Mijn verborgen wereld
Hoe ziet het deel van je huis eruit waarin je je graag terugtrekt om tot rust te komen ? Hoe belangrijk is de intimiteit van een interieur ? We vroegen het aan vier interieurconnaisseurs die ons meteen de intiemste plek van hun woning laten zien.
Ooit woonde de mens onder een overhangende rots of in een tent met dierenhuiden om zich te beschermen tegen het ruwe klimaat en de vijanden. Hij vond dat ook gezellig, want daar ontdekte hij de intimiteit als een kostbaar goed. Bijna tot na de Tweede Wereldoorlog waren interieurs van de buitenwereld afgesloten eilandjes. Niet voor de lagere klasse natuurlijk die met velen in één kamer hokten. Maar we mogen ervan uitgaan dat die hunker naar geborgenheid zeer oud is.
Zelfs in onze hedendaagse transparante architectuur merken we een herwaardering van de intieme hoekjes, meestal een slaapkamer of een bibliotheek die meer muur dan glas heeft. Hoe belangrijk ze ook zijn, toch wordt er in de architectuur- en interieurliteratuur weinig gerept over intimiteit en privacy. Uit de talrijke reportages die Jan Verlinde en ikzelf samen maakten, trekken we alvast deze conclusie : hoe sterker het karakter van een interieur des te intiemer de sfeer en de persoonlijkheid van de bewoner. We vroegen vier interieurexperts ons de meest intieme plek van hun woning te tonen en uit te leggen wat hen daar zo aan bindt. We vroegen ook de sfeer, de kleuren en de objecten te beschrijven die erbij horen. Eerste verrassing : niemand koos voor zijn slaapkamer, toch de meest voor de hand liggende plek, of juist niet ?
Julie Grangé styliste bij Flamant
“Voor mij is de keuken de meest intieme en warme plek van het huis, waar iedereen samenkomt. Zelfs al ben ik heel alleen in huis, dan ben ik vaak in de keuken, het maakt ook niet uit of het winter is of zomer. Het liefst ben ik trouwens aan het koken, op een heel ontspannen manier. Zo draag ik zelden een keukenschort. Natuurlijk hoor je me dan wel eens sakkeren als er weer vlekken op mijn kleren zitten. Bij het koken hoort er natuurlijk een glaasje wijn. En er mogen ook mensen rond me staan, dat stoort niet, zolang ze zich niet moeien ! Laat ze vooral nooit de deksels oplichten, want ik doe alles graag zelf, ook de afwas. Wie bij mij wil zijn moet maar aan tafel zitten en iets drinken of een krant lezen. Een goede tafel in een keuken is trouwens onontbeerlijk. Niet alleen om in de keuken te eten, wat ik graag doe, maar ook om je spullen uit te pakken of om iets te lezen. Soms werk ik hier aan mijn keukentafel. Ik kan me hier verbazend goed concentreren op een schets of een ontwerp.”
“Ik heb deze keuken wel zelf niet ontworpen, maar de vrij landelijke en niet té klassieke stijl ligt me wel. Volgens mij schakelen nu trouwens veel mensen over van het pure, droge minimalisme naar een uitgezuiverde cottagestijl. Less is more is goed voor de architectuurtheorie, maar aan mij is dat adagium niet besteed. Voor mij heeft de ideale en intieme keuken geen witte muren, maar vrij donker geschilderde wanden, het liefst ‘donkergrijsbruin’ : een zeer menselijke tint. Ik vind ook dat een keuken vol potten en serviesgoed hoort te staan, in wat je een geordende chaos zou kunnen noemen. Half open keukenkasten of kasten met glas die alles laten zien zijn handig en mooi. Ik hou enorm van keukengerei, dat hoeft niet allemaal te worden opgeborgen. Wat hoort er daar nog bij ? Een groot bord om met een krijtje de boodschappen op te schrijven. Dat maakt nu eenmaal deel uit van de dagelijkse keukenrituelen.”
