Natuurlijke Nacht
Muizenissen
Toen ik mijn nachtlampje wilde uitklikken, zag ik een muis. Een miniturbo van onder de kast tot in een spleet van de vloer. Ik woon in een idyllisch houten huisje, dus moet ik dit erbij nemen. Doet geen kat kwaad, suste ik mezelf. Toch voelde ik de hele nacht de aandrang om mijn knieën op te trekken. Er zal toch geen verloren ontbijt-op-bed-kruimel te vinden zijn? Houdt een muis van lichaamswarmte? Tot overmaat van ramp hoorde ik op zolder trippelgeluiden, die telkens plagerig stopten als ik mijn dons van mijn oren trok. De zolder? Daar raak ik enkel met een ladder? Lopen muizen ook verticaal? Dan kon mijn bed geen hindernis meer zijn. Ik deed het licht weer aan en probeerde tot mijn verbazing iets belachelijks: ik miauwde.
Let Van Boeckel
Vier jetlags per maand
Als vroedman werk ik ’s nachts. Dat doet iets met je lichaam, neemt een deel van je fysieke mogelijkheden weg. Als ik toch eens overdag werk, merk ik het verschil. “Wat zie je er goed uit!” hoor ik dan vaak. De voortdurende overschakeling van ritme betekent ook dat ik vier keer per maand een jetlag heb. Toch kan ik er relatief goed tegen. Als je je job graag doet, lukt het zoveel beter. Een pilletje slikken om te kunnen slapen of om weer om te schakelen, dat doe ik niet. Nu al heb ik het gevoel dat ik roofbouw op mijn lichaam pleeg.
Voor de duidelijkheid: ik hou van de nacht op het bevallingskwartier. De sfeer is gemoedelijker, je werkt autonomer, en het mooiste is dat er meer natuurlijke bevallingen zijn. Overdag worden de meeste kinderen geboren, netjes gepland en georganiseerd. De nacht is minder voorspelbaar, spontaner. En de contacten, met collega’s, artsen, assistenten, ouders, verlopen anders. Er ontstaat gemakkelijker een diepere band, een goed gesprek.
’s Nachts is de intensiteit groter. De grenservaring. De spanning van zo’n existentieel moment. De fascinatie, de opwinding ook. Al heb je honderden bevallingen meegemaakt, bij een goede geboorte krijg je elke keer opnieuw die adrenalinestoot, die endorfinepiek. Dat werkt verslavend én opwekkend. Zo hou ik het nachtenlang vol.
Jo Deben
Blindelings
Mensen associëren de nacht altijd met het donker. Omdat ik volledig blind ben, denken ze dat het altijd nacht lijkt voor mij, dat ik voortdurend ‘donker’ zie. Maar ik zie gewoon niks! Uit je hand of je voet ‘zie’ je toch ook geen donker? Zo is het ook met mijn ogen.
Altijd nacht voor mij? Gelukkig niet! Ook ik word moe als ik een hele dag bezig ben geweest. Mijn innerlijke klok maakt me ’s morgens wakker, soms al voor mijn wekker vol leedvermaak zegt dat het tijd is. ’s Nachts klinken de geluiden ook anders. Vogels zwijgen, niemand maait zijn gras, stadsbussen zijn uitzonderlijk, de vuilnisbakken worden niet opgehaald. De wereld is rustig, als de buren tenminste de bloemetjes niet hebben buitengezet.
De geluiden verschillen ook van plaats tot plaats. Toen ik pas verhuisd was, werd ik plots wakker uit een diepe slaap. Ik dacht dat het al middag was. Mijn sprekend uurwerk was stuk. Op de radio zei de nieuwslezer: “Eén uur, het nieuws.” Ik werd er niet wijzer van. “Is het dag of nacht?” vroeg ik aan de slaperige stem van mijn vriendin aan de telefoon. Het was midden in de nacht! Ik herkende de nachtgeluiden in mijn nieuwe huis nog niet. Sindsdien staat het nummer van de sprekende klok in mijn geheugen gegrift.
Inge Piotrowski
Het licht uit en mondjes dicht
Aan de minuscule laboratoria in de planten hebben we onze zuurstof te danken. In de bladgroenkorrels speelt zich de fotosynthese af, een keten van chemische reacties die ook nog suikers oplevert voor de plant. Daarvoor is zonlicht nodig. Wordt met de duisternis het hele bos dan technisch werkloos? Niet helemaal. De opname van CO² of koolstofdioxide mag dan stilvallen, hun stofwisseling gaat door, ze blijven het koolzuur afscheiden (wat planten ongewenst maakt in slaapkamers). In de kruidlaag gedijen trouwens organismen die zo vertrouwd zijn met een bijna permanente schaduw dat ze aan de miniemste hoeveelheid licht voldoende hebben om toch zuurstof aan te maken.
Ook de waterhuishouding ziet er ’s nachts anders uit. Overdag verliest de plant bij elke opname van koolstofdioxide een kleine hoeveelheid vocht, omdat hij zijn huidmondjes opent. Na zonsondergang, als hij geen CO² meer nodig heeft, blijven de mondjes dicht. Op elke regel zijn er uitzonderingen. Zo zijn vetplanten in de woestijn noodgedwongen nachtwerkers. Hun huidmondjes gaan pas open tijdens koele nachten, zodat ze niet te veel vocht verliezen. De koolstofdioxide die ze ’s nachts oogsten, gooien ze overdag in het fotosynthetische proces.
Lotte Van Nevel
De truc met de postzegel
De ochtenderectie is de laatste van een hele reeks erecties die zich ’s nachts voordoet. Bij het begin van elke fase van de remslaap (zie ook p. 68 en p. 114) bruist het in onze hersenen van activiteit, maar ons lichaam is totaal verlamd. Behalve dan dat ene mannelijke onderdeel. Dat richt zich op in al zijn glanzende glorie, ongeacht wat het geestesoog van de slapende aanschouwt. Natte of droge dromen, dat doet er niet toe: de remslaaperectie is puur lichamelijk. Als alles goed gaat tenminste. Het fenomeen is een uitgelezen middel om impotentie te onderzoeken. Als mannen géén nachtelijke erecties hebben, is er gegarandeerd sprake van een anatomisch probleem. Heeft een man met impotentieklachten toch nachtelijke erecties, dan moet de oorzaak van zijn moeilijkheden elders gezocht worden.
Hoe men dat onderzoekt? Tegenwoordig zijn daar vernuftige methodes voor. De oude manier spreekt meer tot de verbeelding. Voor het slapengaan een postzegel kleven bij de top van de penis. Als die ’s nachts de kop opsteekt, is het antwoord duidelijk: het zit ‘m tussen de oren.
Griet Schrauwen
Allesgenezer
De teunisbloem behoort, met nog 124 andere kruidachtige planten uit Noord- en Zuid-Amerika, tot de soort Oenothera biennis, een tweejarige plant. De Engelse en de Duitse benaming ( evening primrose en gemeine Nachtkerze) zijn duidelijker over een typisch kenmerk: de bloemen gaan pas ’s avonds open, en verspreiden dan een fijne geur die pas bij de eerste zonnestralen weer verdwijnt.
De Oenothera is lang geleden naar Europa overgewaaid. Hier vond men ze begin achttiende eeuw al in de buurt van havens: de schepen die katoen vervoerden, vulden hun ruim met Amerikaanse aarde als ballast, vol zaadjes van Oenothera.
We weten dat de indianen de volledige plant aten, dat ze het bovengrondse gedeelte verwerkten tot een papje tegen abcessen en kwetsuren, en van de wortels een aftreksel brouwden tegen de hoest. Men zegt ook dat ze met de sterk geurende bladeren hun schoeisel inwreven eer ze op jacht gingen, om het wild te verschalken.
Wat vandaag nog het meest verbaast, is het aantal geneeskrachtige toepassingen van de olie uit teunisbloemzaden. In Amerika noemt men dit middel wel eens King’s cure all, die drie interessante zuren bevat: linolzuur, oleïnezuur en gammalinolzuur. Dit laatste is een voorloper van prostaglandine. De weldaden van producten met teunisbloemen gaan van het verzachten van premenstruele klachten tot het behandelen van eczeem.
Jean-Pierre Gabriel
Oenothera biennis kan in uw tuin: goede grond is niet noodzakelijk, droogte geen bezwaar. Bloei: van juni tot oktober.
Donkere woorden
Romantisch en bedreigend tegelijk, zo is de nacht altijd geweest. Niet te verwonderen dat hij op vele manieren doordrong in ons taalgebruik. Tot de zielloze objecten kun je onder meer de nachtzak rekenen, nachtwolken en nachtzweet. En hightechspul als de nachtdobber: een dobber met een door batterijen gevoed lampje, voor het sportvissen tijdens de nacht. Ook in fauna en flora tiert de nacht welig. Zo is er de selenicereus ofte nachtcactus, een klimmende, slanke zuilcactus die ’s nachts bloeit en voorkomt van Texas tot Argentinië. Enkele soorten daarvan worden vaak in kassen geteeld, zoals de koningin-van-de-nacht ( S. grandiflorus) en de prinses-van-de-nacht ( S. pteranthus). Het onderscheid tussen die twee laat zich simpel verklaren: de koningin heeft welriekende bloemen, de prinses moet die ontberen. Voorts heb je bij de flora nog nachtschone en nachtschade en vind je bij de fauna onder meer nachtapen, nachthagedissen en nachtpauwogen. De atlasvlinder, met een vleugelspanning van wel dertig centimeter, behoort tot deze indrukwekkende en hoogst poëtische familie.
Van het menselijke ras is dan weer de nachtbidder, Bargoens voor een bedelaar die ’s nachts komt schooien. Niet te verwarren met een nachtbiddertje, een stil gebedje. Ter voorkoming van nachtduivels bijvoorbeeld: demonen die, naar het oude volksgeloof, vrouwen in hun slaap zwanger kwamen maken.
Jean-Paul Mulders
Blik op scherp
In Afrika valt de nacht snel. In geen tijd verandert zonnegloed in duisternis, blauw wordt zwart. De avond voelt fris en kil, natuur verstomt en dreigt. Een nachtsafari, de zoektocht naar dieren die het daglicht schuwen, is een van de meest intense ervaringen in de bush. Blik op scherp, alle zintuigen gevoelig voor beweging en geluid, de intensiteit van een onverwachte ontmoeting.
De nacht heeft duizend ogen. Gevaar is onzichtbaar maar overal. Iedere nacht opnieuw zijn de antilopen op hun hoede voor de roofdieren. De lichtstraal fonkelt in hun ogen, een leeuw passeert op minder dan een meter. Ik voel de angst, terwijl in een acacia een Afrikaanse oehoe filosofeert.
Met James trek ik door de donkere delta van de Okavango, ’s werelds grootste oase in Botswana. We zien een luipaard, maar mijn gids wordt wild van enthousiasme als plots een aardvarken voor ons uitloopt, twee minuten lang. We zien zijn naakte huid, grote oren en spitse snoet. Zo’n moment onder de Afrikaanse sterrenhemel is uniek: ik weet niet meer of de rilling door mijn lijf ontroering is dan wel de nachtelijke kilte.
Mark Gielen
De Grote Mechaniek
Astronomen wisten het al eerder, nu wordt het voor iedereen pijnlijk duidelijk: in bewoonde gebieden bestaan geen nachten meer en dus geen sterren, wegens te veel strooilicht.
Nachten worden nog enkel ten volle beleefd in de woestijn omdat ze er wolkenloos zijn en stil, en vooral omdat ze bezaaid zijn met miljoenen sterren. Daarom sliep ik in de Grand Erg, in de Atacama en straks misschien in de Gobiwoestijn nooit onder een tentzeil, maar altijd onder het uitspansel. Het recept is eenvoudig: je graaft een heupkuiltje (zoals aangeraden door Baden Powell), duffelt je flink in, en wacht. Kennis van de astronomie is nauwelijks nodig: wie de Grote Beer, Orion of de Perseïden niet meteen herkent, kan toch zelf zijn eigen sterrenbeelden samenstellen uit de duizenden lichtpunten en gestalten. De voorafgaande lectuur van Le Petit Prince strekt tot aanbeveling: het meesterwerkje van Antoine de Saint Exupéry is de perfecte inleiding tot een nacht in de woestijn.
Of je in slaap sukkelt of wakker blijft, maakt niet uit. Wie wakker blijft, vergaapt zich met grote gulzigheid aan het wonder. Wie ontwaakt, beseft dat het hele firmament tijdens de slaap geruisloos is opgeschoven, gekanteld. En dat wij, ruggelings in het zand, daarin zachtjes worden meegevoerd. Noem het de Grote Mechaniek.
Pierre Darge
Sterren in de schijnwerper
BB ofte Bright Belgium. Die reputatie kreeg België van astronauten. Het felst verlichte land van Europa, een opvallende driehoek op nachtelijke satellietbeelden. Die felle gloed mag dan wel gezellig lijken, er zitten flink wat nadelen aan vast. Mensen gaan aan slapeloosheid leiden, trekvogels raken gedesoriënteerd. En dat zijn nog maar de opvallendste problemen. Het heeft ook gevolgen voor de amateur-astronoom: van de ongeveer 3500 sterren die normaal met het blote oog te zien zijn, zouden er in ons land nog maar een dikke 600 zichtbaar zijn. En vanuit een grootstad nog pakweg 100.
Door gerichte inspanningen zouden nochtans zowel de lichtvervuiling als de energierekening drastisch teruggeschroefd kunnen worden. Volgens studies maar liefst vijftig à zestig procent van het huidige jaarverbruik. Om burgers en bewindvoerders wakker te schudden en Vlaanderen tenminste één nachtje donker te houden, organiseerden de Bond Beter Leefmilieu en de Vlaamse Vereniging voor Sterrenkunde sinds halfweg de jaren negentig de jaarlijkse campagne Nacht van de Duisternis. In 2002 viel die op 9 november. Paradoxaal genoeg moesten de organisatoren vaststellen dat het doven van de openbare verlichting juist geld kost. Diverse gemeentes vonden achteraf van Electrabel een factuur in de bus voor het doven van de openbare verlichting.
