltje werd rond 1730 gemaakt in New England. De elegante stoelen met hoge rug zijn vervaardigd in Philadelphia, waar de beste ebenisten van het land woonden. Het mahoniehouten ladenkastje in de hoek naast de schouwmantel, gemaakt rond 1770, behoorde ooit toe aan kolonel Nathaniel Wade, de rechterhand van George Washington. Zo heeft alles hier zijn geschiedenis, en merk je hoe onder dit simpel dak Europa met Amerika is vergroeid.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content