Dominique Desimpel handelt in en verzamelt artisanale tegels (Knokke)
“De hele woning moet intiem zijn, want de intimiteit is een goede levensgezel. Voor mij is het huis een kamerscherm dat zich met de rug naar de straat keert en onttrekt aan de buitenwereld. Ik zou nooit in een transparante woning kunnen wonen. Dit interieur is een vertaling van mijn ziel en is gestoffeerd met herinneringen : al wat hier staat heb ik ergens gevonden en meegebracht. Die objecten geven me een veilig gevoel, ze zijn een deel van mezelf. Ik ben ervan overtuigd dat voorwerpen een ziel hebben, een spirituele dimensie, ze kiezen zelf voor de personen bij wie ze belanden. Een intieme ruimte zit ook vol poëzie. Wie geen gevoel voor poëzie heeft, bewoont geen sfeervolle woning en verzamelt niet. Zulke mensen kunnen overal leven en voelen zich beter in een herkenbare, hedendaagse context : een soort confectiepak dat overal bij past. Voor mij moet een woning streekgebonden zijn. Ik woon in Damme, een melancholische plek, je mag dat voelen, hier hangt het licht uit de Middeleeuwen, de woning zit verankerd in de streek. Veel mensen vinden zo’n huis oubollig, maar daar heeft dit niets mee te maken. Het is ook niet omdat je je met oudheden omringt dat je niet van hedendaagse kunst of architectuur kunt houden.”
“Zoals je merkt, wens ik hier geen technologische snufjes : ik heb daar geen affiniteit mee. Voor mij betekent luxe gewoon intimiteit en op een intuïtieve wijze kunnen leven, zonder daar veel over na te denken. Geef me een haardvuur dat ik kan aansteken, een dagelijks ritueel, goed en zonder zoeterige romantiek. Ik hou van een zeker artisanaal leven. Dat geldt ook voor de objecten waarmee ik me omring of de tegels die ik verhandel : bijna alles is handwerk. Ik heb daar meer voeling mee dan met industriële producten.”
“Aan deze inkomruimte die ook gedeeltelijk als bureau dienst doet, merk je dat de buitenwereld veraf ligt : het is een begrensde ruimte. Dat is boeiend, want als ik ’s morgens door het weidse polderlandschap rij, dan geniet ik dubbel zoveel van de openheid. Hoewel ook dat landschap wordt begrensd, bomen zomen de weiden af. Ik hou van begrenzingen. Doorzichten van de ene kamer naar de andere zijn prachtig, maar de vertrekken mogen niet in elkaar overlopen, elke ruimte heeft een aparte functie. Ik kan niet in een grote ruimte functioneren met alles in één geheel. De woonkamer is geen eetkamer, die is bedoeld voor ontspanning en communicatie. De eetkamer moet apart zijn, anders gaat de intimiteit van de maaltijd verloren. Door alles in één ruimte onder te brengen banaliseer je het leven.”
Bea Mombaers zaakvoerster van de interieurzaal Items (Knokke)
“Ik ben de hele dag tussen de mensen. Dat is wel leuk, maar het doet je toch naar wat rust verlangen. Voor mij betekent dat intimiteit, genieten van de geborgenheid van mijn eigen interieur. Het liefst zit ik dan te lezen voor het haardvuur in deze woonkamer, waar het mooiste licht binnenvalt. En ik geniet dan ook van de spullen rondom mij. Dit is geen typisch Knoks decor, maar een modern interieur met een zekere nostalgie. Een knus romantisch decor is niets voor mij. Ik hou immers enorm van het Scandinavische design van de jaren zestig en zeventig. Deze strakke stijl brengt me rust. Voor de intimiteit hoef ik geen kleine afgesloten ruimte, ‘intiem’ kan net zo goed in een open loft, daarin voel ik me evenzeer thuis. Zo’n ruimte mag strak zijn van stijl, maar hoeft niet kraaknet te zijn. Ik hou van wat nonchalance, zoals een oude versleten vloer. Voor mij is het te sobere minimalisme trouwens al voorbij. Ik heb het graag gezien, maar zweer daar niet langer bij. Trouwens smaak evolueert, je verandert continu, wat leuk is, zo worden inrichtingen ontdekkingstochten.”
“Voor mij hoort er bij intimiteit helder licht, ik kan niet in een donkere ruimte leven. Een haard is wel belangrijk. De algemene structuur moet strak zijn en te veel objecten hoeven ook niet. Maar ik omring me wel graag met bepaalde voorwerpen en meubelen. Meestal gaat het om vintage design, zoals de emailkommetjes van de Deen Herbert Krenchel die ik onlangs op de kop heb getikt. Ze hebben levendige kleuren. Ik heb al mijn hele leven een zwak voor rood. Je merkt trouwens op dat de design weer kleur en ronde vormen apprecieert. Ook de Bertoia-stoelen, de tafel van Saarinen en de houten stoel van Eames hebben van die organische vormen. Die tafel heb ik trouwens maar pas gevonden. Ik ben dus constant op zoek. Kiezen doe ik heel intuïtief, ik zoek niet specifiek iets van een bepaalde ontwerper. Ik hou ook van een zekere mix, één uniforme stijl vind ik saai. Mijn intieme plek wordt gestoffeerd met dingen die ik zelf gevonden hebt. Het valt op dat mensen met smaak, of die nu klassiek of modern is, op zoek gaan naar persoonlijke souvenirs. Ze houden niet van de stereotiepe hotelstijl waarmee zoveel interieurs zijn ingericht, met spullen die recht uit een winkeletalage zijn geplukt. Ik denk trouwens dat persoonlijke accenten een belangrijk onderdeel wordt van de volgende interieurtrend.”
Gert Voorjans interieurarchitect
“Misschien verwacht je dat niet, maar voor mij moet de hal de intiemste plek zijn van een woning. Ook omdat daar zeer intense contacten kunnen groeien tussen mensen. Soms zie je daar iemand voor het eerst en soms wordt er afscheid van elkaar genomen. Het is ook een plek waar al eens iets wordt gefluisterd wat de rest van het gezelschap niet hoeft te horen. Salons zijn lang niet altijd intiem, omdat ze formeler zijn.”
“Deze hal is bewust mysterieus opgevat, met wanden bespannen met rood fluweel. Een hal moet je meteen in een huis verwelkomen, het mag geen saai gangetje zijn, dat is het trottoir op de straat al. In de oude architectuur werd het belang van de hal onderstreept, zelfs minder grote panden hadden een behoorlijk grote vestibule. De hal is niet zelden donker, dat is geen probleem, want ik hou van donkere ruimten. Mijn idee is dat je een donkere ruimte nog donkerder moet maken, want licht krijg je ze toch niet door bleek te schilderen. Een ruimte met veel licht moet je licht houden. Dan wordt het gevoel verscherpt wanneer je van de ene ruimte de andere betreedt, de verrassing is zoveel groter. Hier heb ik dat duidelijk gedaan, je komt van die warme, donkere hal in de lichtere woonkamer : een aparte ervaring.”
“Maar een hal en trappenhal moeten meer kunnen zijn dan een kale ruimte waar je snel doorheen stapt. Dat was hier ooit het geval, het huis werd in het midden verdeeld door een koude trappenhal waar niemand graag door stapte. Het was, zoals in veel herenhuizen, een verloren ruimte. Daarom heb ik er een soort extra salon van gemaakt. Als je nu vanuit de woonkamer hierheen kijkt, dan krijg je iets moois, een visuele luxe. De deuren mogen best open blijven staan. Ik heb van deze trappenhal een kunstkamer gemaakt. Het is de bedoeling trouwens om hier alles na verloop van tijd vol te hangen zoals in een echte picture gallery.”
“Maar het is ook een soort salon, want er staan zitmeubelen. Ik kan mij zelfs voorstellen dat je hier een diner geeft, er is plaats genoeg. Deze hal is ook weer anders dan de rest van de woning. Dat is ook belangrijk, ik hou niet van woningen waarvan alle kamers op elkaar lijken. Je kent ze wel, huizen die van kelder tot zolder baden in alle tonen van wit, van beige tot greige. Daarmee ben je snel uitverteld, dat is karakterloos.” n
Tekst Piet Swimberghe I Foto’s Jan Verlinde
“Er mogen mensen in mijn keuken staan, zolang ze zich
“Ik ben ervan overtuigd dat voorwerpen een ziel hebben, ze kiezen zelf bij wie ze belanden.”
“Voor mij hoort er bij intimiteit helder licht, ik kan niet in een donkere ruimte leven.”
“Een donkere ruimte kun je maar beter nog donkerder maken.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier