NEW YORK. Een bewaarengel in South Bronx

SIMONE PONNET (58) wil een hulp zijn voor de verschoppelingen der aarde. Zij is als een moeder voor illegalen en moordenaars, verkrachters en dieven in de armste wijk van New York.

GRIET SCHRAUWEN

Met een taxi ? ” Daar moet Sister Simone hartelijk om lachen. “Dat zal niet lukken”, zegt ze. “Taxi’s komen nooit in deze buurt. Ik haal jullie op, met de trein. Maandag, want dat is mijn vrije dag. “

Bij iedere halte van lijn 6 stappen steeds meer blanken uit, en steeds meer zwarten en Latino’s in. De meeste zwarten stappen uit in Harlem. “Zij zijn nog veel beter af dan de mensen in South Bronx”, zegt Sister Simone. “Deze zwarten zijn tenminste nog Amerikaanse staatsburgers, maar de bewoners van The Bronx zijn meestal vluchtelingen, illegalen zonder papieren en dus eigenlijk onbestaand. Zij zijn de armsten van heel New York. “

Wij stappen uit in The Bronx, de wijk die berucht is om zijn straatbendes, drugsverslaafden en tienduizenden werklozen. De wijk waar mensen onder hun bed slapen in plaats van erin, uit angst voor verdwaalde kogels. In The Big Apple worden dagelijks minstens acht mensen vermoord en talloze overvallen gepleegd, de straatkriminaliteit bracht er een heel leger politieagenten op de been, maar in South Bronx zijn ze niet te bekennen. “Wasteland” noemen de andere Newyorkers deze buurt : woestenij of onbewoonbaar gebied. Bestuurders van de Yellow Cabs zijn als de dood om hierheen te komen, zelfs vuilnismannen schuwen The Bronx als de pest. De wijde avenues zijn omzoomd met de vergane glorie van vervallen art-decogebouwen, de zijstraten liggen vol rommel en vuilnis, ze ademen armoe en miserie. Huizen zijn uitgebrand, ramen en deuren dichtgetimmerd, op alle muren staan graffiti, en RIP op de plekken waar iemand vermoord werd. Veel RIP’s, dus. Op de hoek van het huizenblok waar Sister Simone woont, werden vorig weekend een paar jongens neergeknald en als we de trappen van haar huis beklimmen, zegt ze : “Gisterochtend heb ik nog een man halfdood voor de deur gevonden. Neergeschoten. ” Er ligt nog bloed. “Vooral in de zomer is het erg. Dan leeft iedereen dag en nacht buiten en houdt het kabaal nooit op. ’s Winters is het rustiger, vechten gebeurt dan meestal binnen. “

Sister Simone houdt halt om haar buurman te begroeten. “Mijn beschermengel”, noemt ze hem. Hij is de eigenaar van een funeral home en Sister Simone wil ons het lijk van de dag laten zien. “Zoals in mafioso-films liggen ze opgebaard in een open doodskist”, zegt ze. Maar de dode is al weg om begraven te worden.

Simone Ponnet is Vlaamse, ze werd in ’37 geboren in Lokeren. Ze is een van The Little Sisters of the Gospel.

“De Kleine Zusters van het Evangelie is een nog jonge kongregatie. Frans van oorsprong, er is geen Belgische afdeling van. Voor ik in ’69 tot deze orde toetrad, was ik ook al in het klooster. Ik was er wel gelukkig, maar ik voelde dat mijn roeping elders lag : bij de armen. Vijfentwintig jaar geleden kwam ik naar Amerika. Als eerste Little Sister of the Gospel moest ik nog een plaats zoeken waar we konden werken en New York leek me de beste plaats om te starten. Manhattan was mij eigenlijk te welvarend, maar het was goed om te beginnen : niet meteen in de meest extreme armoede, en er is ook tijd nodig om te wennen aan de taal en de kultuur, en om de instanties te leren kennen. Met twee andere zusters, waaronder een Vlaamse, verhuisde ik naar het veel armere Lower Manhattan en we bleven er tien jaar, tot Greenwich Village uitbreiding nam en de rijken alles opkochten. De armen verhuisden naar Brooklyn, wij dus ook. Daar namen we ook al gevangenen op, maar omdat de flat te klein werd, gingen we op zoek naar iets anders. En toen vonden we dit huis in The Bronx. Het was volledig vervallen en verwoest, niemand wilde het. De vorige zuster die hier als vrijwilliger werkte, is vermoord door iemand die geld nodig had om drugs te kopen. “Tja”, zegt ze, “dat zou mij per toeval ook kunnen overkomen. Ongelukken gebeuren overal. Maar ik voel me hier zeer op mijn gemak. Ik ben hier thuis, dit is mijn biotoop. De mensen uit de buurt kennen mij. Iedereen heeft kinderen in de gevangenis of heeft er zelf gezeten. “

Sister Simone haalt een fotoalbum uit de kast en toont ons beelden van een bouwval die eruitziet alsof er een bom op gevallen is. “We wonen hier nu drie jaar en noemden het Abraham House. Onze gevangenen hebben het huis opgeknapt, met geld dat uit België kwam, na een uitzending van NV De Wereld over ons projekt. “

Het projekt, dat is Abraham House : een alternatief voor de gevangenis. “Het is veel makkelijker om veroordeelden in de gevangenis hun straf te laten uitzitten”, zegt ze. “Maar al snel realizeerde ik me dat een gevangenis niet helpt. Daar wordt niemand beter. Integendeel : je wordt er slechter. Een goeie gast die er terecht komt omdat hij zich liet meeslepen door verkeerde vrienden, heeft geen keus : hij moét meedoen aan de bendevorming in de gevangenis. Zulke kerels willen wij eruit halen, hen onderbrengen in Abraham House en hen op die manier een kans geven. Niemand betaalt ons ervoor, maar dat heeft het voordeel dat ook niemand ons de wetten stelt. Wij zijn van niets of niemand afhankelijk, en zijn dus vrij om te handelen zoals wij denken dat het moet. “

Sister Simone hoeft de bewoners van Abraham House niet te ronselen, er zijn te veel gegadigden die hààr opzoeken. “Er is plaats voor vijftien man”, zegt Sister Simone. “Maar zoveel nemen we er nooit tegelijk op wegens tijdsgebrek. We krijgen veel hulp van vrijwilligers als gepensioneerde bewakers of ex-gedetineerden. Père Peter Raphael is met pensioen, hij woont en werkt hier. Maar wij, de zusters, werken nog elders. Met het geld dat wij verdienen, houden wij Abraham House draaiend. Een zuster werkt in een ontwenningskliniek, een andere in de gevangenis, net als ik. Sinds 18 jaar ben ik full-time aalmoezenier in de gevangenis op Rikers’ Island. Dat is een eiland in New York, niet ver van The Bronx : er zitten 16.000 gevangenen. Toen ik in New York aankwam, wilde ik vrijwillig op Rikers’ Island gaan wonen, maar dat kon niet. Het is onderzocht, maar wettelijk was het onmogelijk : een gevangeniscel kan niet ingenomen worden door iemand zonder strafblad. Ik heb schertsend voorgesteld om uit stelen te gaan, maar het hielp niet. Aalmoezenier worden, was ook niet simpel. Een vrouw in een mannengevangenis, dat lag niet voor de hand. Vandaag de dag zijn er enkele vrouwelijke cipiers, maar destijds was ik er de eerste en enige vrouw. Ik mocht het als aalmoezenier proberen omdat er sinds lange tijd geen andere kandidaten voor waren. De eerste drie jaar heb ik er gewerkt zonder er één dollar voor te krijgen. Toen het bisdom inzag dat het geen zin had een andere aalmoezenier te zoeken, werd ik betaald voor de job. Mijn werkterrein in de gevangenis is het cachot, daar zitten de zwaarste gevallen in volledige afzondering. Die afdeling is bevolkt door moordenaars en verkrachters die al veroordeeld waren, maar ook in de gevangenis aan het vechten of moorden sloegen. “

Zware jongens, ” zeg ik, “kerels om bang voor te zijn. “

“Toch niet”, zegt Sister Simone. “Ze respekteren en accepteren mij. De meeste zwarten en Latino’s zijn godvruchtig of hebben minstens veel respekt voor de kerk. Voor hen zijn wij ook de enigen die er komen om te helpen. De anderen zijn er enkel om hen op te sluiten. Ze krijgen altijd hetzelfde te horen : no, no en nog eens no. Wij bieden hen iets anders en dat waarderen ze heel erg. De eerste jaren zegden ze me : ‘Je bent als mijn zuster. ‘ Nu is het eerder : ‘Je lijkt op mijn moeder. ‘ Mijn leeftijd, zeker”, lacht ze. “De meeste gedetineerden zijn ook erg jong. Als ik ervan overtuigd ben dat ik iets kan doen met iemand, praat ik met zijn advokaten, ik diskussieer met zijn rechters, en vraag of ik hem mee mag nemen. Wie gestraft is voor moord of andere gewelddadige misdaden, moet in de gevangenis blijven, maar een dief of een drugsdealer krijgen wij makkelijker mee. Ook first offenders maken eerder kans dan iemand die al voor de zoveelste keer opgesloten is. Meestal werken wij met dezelfde rechters. Ze willen geen enkel risico nemen, want dat is het toch. Ook voor ons. Die rechters, en er zijn er zeer strenge bij, vertrouwen ons honderd procent. Ze zien ook dat vrijgekomen gevangenen vrijwel meteen weer in de kriminaliteit belanden, en ze weten dat van diegenen die uit Abraham House komen, er nog niet één is hervallen. “

De mannen leven in Abraham House onder hetzelfde regime als in een gevangenis : totaal onder kontrole, maar in een totaal andere sfeer. Er wordt naar hen geluisterd, ze worden gerespekteerd en er heerst een klimaat van wederzijds vertrouwen. Ze gaan uit werken of ze gaan naar school vaak zijn ze analfabeet , maar er verlopen geen vijf minuten zonder dat de toezichters van Abraham House weten waar ze zijn. Met elk van haar gasten moet Sister Simone om de maand naar de rechtbank om verslag uit te brengen en om hun gedrag te evalueren. “Ze weten ook dat ze de verantwoordelijkheid voor zichzelf moeten opnemen en beantwoorden aan wat hen wordt gevraagd. Zoniet is er veel kans dat ze opnieuw achter de tralies belanden. Tot nu toe hebben we nog nooit iemand moeten terugsturen. Over enkele weken volgt de uitspraak voor een van onze jongens. De straf die hem wacht, kan drie jaar zijn, maar ook levenslang. Als hij ook maar iets mispeutert, krijgt hij minimum vijftien jaar. Hij past dus wel op. Bovendien geeft Abraham House hem een toekomstperspektief : hij werkt en als hij vrijkomt, zal hij een ander mens zijn met bovendien wat geld op de bank. “

En vrouwen die veroordeeld zijn tot gevangenisstraffen ? Wat wordt er van hen ? “Dat is een zeer groot probleem”, zegt Sister Simone. “De meesten van hen hebben kinderen. Een kind dat jonger is dan een jaar, gaat mee de gevangenis in. Oudere kinderen niet, en dan loopt een vrouw het risico haar kinderen te verliezen. Als ze bijvoorbeeld geen familie heeft die de kinderen zolang kan opvangen, worden ze geplaatst. Rechters zijn ook eerder geneigd vrouwen met kinderen vrij te laten dan mannen, ook omdat ze doorgaans minder gewelddadig zijn. Als ik de verantwoordelijkheid voor die vrouwen opneem, mogen ze naar huis. De voorwaarde is wel dat ik hen onder supervisie houd, dat ze wekelijks of vaker hier komen of dat ik hen opzoek. Het liefst openden we ook een vrouwenhuis, en misschien doen we dat nog wel, maar het stelt ons voor enorme financiële problemen. Hen onderbrengen in een flat is onmogelijk, want ze kunnen de huur niet betalen. Moeders met baby’s kunnen niet uit werken gaan, want wie past op hun kind ? Het enige wat we voorlopig kunnen doen, is hen met elkaar in kontakt brengen, zodat ze onderling wat kunnen regelen. Soms gaan er bijvoorbeeld vier van hen samenwonen. Ze maken afspraken over de kinderoppas zodat ieder van hen toch een paar dagen kan gaan werken. Of één van hen blijft thuis om voor alle kinderen te zorgen. Wij begeleiden niet enkel vrouwelijke veroordeelden, maar ook de gezinnen van mannen in de gevangenis. Als je alleen met de gevangenen werkt, verandert er niets. Ook al omdat ze elkaar blijven opzoeken en beïnvloeden wanneer ze weer op vrije voeten zijn. “

“De grootste miserie, ” zegt zuster Simone, “is trouwens niet die in de gevangenis, maar die in het gezin thuis. Een gedetineerde is meestal veel beter af dan zijn vrouw. Hij heeft tenminste een dak boven zijn hoofd en hij krijgt te eten. Vaak treft zijn vrouw geen enkele schuld, maar zij is wel de dupe : zij blijft achter met de kinderen, zonder enig inkomen. Veel kunnen we niet doen voor hen, behalve hen steunen. Een paar huizenblokken verderop houden we iedere zaterdag familiedag. Ze komen van heinde en verre, zelfs uit Boston en New Jersey, omdat het voor hen een houvast is. Ze voelen zich er veilig en hoeven zich niet te schamen omdat iedereen in hetzelfde schuitje zit. Voor en na de eucharistieviering houd ik spreekuur, in een zaaltje onder de kerk. Telkens zitten er dan zo’n honderdtal mensen te wachten. Ze hebben financiële zorgen, groter wordende kinderen die dreigen op het verkeerde pad te geraken… Het is voor hen bijna onmogelijk om op een eerlijke manier aan de kost te komen omdat ze illegaal zijn. Zaterdagavond kwam er nog een ex-bewoner op bezoek. Hij weende en weende zonder ophouden. Hij is Mexicaan, heeft drie kinderen en zijn enige bron van inkomsten was het verkopen van rozen bij de tunnels. Opeens werd dat verboden, en de politie nam hem zijn bloemen af. Omdat hij telkens herbegon, dreigden ze hem op te pakken.

Wij horen hier de ongelooflijkste verhalen, zien de meest onwaarschijnlijke toestanden van schrijnende armoede. Met de overheid kun je daarover niet praten, want illegalen bestaan zogezegd niet. Je hebt zelfs niet het recht om je om hen te bekommeren. Het enige wat je mag doen, is hen aangeven. Maar wij vragen niet of ze al dan niet legaal zijn, dat maakt voor ons geen enkel verschil. Arm is arm. Denk nu maar niet dat het allemaal kommer en kwel is. Die zaterdagen zijn ook telkens een feest. Er valt altijd wat te vieren : Kerstmis, moederdag, en wekelijks hebben we vier, vijf, zes verjaardagen. ‘Alleen zijn we verloren’, zeggen de mensen, ‘maar door het feit dat we allemaal samen één grote familie worden, kunnen we elkaar helpen. ‘ Wij zijn inderdaad een grote familie, die zich uitbreidt als een olievlek : we begeleiden nu al van zeer nabij 450 gezinnen. Ook als gevangenen weer vrij zijn, blijven ze komen. Veel ex-gevangenen beseffen dat ze misdaan hebben tegenover de gemeenschap, en ze willen het weer goedmaken. Iedereen werkt mee, iedereen doet iets : helpen koken, voedsel uitdelen, nieuwkomers opvangen. Wij hebben ook geen geld, dan doen we het maar zonder. Al wie we kennen is berooid, zo arm dat we hen te eten moeten geven. De overschotten die we van sommige restaurants krijgen, delen we uit. Soms vraag ik aan rijke parochies of mensen uit The Bronx, bij hun kerk, als de mis gedaan is, hun handwerk mogen verkopen. De opbrengst gaat naar wie nog armer is. “

Veroordeelde mannen en vrouwen begeleiden, het opvangen van hun gezinnen, de bijeenkomsten op zaterdag : het lijkt een onmogelijke opgave voor iemand die ook nog een zware voltijdse job heeft.

“De telefoon staat nooit stil”, zegt Sister Simone. “Er komen altijd mensen over de vloer en soms krijgen we honderd oproepen per avond. “

Als ik haar vraag waarom ze het doet, wat haar drijfveer is, zegt ze eenvoudig : “Roeping. ” Een duister, mysterieus woord dat kennelijk moeilijk uit te leggen is. “Jezus zei : wat ge doet voor de minste van mijn broeders, doet ge voor mij. Het middelpunt is God en het geloof brengt ons samen. Ik ben erg kristelijk overtuigd, en veel van onze mensen ook. Wie ik het best ken in de gevangenis, zijn katolieken die naar de mis komen. Hen krijg ik het vaakst te zien en ken ik automatisch beter. Maar we hebben zeer zeker ook mensen die niet katoliek zijn. Dat heeft geen belang voor ons, zolang ze onze overtuiging respekteren. “

Sister Simone : “Wij vragen niet aan mensen of ze al dan niet legaal zijn. Dat maakt voor ons geen verschil. Arm is arm. “

South Bronx : de wijk waar mensen onder hun bed slapen in plaats van erin, uit angst voor verdwaalde kogels.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content