Karen Hiergens, projectmedewerkster Bond Beter Leefmilieu
En toen was er licht
Van alle lichtbronnen zijn haard en fakkel de oudste. De fakkel is weinig meer dan twijgen of stro gedompeld in vet of olie. Later kwam daar de toorts bij, met een houten spaan geklemd in een handvat. Deze voorhistorische lichtbronnen bleven tot goed honderd jaar geleden in gebruik. Net als het eeuwenoude olielampje, reeds bekend bij de jagers van Lascaux, eigenlijk een schelp met wat olie of vet en een lontje van gedroogde mos, riet of vezels. Deze druipende en walmende pitten waren niet erg gebruiksvriendelijk. Voor de gewone man boden ook kaarsen geen alternatief: bijenwas was duur, hij moest tevreden zijn met een vetkaars van gesmolten dierlijk afval. Pas tegen 1850 werd paraffine, gewonnen uit aardolie, een goedkope oplossing.
Maar geen tien jaar later werd de kaars verdrongen door de petroleumlamp. Die werd zeer snel populair toen er in 1859 aardolie werd gevonden in Pennsylvania. Ook gasverlichting geraakte snel ingeburgerd voor grote gebouwen en de openbare weg. Het principe van de elektrische verlichting was al in 1835 bekend, maar pas in 1878 pakte Thomas Edison uit met zijn gloeilamp. Rond 1900 schakelde een groot deel van de middenklasse in de steden over op elektrische verlichting, op het platteland duurde dat tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Ondertussen werd ook de straatverlichting een bron van vermaak. Tijdens het interbellum trok de kerstversiering van Brussel en Parijs toeristen aan uit heel Europa. Nu kunstlicht bijna banaal is, kiezen opvallend veel interieurontwerpers voor gedempt licht dat amper sterker is dan een kaars.
Piet Swimberghe
De langste
Onverbeterlijke slapers en fuifnummers hebben het zeker in hun agenda genoteerd: de langste nacht, van 21 op 22 december. Dan gaat de zon in Ukkel onder om 16.39 uur en komt pas weer op om 08.43, een nacht van ruim 16 uur en 4 minuten. Daarna knabbelt de dag weer duisternis weg, met een snelheid van pakweg een uurtje per maand, zodat we op 21 juni de langste dag bereiken. Zo’n nacht van 16 uur is echter maar een hazenslaapje vergeleken met de poolnacht. Op het absolute arctische en antarctische punt duurt die simpelweg zes maanden.
Die wisselende dag-en-nachtindeling heeft alles te maken met de manier waarop de aarde in een baan om de zon draait. Tijdens die omwenteling draait de aarde ook nog om haar as, één rondje per dag. Die as staat echter niet loodrecht, maar wijst de hele tijd naar de poolster. Zo wendt het noordelijke halfrond zich enkele maanden af van de zon (winter), terwijl dat een half jaar later met het zuidelijk halfrond gebeurt. Halverwege de ellipsvormige baan komt de as loodrecht op de lijn zon-aarde en duren dag en nacht precies even lang, overal op de wereld en op hetzelfde moment. Equinox heet die toestand, we hebben er eentje in de lente (21 maart) en in de herfst (23 september). Dat zijn de ideale dagen voor slapers die van vastigheid houden, al zouden die er goed aan doen naar de evenaar te verhuizen: daar duren alle nachten van het jaar precies twaalf uur.
Ignace Van Nevel
Waar vind ik de Melkweg?
Natuurlijk houdt de astronoom van de nacht en die is dan liefst nog zo lang mogelijk. Want zonder nacht geen sterren, geen Melkweg, geen sterrenstelsels en sommige zeggen misschien ook geen maan (al kun je die natuurlijk ook vaak overdag zien). Voor de astronoom is de maan overigens veeleer een lastpost. De echte dark nights, zonder maan, zijn veel interessanter en dan ook enorm overvraagd op de grote sterrenwachten, zoals de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) in Chili.
De sterrennacht begint niet meteen na zonsondergang. Er is nog een tijdje schemering, pas als de zon 18° onder de horizon zakt, kunnen we echt aan de slag. Op onze breedtegraad raakt de zon in de zomer zelfs niet zo diep.
Het indrukwekkendst is de hemel op het zuidelijke halfrond in de nog deels verlaten woestijngebieden, zoals de Atacama in Chili of de Karoo in Zuid-Afrika. Daar heb je het mooiste gezicht op het centrum van onze Melkweg en op onze buren: de Magelhaense wolken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier